4.3.Schending zorgplicht?
4.3.1.Subsidiair, voor het geval het beroep op de vernietigbaarheid van de algemene voorwaarden niet zou slagen, stelt [eiser] zich op het standpunt dat de Stichting Arcus College de op haar rustende zorgplicht jegens hem heeft geschonden. Dit brengt volgens [eiser] met zich dat de Stichting Arcus College toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de onderwijsovereenkomst dan wel onrechtmatig heeft gehandeld jegens hem.
4.3.2.De Stichting Arcus College betwist dat zij de op haar rustende zorgplicht jegens [eiser] heeft geschonden en dat zij tekort is geschoten in de nakoming van de onderwijsovereenkomst dan wel onrechtmatig heeft gehandeld jegens [eiser] .
4.3.3.De voorzieningenrechter begrijpt het betoog van [eiser] aldus dat de Stichting Arcus College de op haar rustende zorgplicht heeft geschonden, hetgeen een toerekenbare tekortkoming in de nakoming van de onderwijsovereenkomst dan wel een onrechtmatige daad van de Stichting Arcus College jegens hem oplevert, zodat haar besluit om hem van de opleiding te verwijderen een deugdelijke grondslag ontbeert.
4.3.4.Bij zijn beoordeling stelt de voorzieningenrechter voorop dat tussen partijen niet in geschil is dat uit de tussen hen gesloten onderwijsovereenkomst voortvloeit dat de Stichting Arcus College een zorgplicht heeft jegens [eiser] . Evenmin is tussen partijen in geschil dat in het kader van die zorgplicht niet alleen van de Stichting Arcus College mag worden verwacht dat zij zich voldoende inspant om te bewerkstelligen dat haar leerlingen goede onderwijsresultaten behalen, maar ook dat zij voldoende maatregelen treft indien de schoolprestaties van een leerling achterblijven en/of sprake is van veelvuldig verzuim. Overigens rusten op grond van de onderwijsovereenkomst tussen de onderwijsinstelling en een leerling niet alleen verplichtingen op de onderwijsinstelling, maar ook op de leerling. Terwijl de onderwijsinstelling gehouden is deugdelijk onderwijs te verschaffen en voldoende begeleiding en ondersteuning te bieden, dient de leerling zich te houden aan de binnen de school geldende regels, zoals bijvoorbeeld de regels ter zake verzuim. De voorzieningenrechter zal tegen deze achtergrond beoordelen of de Stichting Arcus College aan de op haar rustende zorgplicht heeft voldaan. Bij die beoordeling acht hij de volgende feiten en omstandigheden van belang.
4.3.5.De Stichting Arcus College heeft gesteld dat [eiser] reeds in het studiejaar 2012/2013 toen hij nog deelnam aan de opleiding “Detailhandel” veelvuldig en zonder afmelding afwezig was, dat hij vaak te laat kwam, dat zijn houding jegens docenten en ander personeel van de Stichting Arcus College te wensen over liet en dat zijn studieresultaten onvoldoende waren. Dit heeft volgens de Stichting Arcus College ertoe geleid dat zij [eiser] in dat studiejaar een officiële waarschuwing heeft gegeven. Daarnaast voert de Stichting Arcus College aan dat [eiser] na zijn aanvang met de opleiding “Logistiek Teamleider” op 1 augustus 2013 nog steeds veelvuldig afwezig was en vaak te laat kwam, zowel op school als bij het stagebedrijf, dat zijn gedrag ook overigens nog steeds te wensen overliet en dat de docenten en mentoren regelmatig met [eiser] hierover in gesprek zijn gegaan. Hierbij heeft zij toegelicht dat [eiser] de afspraken, die onder andere betrekking hadden op de aanwezigheid van [eiser] op school en bij het stagebedrijf, die tijdens die gesprekken zijn gemaakt niet is nagekomen en dat hij evenmin gehoor heeft gegeven aan de schriftelijke waarschuwingen die hij heeft ontvangen. Bovendien heeft het bedrijf waar [eiser] in het schooljaar 2014/2015 stage had moeten lopen, die stage vanwege het hiervoor geschetste gedrag van [eiser] afgebroken. Desondanks heeft de Stichting Arcus College [eiser] vervolgens nog de kans gegeven om bij een ander leerbedrijf stage te lopen. Die stage is aangevangen op 23 september 2015. Op 22 oktober 2015 heeft een gesprek plaatsgevonden, omdat [eiser] wederom veelvuldig afwezig was en vaak te laat kwam. Ook na dit gesprek was [eiser] nog steeds veelvuldig afwezig. Het stagebedrijf heeft de stage om die reden op 4 november 2015, nog geen twee maanden na aanvang, beëindigd. Deze gang van zaken heeft ertoe geleid dat de Stichting Arcus College op 2 december 2015 het besluit heeft genomen om [eiser] van de opleiding te verwijderen, aldus de Stichting Arcus College. [eiser] heeft het hiervoor geschetste relaas van de Stichting Arcus College niet betwist, zodat de voorzieningenrechter uitgaat van de juistheid daarvan.
