ECLI:NL:RBLIM:2016:1242

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
12 februari 2016
Publicatiedatum
12 februari 2016
Zaaknummer
03/700309-15
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot zware mishandeling met een mes in Brunssum

Op 12 februari 2016 heeft de Rechtbank Limburg in Maastricht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 13 juni 2015 in Brunssum betrokken was bij een gewelddadig voorval. De verdachte, bijgestaan door zijn advocaat mr. L. Bien, werd beschuldigd van poging tot doodslag en poging tot zware mishandeling van twee slachtoffers, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]. De zaak werd behandeld op zittingen op 2 oktober 2015, 11 december 2015 en 29 januari 2016. De tenlastelegging hield in dat de verdachte met een mes stekende bewegingen had gemaakt in de richting van de slachtoffers, waarbij zij verwondingen opliepen. De officier van justitie eiste een bewezenverklaring van de subsidiaire tenlastelegging van poging tot zware mishandeling, terwijl de verdediging pleitte voor vrijspraak, stellende dat de verklaringen van de slachtoffers ongeloofwaardig waren en dat er onvoldoende bewijs was voor de beschuldigingen.

De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de slachtoffers, hoewel niet volledig consistent, voldoende steun vonden in andere bewijsmiddelen, zoals getuigenverklaringen. De rechtbank concludeerde dat de verdachte inderdaad met een mes had gezwaaid en dat hij daarmee de aanmerkelijke kans had aanvaard dat hij de slachtoffers zou verwonden. De rechtbank sprak de verdachte vrij van poging tot doodslag, maar achtte de poging tot zware mishandeling wettig en overtuigend bewezen. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 172 dagen, met aftrek van het voorarrest, en een taakstraf van 180 uren, met vervangende hechtenis bij niet-naleving.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer: 03/700309-15
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 12 februari 2016
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
wonende te [adresgegevens verdachte] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. L. Bien, advocaat, kantoorhoudende te Maastricht.

1.Het onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zittingen van 2 oktober 2015, 11 december 2015 en 29 januari 2016. De verdachte en zijn raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte heeft geprobeerd om [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] te doden, dan wel dat hij heeft geprobeerd aan hen zwaar lichamelijk letsel toe te brengen.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie komt tot een bewezenverklaring van het subsidiair tenlastegelegde. Zij overweegt dat ter beantwoording van de vraag of verdachte met een mes in de richting van [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft gezwaaid en/of gestoken, eerst gekeken moet worden naar de verklaringen van onafhankelijke getuigen. Getuige [getuige 1] is de buurman van [slachtoffer 2] . Hij heeft verklaard dat hij zag dat [slachtoffer 1] onder het bloed zat en dat [slachtoffer 2] in de dakgoot lag en dat hij het raam voor [slachtoffer 2] heeft geopend. Verder heeft hij verklaard dat [slachtoffer 1] hem direct na het incident vertelde dat zij door [verdachte] waren overvallen, dat [verdachte] helemaal was doorgedraaid en dat zij tussen [verdachte] en [slachtoffer 2] was gesprongen en gewond was geraakt. De verklaring van [getuige 1] correspondeert met de foto’s waarop de bloedspetters zichtbaar zijn. Getuige [getuige 2] bevindt zich op straat als hij een man op het dak ziet zitten. Hij heeft direct nadat het incident had plaatsgevonden verklaard dat de man op het dak zei dat hij gestoken was met een mes.
Deze twee verklaringen zijn in de ogen van de officier van justitie doorslaggevend en zij vinden ook ondersteuning in andere bewijsmiddelen. Zowel [slachtoffer 1] als [slachtoffer 2] hebben verklaard dat verdachte met een mes in zijn handen op hen af kwam en dat [slachtoffer 2] via het raam het dak op is gevlucht. Het letsel van [slachtoffer 1] past in het scenario dat zij tussen verdachte en [slachtoffer 2] is ingesprongen en zo met het mes is geraakt.
