ECLI:NL:RBLIM:2016:1175

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
11 februari 2016
Publicatiedatum
11 februari 2016
Zaaknummer
C/03/213823 / FA RK 15-3941
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot wijziging van ouderlijk gezag en verlening van vervangende toestemming voor verhuizing naar Oostenrijk

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 11 februari 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen een moeder en een vader over de ouderlijke verantwoordelijkheden van hun minderjarige dochter. De moeder verzocht om wijziging van het gezamenlijk ouderlijk gezag naar eenhoofdig gezag en om vervangende toestemming om met de minderjarige naar Oostenrijk te verhuizen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er onvoldoende aanknopingspunten zijn om het uitgangspunt van gezamenlijk gezag te verlaten. De rechtbank oordeelt dat het risico bestaat dat de vader geheel uit het leven van de minderjarige zal verdwijnen als de moeder alleen met het gezag wordt belast, wat niet in het belang van de minderjarige is. De rechtbank wijst het verzoek tot wijziging van het gezag af, maar verleent de moeder wel toestemming om met de minderjarige naar Oostenrijk te verhuizen. De rechtbank benadrukt dat de moeder moet zorgen voor een zorgvuldige opbouw van de contactregeling tussen de vader en de minderjarige, ook na de verhuizing. De proceskosten worden gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

Rechtbank Limburg

Familie en jeugd
Zittingsplaats Roermond
Zaaknummer: C/03/213823 / FA RK 15-3941
Beschikking van 11 februari 2016 betreffende ouderlijke verantwoordelijkheden
in de zaak van:
[de moeder],
wonende te [woonplaats moeder] , [adres moeder] ,
hierna te noemen de moeder,
advocaat: mr. H.P. Janssen-Wikkers bc. te Venray;
tegen:
[de vader],
wonende te [woonplaats vader] , [adres vader] ,
hierna te noemen de vader,
advocaat: mr. D. Strijbosch te Venray,
betreffende de minderjarige:
[de minderjarige] , geboren te [geboorteplaats minderjarige] op [geboortedag minderjarige] 2003.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Dit blijkt uit het volgende:
- het verzoekschrift, binnengekomen bij de rechtbank op 18 november 2015;
- het verweerschrift, binnengekomen bij de rechtbank op 13 januari 2016;
- de mondelinge behandeling, welke heeft plaatsgevonden op 14 januari 2016 en waarbij zijn verschenen:
- de ouders, bijgestaan door hun advocaten;
- mw. [X] , vertegenwoordigster van de raad voor de kinderbescherming.
1.2.
Met de minderjarige is voorafgaand aan de zitting buiten aanwezigheid van partijen door de voorzitter gesproken. Ter zitting heeft de voorzitter de inhoud van dit verhoor zakelijk weergegeven, waarna alle aanwezigen de gelegenheid hebben gekregen daarop te reageren.

2.De vaststaande feiten

2.1.
De buitenhuwelijkse relatie van de vader en de moeder is medio 2011 beëindigd. De vader heeft de minderjarige erkend. De ouders hebben sinds 26 augustus 2003 het gezamenlijk gezag over de minderjarige, zoals blijkt uit de aantekening in het gezagsregister bij de rechtbank.
2.2.
Bij beschikking van 23 januari 2013, zaaknummer [zaaknummer] , heeft deze rechtbank een verdeling van de zorg- en opvoedingstaken vastgesteld.