4.3.6.De voorzieningenrechter is van oordeel dat, gelet op hetgeen hiervoor is gebleken ten aanzien van de aard en ernst van het gedrag van [eiser] en in aanmerking nemende dat hij dit gedrag reeds vanaf 2012 structureel heeft vertoond zonder dat daarin op enig moment verbetering is opgetreden, terwijl de Stichting Arcus College vanaf 2012 talloze gesprekken met [eiser] heeft gevoerd over zijn gedrag en de consequenties daarvan en hem telkenmale de kans heeft gegeven om zijn gedrag te verbeteren, het besluit om [eiser] van de opleiding te verwijderen op zichzelf gerechtvaardigd is en in overeenstemming met de daaraan in de algemene voorwaarden gestelde eisen. Hierbij neemt de voorzieningenrechter in aanmerking dat de Stichting Arcus College [eiser] , hoewel zij niet daartoe gehouden was, de mogelijkheid heeft geboden om de opleiding bij haar op kwalificatieniveau twee in plaats van op niveau drie af te ronden dan wel de opleiding (op kwalificatieniveau drie) voort te zetten bij een andere onderwijsinstelling. De overigens eerst ter gelegenheid van de mondelinge behandeling door [eiser] geuite “formele” bezwaren tegen de besluitvorming van de Stichting Arcus College, inhoudende dat zij voorafgaand aan het nemen van het besluit tot verwijdering (ook) zijn ouders had moeten horen en overleg had moeten voeren met de onderwijsinspectie kunnen niet tot een ander oordeel leiden. [eiser] was ten tijde van het nemen van het besluit niet meer leerplichtig, zodat deze verplichtingen in zijn geval reeds hierom niet van toepassing zijn.
4.3.7.[eiser] stelt daar echter tegenover dat een psychiater inmiddels heeft vastgesteld dat hij aan een depressie lijdt. Volgens [eiser] is zijn gedrag en veelvuldig verzuim op school en tijdens de stages een gevolg daarvan. [eiser] is van mening dat de Stichting Arcus College had moeten signaleren dat zijn problemen een dieperliggende oorzaak hadden en dat zij alvorens het verstrekkende besluit te nemen om [eiser] van de opleiding te verwijderen, onderzoek had moeten doen naar die dieperliggende oorzaak en hem adequate begeleiding en ondersteuning had moeten bieden. Bovendien had de Stichting Aruc College bij het nemen van haar besluit rekening moeten houden met het feit dat hij de opleiding op dat moment bijna had afgerond, aldus [eiser] .
4.3.8.De voorzieningenrechter overweegt hieromtrent als volgt. Hoewel niet duidelijk is sinds wanneer [eiser] aan een depressie zou lijden en nog daargelaten dat het nog maar de vraag is of het hiervoor geschetste gedrag van [eiser] vanaf 2012 (volledig of gedeeltelijk) daaraan is toe te schrijven, hetgeen in ieder geval niet blijkt uit een verklaring van een onafhankelijke psychiater niet zijnde de behandelend psychiater van [eiser] en overigens ook niet blijkt uit de door [eiser] in het geding gebrachte verklaring van de behandelend psychiater, kan het de Stichting Arcus College niet worden verweten dat zij geen onderzoek heeft verricht naar een eventuele dieperliggende oorzaak van de problemen van [eiser] . De voorzieningenrechter overweegt daartoe dat [eiser] heeft erkend dat tijdens de gesprekken die hij met docenten en mentoren heeft gevoerd, is gevraagd naar een mogelijke dieperliggende oorzaak van zijn gedrag. [eiser] heeft eveneens erkend dat hij tijdens die gesprekken met geen woord heeft gerept over de aanwezigheid van een dergelijke oorzaak. Mede gelet op het feit dat niet is gesteld of gebleken dat er desondanks toch aanwijzingen of signalen waren op basis waarvan de Stichting Arcus College had kunnen en moeten veronderstellen dat het gedrag van [eiser] een dieperliggende oorzaak had, kan niet worden geconcludeerd dat zij de op haar rustende zorgplicht heeft verzaakt door geen onderzoek te doen naar het bestaan van een dergelijke oorzaak. Hoewel het wellicht raadzaam was geweest als de Stichting Arcus College [eiser] had verzocht om haar toestemming te geven om contact op te nemen met zijn ouders teneinde het gedrag van [eiser] en eventuele oorzaken daarvan met hen te bespreken, is de omstandigheid dat zij dit heeft nagelaten bezien in het licht van het feit dat zij geen aanknopingspunt had om te veronderstellen dat een dieperliggende oorzaak aanwezig was, onvoldoende om de conclusie te rechtvaardigen dat zij haar zorgplicht heeft geschonden. Bij deze stand van zaken kan evenmin worden volgehouden dat de besluitvorming van de Stichting Arcus College onzorgvuldig was, omdat daarbij geen rekening is gehouden met de gezondheidstoestand van [eiser] . De Stichting Arcus College was daar immers niet van op de hoogte en uit het voorgaande blijkt dat haar dat niet kan worden aangerekend.