Verdachte kan geen verklaring geven voor de verwondingen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] . Zijn verklaring dat hij naar de kamer van [slachtoffer 2] is gegaan omdat [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] ruzie hadden, is ongeloofwaardig, omdat [getuige 1] , die de kamer naast de kamer van [slachtoffer 2] bewoont, niets over een ruzie tussen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft verklaard en [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] beiden ontkennen dat zij ruzie hadden. Verdachte had die dag gedronken en zijn vriendin had het uitgemaakt. De lezing van verdachte, dat hij door [slachtoffer 2] werd aangevallen en zich daartegen heeft verdedigd, strookt niet met het feit dat hij zich twee weken lang heeft schuilgehouden voor de politie.
Op grond hiervan is de officier van justitie ervan overtuigd dat verdachte die bewuste avond het initiatief heeft genomen om het mes te pakken en daarmee te zwaaien, steken of snijden. Er zijn volgens de officier van justitie onvoldoende bewijsmiddelen voorhanden om te kunnen komen tot een bewezenverklaring van poging tot doodslag. Daarbij heeft zij ook gelet op de aard van het bij [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] ontstane letsel.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair bepleit dat verdachte dient te worden vrijgesproken van zowel het primair als het subsidiair tenlastegelegde. Hij heeft daartoe aangevoerd dat de verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] ongeloofwaardig, wisselend en innerlijk tegenstrijdig zijn. In het dossier is verder ontlastend bewijs te vinden. Zo heeft getuige [getuige 3] verklaard dat hij bij verdachte geen bloedsporen heeft waargenomen en bevestigt de wond die verdachte aan zijn hand heeft zijn verhaal dat hij zich heeft moeten verdedigen. Verder is er geen sporenonderzoek verricht op de plaats delict en is er geen DNA-materiaal op het heft van het mes aangetroffen dat matcht met het DNA van verdachte. De officier van justitie geeft een interpretatie van de verklaring van [getuige 1] , in die zin dat in die verklaring nergens staat te lezen dat hij een ruzie tussen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] niet heeft gehoord. Dat [slachtoffer 2] op het dak is gaan zitten, onderschrijft evenzeer de juistheid van de verklaring van verdachte.
Het alternatieve scenario dat door verdachte is geschetst blijft naar de mening van de raadsman voldoende overeind, waardoor sprake is van gerede twijfel, die in het voordeel van verdachte dient te wegen.
Subsidiair heeft de raadsman nog aangevoerd dat, indien de rechtbank tot een bewezenverklaring van het subsidiair tenlastegelegde komt, het letsel van [slachtoffer 2] zo oppervlakkig is dat dit onderdeel van de tenlastelegging niet bewezen verklaard kan worden.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
[getuige 1] heeft verklaard dat hij de bewuste avond wakker werd van tumult, komend uit de kamer van [slachtoffer 2] . Aansluitend zag hij op de gang [slachtoffer 1] staan. Zij was bebloed, riep om hulp en was bang. [slachtoffer 1] vertelde dat zij door [verdachte] overvallen waren, dat [verdachte] helemaal was doorgedraaid, dat [verdachte] en [slachtoffer 2] aan het vechten waren en dat [verdachte] ineens een mes pakte en begon in te steken op [slachtoffer 2] . Zij vertelde verder dat zij ertussen was gesprongen en daardoor gewond was geraakt. [getuige 1] heeft verklaard dat hij meerdere snijwonden op haar armen zag. [slachtoffer 2] trof hij aan in de dakgoot. [2]
Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat hij op 13 juni 2015 op een feestje was toen hij een man op het dak van het pand aan de [adres] zag zitten. De man zei dat hij gestoken was met een mes. [3]
Als de politie ter plaatse gaat aan de [adres] te Brunssum treffen zij op de kamer van [getuige 1] [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] aan. Zij hebben steek- en/of snijwonden aan armen en handen. De verbalisanten zien bloedspatten op de galerij. [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] vertellen de verbalisanten dat [verdachte] de kamer van [slachtoffer 2] was binnengekomen, een mes uit het messenblok had gepakt en hun beiden daarmee had gestoken. [4]
[slachtoffer 1] heeft verklaard dat zij op 13 juni 2015 samen met [slachtoffer 2] op diens kamer was aan de [adres] te Brunssum toen verdachte opeens boos binnen kwam lopen. Nadat hij zowel [slachtoffer 1] als [slachtoffer 2] had geslagen, liep hij naar het aanrechtblok en nam daar een groot mes van uit het messenblok. Vervolgens liep hij met dit mes op [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] af en begon op [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] in te steken. [slachtoffer 1] voelde hevige pijn in haar armen en handen. Verdachte bleef in het wilde weg op [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] insteken. [slachtoffer 2] vluchtte door het raam naar buiten. Verdachte stak [slachtoffer 1] toen in haar middelvinger. [5]
[slachtoffer 2] heeft verklaard dat hij die dag samen met [slachtoffer 1] op bed lag in zijn kamer toen verdachte de woning binnen kwam. Nadat verdachte hen beiden enkele klappen had toegediend, pakte hij een mes uit het messenblok en kwam hij daarmee op [slachtoffer 2] afgelopen. Hij hield de snijkant van het mes naar buiten en raakte [slachtoffer 1] . Zij werd op meerdere plaatsen op haar lichaam geraakt. Telkens als [slachtoffer 1] zich voor [slachtoffer 2] begaf, stak verdachte op haar in. Op een gegeven moment kwam verdachte met het mes op [slachtoffer 2] af. Deze hield zijn arm voor zijn gezicht en voelde daar hevige pijn. Hij zag dat er een snee van vier à vijf centimeter op zijn linker onderarm was ontstaan. [slachtoffer 2] is vervolgens via het klapraam het dak op geklommen. [6]
Verdachte heeft verklaard dat hij die avond in de woning van [slachtoffer 2] is geweest en [slachtoffer 2] een klap en een duw heeft gegeven. Ook heeft hij verklaard dat hij het mes in zijn handen heeft gehad. [7]
Verdachte heeft echter ook verklaard dat [slachtoffer 2] op hem af kwam en dat hij de bewegingen van [slachtoffer 2] heeft afgeweerd, waardoor hij gewond is geraakt aan zijn hand. Waar hij bij de voorgeleiding voor de rechter-commissaris nog vertelde dat hij geen mes gezien of in zijn handen gehad had, heeft verdachte ter terechtzitting het vermoeden uitgesproken dat [slachtoffer 2] een mes in zijn hand hield toen hij hem aanvloog. Verdachte heeft de arm van [slachtoffer 2] weggeslagen. Verdachte heeft vervolgens het mes van de vloer gepakt en in zijn hand gehouden.
Naar het oordeel van de rechtbank staat vast dat verdachte in de avond van 13 juni 2015 in de woning van [slachtoffer 2] is geweest en dat hij zowel [slachtoffer 1] als [slachtoffer 2] heeft mishandeld. Ook staat vast dat verdachte op enig moment een mes in zijn handen heeft gehad. De vraag die echter voor ligt is of verdachte met dat mes stekende bewegingen in de richting van [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft gemaakt. De rechtbank beantwoordt die vraag bevestigend en overweegt daartoe als volgt.