3.Het verzoek

3.1.
De moeder verzoekt:
- wijziging van het gezamenlijk ouderlijk gezag in het eenhoofdig gezag;
- wijziging van bij beschikking van 23 januari 2013 vastgestelde zorgregeling in die zin
dat de vader in overleg met [de minderjarige] gerechtigd is tot het hebben van omgang met haar;
subsidiair, naar de rechtbank begrijpt, indien het gezamenlijk gezag in stand blijft,
- vervangende toestemming aan de moeder te verlenen om samen met [de minderjarige] naar
Oostenrijk te verhuizen.
3.2.
De moeder heeft aangevoerd dat de zorgregeling niet wordt nagekomen door de vader. [de minderjarige] heeft steeds minder contact met de vader. In 2015 heeft zij hem slechts zes of zeven keer gezien en de laatste keer is al weer maanden geleden. De vader heeft zijn verslaving nog niet onder controle en gebruikt nog steeds frequent drank en drugs. [de minderjarige] vindt dit niet fijn en is niet graag bij de vader in zijn woning. [de minderjarige] wil alleen contact met de vader wanneer zij dat zelf wil.
De moeder wil graag met [de minderjarige] naar Oostenrijk verhuizen om te kunnen trouwen en samenwonen met haar jeugdliefde uit Bosnië, die al vijfentwintig jaar in Oostenrijk woont. Zij hebben dezelfde achtergrond en spreken dezelfde taal. Hij heeft een eigen woning en werkt al twaalf jaar voor dezelfde werkgever. [de minderjarige] is al een aantal keren op vakantie in Oostenrijk geweest en heeft een hele goede band met haar aanstaande stiefvader. Ook heeft [de minderjarige] al kennis gemaakt met de school waar zij mogelijk naar toe zal gaan. De moeder en [de minderjarige] hopen door de verhuizing rust te vinden en een veiliger en gelukkiger toekomst tegemoet te kunnen zien. [de minderjarige] kan dan via skype of telefoon, mailtjes of brieven en facebook contact hebben met de vader. Tevens zijn de moeder en haar aanstaande echtgenoot bereid vakanties in Nederland door te brengen, zodat [de minderjarige] de vader kan ontmoeten. De moeder stond en staat het contact met de vader niet in de weg en is bereid daarin te faciliteren. Op het moment dat er meer rust en afstand is, zal er bij [de minderjarige] meer ruimte ontstaan om de vader in haar leven te houden.
Gezien de explosieve relatie en slechte communicatie tussen de ouders durven zowel de moeder als [de minderjarige] niet aan de vader te vertellen dat zij willen verhuizen. Zij zijn bang dat de vader zich dan zeer agressief zal opstellen. Het lukt de ouders niet om te overleggen over [de minderjarige] . [de minderjarige] heeft altijd veel last ondervonden van de strijd tussen de ouders en zij heeft altijd geprobeerd ruzies te voorkomen, waardoor zij onvoldoende toekwam aan haar eigen ontwikkeling. [de minderjarige] vertoonde geruime tijd sterk geparentificeerd gedrag.
De onmogelijkheid van de ouders om aan hun ouderlijke verantwoordelijkheden gezamenlijk invulling te geven - hetgeen er toe heeft geleid dat [de minderjarige] al jaren klem zit tussen de ouders - acht de moeder reden om het ouderlijk gezag te wijzigen en haar eenzijdig te belasten met het gezag over [de minderjarige] . Alle belangrijke en minder belangrijke beslissingen worden door de moeder genomen. Indien de moeder niet alleen belast zal worden met het gezag, verzoekt zij vervangende toestemming om met [de minderjarige] naar Oostenrijk te verhuizen.

4.Het verweer

4.1.
De vader verzoekt de moeder niet ontvankelijk te verklaren in haar verzoeken, althans haar verzoeken af te wijzen als zijnde ongegrond en onbewezen, kosten rechtens.
4.2.
De vader heeft gemotiveerd verweer gevoerd. De vader stelt dat niet wordt voldaan aan de criteria tot beëindiging van het gezamenlijk gezag. De vader beaamt dat de communicatie tussen de ouders niet goed is, maar hij is bereid hier samen met de moeder aan te werken. De facto worden alle beslissingen over [de minderjarige] door de moeder genomen zonder de vader te informeren. De vader wil betrokken worden en blijven bij de opvoeding van [de minderjarige] .
Voorts betwist de vader dat de omgangsregeling niet correct is nagekomen. Als het de vader een keer niet lukte om op tijd te zijn, dan berichtte hij [de minderjarige] daar zelf over via de WhatsApp. In 2014 is de omgang altijd goed verlopen. Vanaf eind 2014/begin 2015 kwamen er steeds meer excuses van [de minderjarige] of de moeder. De vader is daarop wel eens aan de deur geweest bij de moeder, maar hij ontkent dat er ruzie of agressie zou zijn geweest. Op advies van de gezinscoach is er nu al een half jaar geen contact met [de minderjarige] en de vader mist haar enorm. Blijkbaar hebben de moeder en [de minderjarige] geen vertrouwen in de vader en hij vindt het spijtig dat [de minderjarige] zich niet veilig voelt bij hem.
De vader heeft nooit iets vernomen over de emigratieplannen en er is hem ook nooit om toestemming gevraagd. De vader voert aan dat de verhuizing niet doordacht is door de moeder en niet in het belang is van [de minderjarige] . De vader vreest dat de kans op contactherstel met [de minderjarige] nihil is als zij in Oostenrijk woont. Nu is er echter ook geen contact met [de minderjarige] en de vader vraagt zich af of dat er wel zal zijn als [de minderjarige] in Oostenrijk woont.
Ter zitting geeft de vader aan dat hij het geluk van de moeder en [de minderjarige] niet in de weg wil staan. Desgevraagd is de vader bereid een handtekening te zetten voor zaken als de aanvraag van een ID-kaart en inschrijving op een school in Oostenrijk.

