In deze zaak heeft de kinderrechter op 12 februari 2016 een beschikking gegeven met betrekking tot de gesloten uithuisplaatsing van een minderjarige, geboren in 2000. De Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidoost Nederland, had verzocht om een verlenging van de gesloten plaatsing, omdat er na een week nog geen gezinsvoogd was aangewezen door de gecertificeerde instelling, Stichting Bureau Jeugdzorg Limburg. De kinderrechter heeft de minderjarige, bijgestaan door haar advocaat, en de vader, die een tolk had, gehoord. De minderjarige gaf aan dat ze niet goed in haar vel zat en dat ze het contact met haar vader wilde verbeteren. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de gesloten uithuisplaatsing noodzakelijk was vanwege ernstige opgroei- en opvoedingsproblemen en dat er geen andere mogelijkheden waren op dat moment. De kinderrechter heeft de machtiging tot uithuisplaatsing met één week verlengd, om de GI te dwingen om snel een gezinsvoogd aan te wijzen en een vervolgplek voor de minderjarige te realiseren. De kinderrechter heeft de beschikking van 5 februari 2016 gehandhaafd, waarbij de minderjarige voorlopig onder toezicht is gesteld van de GI voor de duur van drie maanden. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders verzochte is afgewezen.