Weliswaar stemmen de verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , zoals ook door verdachte betoogd, op punten niet met elkaar overeen, maar die punten betreffen slechts details, maken de verklaringen op zichzelf en ook in hun onderlinge samenhang bezien niet ongeloofwaardig en zijn evenmin anderszins relevant voor het bewijs. Op het cruciale punt, namelijk dat verdachte stekende bewegingen in hun richting heeft gemaakt terwijl hij een mes in zijn handen hield, stemmen hun verklaringen overeen. Daarbij komt dat deze verklaringen steun vinden in andere bewijsmiddelen. Zo heeft [getuige 1] verklaard dat [slachtoffer 1] bloedde en overstuur was. Tevens heeft [slachtoffer 1] tegenover [getuige 1] overeenkomstig haar aangifte verklaard. Op dat moment had zij nog geen gelegenheid gehad om met [slachtoffer 2] over het voorval te praten. [slachtoffer 2] was immers het dak op gevlucht en [getuige 1] heeft een raam moeten openen om hem weer binnen te laten. Ook heeft [getuige 2] verklaard dat er een man op het dak zat die riep dat hij gestoken was.
Dat getuige [getuige 3] heeft verklaard dat verdachte niet onder het bloed zat, zoals door de raadsman naar voren is gebracht, maakt het oordeel van de rechtbank niet anders. Immers, de verwondingen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] waren oppervlakkig, waardoor het goed mogelijk is dat verdachte geen of slechts weinig bloed op zijn kleding en handen heeft gekregen. De wond die verdachte aan zijn hand had, kan hij evengoed hebben opgelopen toen hij zelf het mes vasthield. Dat ontlast hem naar het oordeel van de rechtbank evenmin. Ten slotte betekent het ontbreken van verdachtes DNA-materiaal op het heft van het mes naar het oordeel van de rechtbank niet dat hij dit niet vast heeft gehad. Verdachte heeft immers zelf verklaard dat hij het mes heeft gepakt en vastgehouden.
Daar komt bij dat verdachte het letsel dat [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hebben opgelopen niet kan verklaren. Zij kunnen het elkaar in elk geval niet hebben toegebracht, nu [slachtoffer 2] in verdachtes aanwezigheid het dak op is gegaan en daar pas van afgekomen is, toen [getuige 1] het raam weer voor hem opende.
Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat het handelen van verdachte niet gekwalificeerd kan worden als een poging tot doodslag. Zij zal verdachte dan ook van het primair tenlastegelegde vrijspreken.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte door het steken met een mes in de richting van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft geprobeerd hen zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. Verdachte heeft immers in een kleine ruimte tijdens een gevecht dat mes vastgehouden en daarmee bewegingen in de richting van hun lichamen gemaakt. Door zo te handelen heeft verdachte bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat hij [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] met het mes zou raken en verwonden. Gelet op de agressieve situatie die in de kleine ruimte was ontstaan, kon verdachte naar het oordeel van de rechtbank niet gericht steken, waardoor de aanmerkelijke kans aanwezig was dat hij hun zou raken in vitale delen van het lichaam.
De rechtbank acht de subsidiair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling daarom wettig en overtuigend bewezen.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
op 13 juni 2015 in de gemeente Brunssum ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen met dat opzet met een mes stekende en/of slaande en/of zwaaiende bewegingen heeft gemaakt naar of in de richting van de zich op zeer korte afstand van hem, verdachte, bevindende [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of met een mes die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] in diens hand(en) en/of arm(en) heeft gestoken en/of gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert het volgende strafbare feit op:
subsidiair: poging tot zware mishandeling.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De gezondheidszorgpsycholoog drs. C. Moerland heeft over de geestvermogens van de verdachte op 8 oktober 2015 een rapport uitgebracht. De rechtbank komt op basis van de in dat rapport vervatte bevindingen niet tot de conclusie dat bij de verdachte sprake is van een omstandigheid die zijn strafbaarheid geheel uitsluit. De gezondheidszorgpsycholoog heeft geen advies kunnen geven met betrekking tot de toerekeningvatbaarheid.
De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 15 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft, gelet op de positieve wending die verdachte aan zijn leven heeft gegeven, te volstaan met het opleggen van een gevangenisstraf die gelijk is aan de tijd die verdachte in voorarrest heeft gezeten, eventueel aangevuld met een taakstraf.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot zware mishandeling van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] . Hij heeft beiden met een mes verwond aan de armen en/of handen. Poging tot zware mishandeling is een ernstig strafbaar feit, nu dit een feit betreft dat de lichamelijke integriteit schendt.
