Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
- mr. R.A.J. van Leeuwen, voorzitter,
- mr. V.P. van Deventer,
- mr. J.M.G. Gunsing, leden.
Rechtbank Limburg
In deze zaak heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Limburg op 12 februari 2016 een verzoek tot wraking behandeld van een gedetineerde verzoeker, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. S.T. van Berge Henegouwen. Het wrakingsverzoek was gericht tegen de rechters die betrokken waren bij de behandeling van de strafzaak van verzoeker. De rechters, mr. R.A.J. van Leeuwen, mr. V.P. van Deventer en mr. J.M.G. Gunsing, hadden op 4 december 2015 besloten om verzoeker naar het Pieter Baan Centrum te verwijzen voor een klinische observatie, zonder hem vooraf te horen. Verzoeker stelde dat deze beslissing een schijn van vooringenomenheid wekte en in strijd was met artikel 317 van het Wetboek van Strafvordering, dat vereist dat de verdachte wordt gehoord voordat een dergelijk bevel wordt gegeven.
De rechters hebben in hun schriftelijke reactie op het wrakingsverzoek aangegeven dat er geen gronden zijn voor de vrees dat hun onpartijdigheid in het geding zou zijn. Ze stelden dat de beslissing om een observatie te gelasten noodzakelijk was voor een goede voorbereiding van de zaak en dat de raadsman van verzoeker op de hoogte was van de mogelijkheid van een dergelijk onderzoek. De wrakingskamer heeft vervolgens beoordeeld of er sprake was van objectieve partijdigheid. Hierbij is gekeken naar de feiten en omstandigheden die de vrees voor partijdigheid zouden kunnen onderbouwen.
De wrakingskamer concludeerde dat het geven van een bevel tot observatie en de verwijzing naar de rechter-commissaris procedurele beslissingen zijn die op zichzelf geen aanwijzing vormen voor vooringenomenheid. De wrakingskamer heeft het verzoek tot wraking ongegrond verklaard en afgewezen, waarbij werd opgemerkt dat de beslissing van de rechters niet in strijd was met de wet en dat verzoeker alsnog gehoord kon worden door de rechter-commissaris.