4.3.9.[eiser] betoogt hiernaast weliswaar dat de kansen die hem door de Stichting Arcus College zijn geboden geen “echte” kansen waren en dat de Stichting Arcus College hem concrete begeleiding en ondersteuning had moeten bieden, maar de voorzieningenrechter gaat ook aan dat argument voorbij. Het had namelijk op de weg van [eiser] gelegen om te stellen welke begeleiding de Stichting Arucs College hem, in aanmerking nemende dat niet is gesteld of gebleken zij enig aanknopingspunt had om te veronderstellen dat het gedrag van [eiser] een dieperliggende oorzaak had, had moeten bieden. Daar komt bij dat niet is gesteld of gebleken dat [eiser] in de periode vanaf 2012 tot aan het moment waarop de Stichting Arcus College haar besluit tot verwijdering heeft genomen op enigerlei wijze aan de Stichting Arcus College te kennen heeft gegeven dat hij behoefte had aan extra begeleiding, hetgeen gelet op zijn leeftijd wel van hem kon worden gevergd. Ten slotte neemt de voorzieningenrechter in aanmerking dat aanwezigheid op school en, in de stageperiode, bij het stagebedrijf een absolute voorwaarde is om überhaupt (extra) begeleiding te kunnen bieden, terwijl vast staat dat [eiser] veelvuldig afwezig was en ook de aanvullende afspraken die tijdens de gesprekken met docenten en mentoren zijn gemaakt niet nakwam. Op basis hiervan is de conclusie dat de Stichting Arcus College de op haar rustende zorgplicht heeft verzaakt dan ook evenmin gerechtvaardigd.
4.3.10.Voorts kan het argument van [eiser] dat de Stichting Arcus College bij haar besluitvorming onvoldoende rekening heeft gehouden met het feit dat hij zijn opleiding bijna heeft afgerond, hem evenmin baten. De Stichting Arcus College heeft namelijk gemotiveerd betwist dat [eiser] zich in de afrondende fase van zijn opleiding bevond. De voorzieningenrechter neemt hierbij in aanmerking dat de Stichting Arcus College onweersproken heeft gesteld dat de totale opleiding uit drie à vier “kerntaken” bestaat, terwijl [eiser] ter gelegenheid van de mondelinge behandeling zelf heeft verklaard dat hij nog een à twee kerntaken dient te verrichten. Daar komt bij dat genoegzaam vast is komen te staan dat [eiser] nog geruime tijd stage dient te lopen alvorens de opleiding succesvol te kunnen afronden.
4.3.11.Ten slotte heeft [eiser] betoogd dat de omstandigheid dat hij zelf eerst recent op de hoogte ervan is geraakt dat hij aan een depressie lijdt waardoor hij de Stichting Arcus College niet eerder hierover kon informeren, niet aan hem mag worden tegengeworpen. Voor zover [eiser] hiermee beoogt te stellen dat de Stichting Arcus College gelet op hetgeen haar thans bekend is omtrent zijn gezondheidstoestand haar besluit om hem van de opleiding te verwijderen in heroverweging had moeten nemen, wordt die stelling gepasseerd. Reeds hiervoor is overwogen dat [eiser] niet heeft onderbouwd dat causaal verband bestaat tussen het gedrag dat hij reeds sinds 2012 structureel vertoont en de depressie die medio januari van dit jaar bij hem zou zijn vastgesteld. In dit verband had het op zijn weg gelegen om een verklaring van een onafhankelijke psychiater, niet zijnde de behandelend psychiater, in het geding te brengen waaruit blijkt dat hij aan depressie lijdt én waaruit tevens blijkt dat causaal verband bestaat tussen die depressie en het gedrag dat hij sinds 2012 op school en stage vertoont. Eerst dan zou aanleiding kunnen bestaan voor het oordeel dat de Stichting Arcus College haar besluit in heroverweging dient te nemen.
4.3.12.Uit het voorgaande volgt dat de Stichting Arcus College niet tekort is geschoten in de nakoming van de krachtens de met [eiser] gesloten onderwijsovereenkomst op haar rustende verbintenissen en dat zij evenmin onrechtmatig heeft gehandeld jegens [eiser] . Bij deze stand van zaken kan dan ook niet worden geconcludeerd dat een deugdelijke grondslag ontbreekt voor het besluit om [eiser] van de opleiding te verwijderen. De vordering van [eiser] zal daarom worden afgewezen.