5.Het standpunt van de Raad voor de kinderbescherming

5.1.
De Raad ziet geen meerwaarde in een raadsonderzoek. Uit de raadsrapportage van november 2012 blijkt al dat de communicatie tussen de ouders heel slecht was. De Raad heeft toen geadviseerd over de omgangsregeling en [de minderjarige] is op verzoek van de Raad onder toezicht gesteld, omdat [de minderjarige] toentertijd al klem zat tussen de ouders. Drie jaar later is er nog niet veel gewijzigd. De ouders kijken nog steeds naar elkaar en niet naar hun eigen aandeel. De Raad ziet geen contra-indicaties voor een verhuizing van [de minderjarige] naar Oostenrijk.
De Raad constateert dat er - ondanks de inzet van een gezinscoach het afgelopen jaar - geen verbetering is, eerder een verslechtering, omdat er nu helemaal geen contact meer is tussen [de minderjarige] en de vader. Wat de Raad betreft is voldaan aan de criteria voor het beëindigen van het gezamenlijk gezag. De Raad acht het wel heel belangrijk dat [de minderjarige] goed contact met beide ouders heeft. Daarvoor is de inzet van beide ouders nodig, met nadruk op een vader die betrouwbaar is en een moeder die [de minderjarige] emotioneel steunt.