Voor het bepalen van de strafmaat heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het LOVS. Daar is een oriëntatiepunt vastgesteld voor het bestraffen van zware mishandeling waarbij met behulp van een wapen, niet zijnde een vuurwapen, lichamelijk letsel is toegebracht, te weten een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 7 maanden. De rechtbank zal dit als uitgangspunt nemen.
Strafverzwarend werkt dat het in deze zaak om twee slachtoffers gaat en dat de verdachte een omvangrijk strafblad heeft, waarop eerdere veroordelingen voor geweldsfeiten staan. Aan de andere kant weegt dat het hier niet om een voltooid misdrijf, maar om een poging tot zware mishandeling gaat. Verder zal de rechtbank meewegen dat verdachte ter terechtzitting ten aanzien van zijn persoonlijke omstandigheden een serieuze en oprechte indruk heeft gemaakt en dat hij de rechtbank ervan heeft overtuigd dat hij bezig is zijn leven een positieve wending te geven. Zo heeft hij recentelijk geen drugs en/of alcohol meer gebruikt, heeft hij zelf het initiatief genomen om via de huisarts een doorverwijzing te bewerkstelligen naar een psycholoog en zorgt hij voor zijn partner die met gezondheidsproblemen kampt.
Hierin en in het omvangrijke strafblad van verdachte ziet de rechtbank geen aanleiding om een voorwaardelijk deel aan de op te leggen straf te verbinden.
Alles overwegende vindt de rechtbank een gevangenisstraf van 172 dagen, met aftrek van het voorarrest, en een taakstraf van 180 uren, bij niet verrichten te vervangen door 90 dagen hechtenis, een passende straf.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 22c, 22d, 45 en 302 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt de verdachte vrij van het primair tenlastegelegde;
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde het strafbare feit oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte tot een
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
  • veroordeelt de verdachte tot een
  • beveelt dat indien de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van
Dit vonnis is gewezen door mr. P.H.M. Kuster, voorzitter, mr. J.H. Klifman en mr. P.H. Brandts, rechters, in tegenwoordigheid van mr. K. Mahovic, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 12 februari 2016.
Buiten staat
Mr. J.H. Klifman en mr. P.H. Brandts zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 13 juni 2015 in de gemeente Brunssum ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] opzettelijk van het leven te beroven, met dat opzet met een mes, in elk geval met een scherp voorwerp stekende en/of slaande en/of zwaaiende bewegingen heeft gemaakt naar of in de richting van de zich op zeer korte afstand van hem, verdachte, bevindende [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of met een mes, in elk geval met een scherp voorwerp, die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] in diens hand(en) en/of arm(en) heeft gestoken en/of gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij op of omstreeks 13 juni 2015 in de gemeente Brunssum ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen met dat opzet met een mes, in elk geval met een scherp voorwerp stekende en/of slaande en/of zwaaiende bewegingen heeft gemaakt naar of in de richting van de zich op zeer korte afstand van hem, verdachte, bevindende [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of met een mes, in elk geval met een scherp voorwerp, die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] in diens hand(en) en/of arm(en) heeft gestoken en/of gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie eenheid Limburg, district Parkstad-Limburg, basisteam Brunssum/Landgraaf, proces-verbaalnummer PL2300-2015111700, gesloten d.d. 24 juni 2015, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 47.
2.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] d.d. 24 november 2015, dat geen deel uitmaakt van de doornummering.
3.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] , pagina 14.
4.Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 22-23.
5.Het proces-verbaal aangifte van [slachtoffer 1] , pagina 4-5.
6.Het proces-verbaal aangifte van [slachtoffer 2] , pagina 11-12.
7.De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 29 januari 2016.