In deze beschikking van de Rechtbank Limburg, uitgesproken op 15 februari 2016, heeft de kinderrechter het verzoek van de gecertificeerde instelling Stichting Bureau Jeugdzorg Limburg (hierna: de GI) tot uithuisplaatsing van de minderjarige [minderjarige], geboren op [2005], afgewezen. De zaak betreft een complexe situatie waarin de minderjarige sinds 1 juni 2007 onder toezicht staat en eerder jarenlang uithuisgeplaatst is geweest. De GI had verzocht om de uithuisplaatsing van [minderjarige] tot het einde van de ondertoezichtstelling, met als argument dat dit noodzakelijk was voor de verzorging en opvoeding van de minderjarige. De kinderrechter heeft echter geoordeeld dat de GI niet voldoende heeft aangetoond dat de uithuisplaatsing noodzakelijk was en dat de moeder, ondanks haar pedagogische onmacht, een kans moet krijgen om haar dochter thuis te verzorgen en op te voeden. De kinderrechter heeft daarbij benadrukt dat de GI een zware verplichting heeft om de moeder te motiveren en te ondersteunen in haar rol als ouder. De beslissing om de uithuisplaatsing af te wijzen is genomen met het oog op de toekomst van de minderjarige en de noodzaak om haar een stabiele en veilige thuissituatie te bieden. De kinderrechter heeft de moeder aangespoord om samen met de GI en hulpverleners te werken aan een veilige opvoeding voor [minderjarige].