6.Het oordeel van de rechtbank

Het gezag
6.1.
Ingevolge het op grond van het tweede lid van artikel 1:253n,van het Burgerlijk Wetboek (BW) van overeenkomstige toepassing zijnde artikel 1:251a, eerste lid, kan de rechter op verzoek van de niet met elkaar gehuwde ouders of een van hen bepalen dat het gezag over een kind dat de ouders op grond van artikel 1:252, eerste lid, BW gezamenlijk uitoefenen, aan één ouder toekomt indien, voor zover hier van belang, nadien de omstandigheden zijn gewijzigd én:
a. er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen, of
b. wijziging van het gezag anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
6.2.
Tussen partijen is niet in geschil dat sinds mei 2014 niet of nauwelijks contact is geweest tussen de vader en [de minderjarige] en dat sinds een half jaar geen enkel contact tussen hen plaatsvindt. Niet elke wijziging van omstandigheden is echter voldoende om een gezagswijziging mogelijk te maken.
6.3.
Het uitgangspunt van de wetgever is dat beide ouders zo veel mogelijk gezamenlijk het ouderlijk gezag over hun kinderen uitoefenen.
6.4.
De rechtbank is van oordeel dat de door de moeder aan het verzoek ten grondslag gelegde feiten en omstandigheden onvoldoende aanknopingspunten bieden dat uitgangspunt te verlaten.
De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Het feit dat de ouders niet in staat zijn in het belang van de minderjarige met elkaar te communiceren, waardoor de minderjarige klem komt te zitten, is op zich een contra-indicatie voor gezamenlijk gezag. De rechtbank constateert dat het ontbreken van communicatie tussen de ouders al speelt sinds de beëindiging van de relatie. Vast staat echter ook dat de vader in de afgelopen jaren de moeder niet heeft belemmerd of gefrustreerd in de uitoefening van het gezag over [de minderjarige] . Immers niet is gesteld of gebleken dat de vader zijn bevoegdheden heeft misbruikt of de moeder bij het nemen van beslissingen de verzorging en opvoeding van [de minderjarige] aangaande, heeft gedwarsboomd. De moeder heeft zelf ter zitting aangevoerd dat zij de facto alle beslissingen ten aanzien van [de minderjarige] alleen neemt en dat zij altijd heeft gedacht belast te zijn met het eenhoofdig ouderlijk gezag. Weliswaar is ter gelegenheid van het verhoor van [de minderjarige] duidelijk geworden dat het kind klem zit tussen haar ouders, maar dat feit lijkt veeleer een gevolg te zijn van de problematiek rondom de contacten met haar vader, die zich daarin, in ieder geval in de ogen van de moeder, tot dusver onvoldoende betrouwbaar heeft betoond, terwijl de moeder op haar beurt niet erin slaagt [de minderjarige] voldoende emotionele ruimte te bieden vrij en onbezwaard contact met haar vader te onderhouden. Voorts overweegt de rechtbank, met name in het licht van de aanstaande verhuizing van de moeder en [de minderjarige] naar Oostenrijk, dat het risico bestaat dat, indien de moeder alleen met het gezag wordt belast, de vader geheel en definitief uit het leven van [de minderjarige] zal verdwijnen, hetgeen de rechtbank niet in het belang van [de minderjarige] acht. In dat verband heeft de vader naar voren gebracht dat hij vreest dat het voor hem, als niet met het gezagbelaste ouder, moeilijker zal zijn toegang te krijgen tot informatie van derden (zoals de school, arts) over belangrijke zaken de verzorging en opvoeding van [de minderjarige] betreffend.
De vervangende toestemming voor verhuizing
6.5.
Ingevolge het bepaalde in artikel 1:253a BW kunnen in geval van gezamenlijke uitoefening van het gezag geschillen hieromtrent op verzoek van de ouders of van een van hen aan de rechtbank worden voorgelegd.
6.6.
Als uitgangspunt voor de beoordeling van het onderhavige verzoek geldt dat de ouder, bij wie het kind het hoofdverblijf heeft, in beginsel het recht heeft te verhuizen en zijn leven elders opnieuw in te richten. Conform vaste rechtspraak dient de rechter alle omstandigheden van het geval in acht te nemen en alle betrokken belangen af te wegen, waarbij de belangen van het kind voorop staan en steeds een overweging van de eerste orde dienen te zijn (vgl. HR 25 april 2008, LJN: BC5901). Daaruit mag overigens niet worden afgeleid, dat de belangen van het kind altijd zwaarder behoren te wegen dan andere belangen.
6.7.
Uit de stukken en het verhandelde ter zitting blijkt dat het hoofdverblijf van [de minderjarige] bij de moeder is en dat de moeder ook altijd de hoofdverzorger en -opvoeder is geweest. Aldus lag het zwaartepunt van de verzorging en opvoeding van [de minderjarige] gedurende een reeks van jaren bij de moeder en de verhuizing naar Oostenrijk verandert daar niets aan. Uit hetgeen de moeder ter onderbouwing van haar verzoek verder heeft aangevoerd blijkt voorts dat zij de verhuizing in voldoende mate heeft voorbereid en doordacht. De moeder wenst naar Oostenrijk te verhuizen, waar zij voornemens is in te trekken bij haar nieuwe partner, waarmee zij van plan is te gaan trouwen. Deze partner heeft een eigen woning en een vaste baan in Oostenrijk. [de minderjarige] zal groep acht op de school in Nederland afmaken, waarna zij na de zomervakantie de overstap naar de school in Oostenrijk zal maken. De moeder heeft voorts toegezegd dat zij zich met haar partner zoveel mogelijk zullen inspannen om het contact tussen [de minderjarige] en de vader via skype, telefoon, email en facebook te faciliteren en te stimuleren. Ook heeft de moeder toegezegd dat zij regelmatig naar Nederland op vakantie zal gaan, zodat de vader en [de minderjarige] elkaar kunnen ontmoeten.
[de minderjarige] is inmiddels al vier keer in Oostenrijk geweest en wil daar graag een nieuwe toekomst opbouwen. De rechtbank acht het zorgelijk dat [de minderjarige] thans geen enkel contact met de vader wil, maar ziet zowel bij [de minderjarige] als bij de moeder mogelijkheden ontstaan om het contact weer op te pakken op het moment dat er meer rust en afstand is.
Nu de vader bovendien ter zitting heeft aangegeven het geluk van [de minderjarige] niet in de weg te willen staan en bereid is zijn handtekening te zetten voor zaken zoals het aanvragen van een ID-kaart voor [de minderjarige] en inschrijving op een school in Oostenrijk, zal de rechtbank aan de moeder vervangende toestemming verlenen om met [de minderjarige] naar Oostenrijk te verhuizen, nu haar dat in het belang van [de minderjarige] wenselijk voorkomt.
De zorgregeling
6.8.
Nu de rechtbank de moeder vervangende toestemming zal verlenen om in de zomervakantie met [de minderjarige] naar Oostenrijk te verhuizen alsmede gelet op hetgeen uit de stukken en het verhandelde ter zitting is gebleken, staat vast dat de mogelijkheden van de vader om weer contact met [de minderjarige] te hebben op een wijze en met een frequentie als door de rechtbank in haar beschikking van 23 januari 2013 bepaald, in feite worden geblokkeerd.
Dat neemt niet weg dat de rechtbank, ook al woont [de minderjarige] met haar moeder in Oostenrijk, van oordeel is dat het belang van de vader - maar zeker ook dat van [de minderjarige] - is gediend bij de totstandkoming van een zorgvuldig op te bouwen zorg- en contactregeling waarbij de vader weer de ruimte moet krijgen om op afstand invulling te geven aan zijn vaderrol. Die rol kan hij nu niet invullen en naar de rechtbank verwacht ook niet zonder meer als de moeder en [de minderjarige] in Oostenrijk wonen. Weliswaar heeft de moeder in dat verband een aantal hiervoor in overweging 6.7. in essentie weergegeven toezeggingen gedaan, maar gelet op de opstelling van de moeder hierin tot dusver moet sterk worden betwijfeld of de moeder vanuit Oostenrijk [de minderjarige] wel de ruimte kan geven om onbezwaard contact met haar vader te hebben. De rechtbank benadrukt dat het niet volstaat dat de moeder met de mond belijdt dat zij ruimte geeft als zij niet daarnaast, zonodig met de inzet van professionele derden, bereid is vanuit Oostenrijk te investeren in het herstel van de contacten tussen [de minderjarige] en haar vader. De rechtbank voegt hieraan toe dat de verhuizing naar Oostenrijk in positieve zin kan bijdragen aan de doorbreking van de patstelling die, ondanks de tussenkomst van een gezinscoach in Nederland, is ontstaan. De vader heeft immers verklaard het geluk van de moeder en [de minderjarige] niet in de weg te willen staan en heeft zich niet verzet tegen de verhuizing naar Oostenrijk. Voorts heeft de vader toegezegd de moeder niet te zullen belemmeren in de uitoefening van het gezag over [de minderjarige] en daar zou dan naar het oordeel van de rechtbank tegenover moeten staan dat de moeder de vader tegemoet komt door [de minderjarige] te stimuleren en te enthousiasmeren tot contacten met haar vader. De rechtbank acht het voor het welslagen van de contacten van belang dat de moeder [de minderjarige] hierin stimuleert en (emotioneel) ondersteunt. Dat betekent in de eerste plaats dat van de moeder mag worden verwacht dat zij het contact tussen [de minderjarige] en haar vader via skype, email, WhatsApp, facebook en telefoon faciliteert en, waar nodig, erop toeziet dat [de minderjarige] de contacten met haar vader onderhoudt. Voorts rust op de moeder de taak en verplichting ervoor te zorgen dat [de minderjarige] daadwerkelijk de gelegenheid krijgt om de vader gedurende schoolvakanties in Nederland te bezoeken. Het spreekt voor zich dat alsdan op de vader de plicht rust de afspraken met [de minderjarige] na te komen. Ten slotte ligt het naar het oordeel van de rechtbank in de rede dat partijen de in dat kader met elkaar te maken afspraken nog voor het daadwerkelijke vertrek naar Oostenrijk aan het papier toevertrouwen, zonodig met behulp van de gezinscoach en/of de wederzijdse advocaten.
De proceskosten
6.9.
De rechtbank acht termen aanwezig de proceskosten tussen partijen te compenseren, zodanig dat ieder van hen de eigen kosten draagt.

7.De beslissing

De rechtbank:
7.1.
wijst af het verzoek tot wijziging van het gezag;
7.2.
verleent de moeder toestemming om met de minderjarige [de minderjarige] , geboren te [geboorteplaats minderjarige] op [geboortedag minderjarige] 2003, te verhuizen naar Oostenrijk;
7.3.
wijzigt de bij beschikking van deze rechtbank van 23 januari 2013, zaaknummer [zaaknummer] , vastgestelde zorgregeling in die zin dat de vader, vanaf het moment dat de moeder en [de minderjarige] in Oostenrijk wonen, is gerechtigd tot het hebben van contacten met [de minderjarige] overeenkomstig de door de vader en de moeder in goed onderling overleg nader te maken afspraken over de vorm, de tijdstippen en de frequentie van de contacten;
7.4.
verklaart de beschikking, voor wat betreft het onder 7.2 en 7.3 bepaalde, uitvoerbaar bij voorraad;
7.5.
compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij zijn eigen kosten draagt;
7.6.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. F.L.G. Geisel (voorzitter), M.J. Hegeman en J.J.M. Wassenberg, kinderrechters, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. E.A.C. Tolkamp-Gazenbeek, griffier, op 11 februari 2016.
Tegen deze beschikking kan - uitsluitend door tussenkomst van een advocaat - hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch:
a. door de verzoekende partij en degenen aan wie een afschrift van de beschikking (vanwege de griffier) is verstrekt of verzonden, binnen 3 maanden na de dag van de uitspraak;
b. door andere belanghebbenden binnen 3 maanden na betekening daarvan of nadat de beschikking hun op andere wijze bekend is geworden.