3.2.1Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde
Onder feit 1 wordt aan verdachte verweten dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan flessentrekkerij door 13 keer goederen te kopen zonder deze te betalen.
Vrijspraakoverwegingen
Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat verdachte dient te worden vrijgesproken van de onder 1 ten laste gelegde onderdelen betreffende de flessentrekkerij van [benadeelde 1] (8ste gedachtestreepje) en de [benadeelde 2] (6de gedachtestreepje). Er is onvoldoende wettig en overtuigd bewijs voor verdachtes betrokkenheid hierbij.
Tevens is de rechtbank van oordeel dat verdachte dient te worden vrijgesproken van de onder 1 ten laste gelegde onderdelen betreffende de flessentrekkerij van [benadeelde 3] (2de gedachtestreepje) - volgens de aangifte is dit feit gepleegd tussen 31 oktober 2014 en 11 november 2014 - en die van [benadeelde 4] (13de gedachtestreepje) - volgens de aangifte gepleegd op 6 februari 2016 - nu deze buiten de ten laste gelegde periode vallen.
Bewijsmiddelen ten aanzien van de resterende negen gevallen van flessentrekkerij:
1ste Gedachtestreepje: [benadeelde 5]
Op 21 september 2015 heeft [aangever 1] namens [benadeelde 5] , gevestigd te Sevenum, aangiftegedaan, waarin hij verklaart dat op 15 september 2015 een man in de winkel verscheen, welke de volgende goederen heeft uitgezocht:
- een bankstel ter waarde van 2695 euro;
- zes eetkamerfauteuils ter waarden van 1055 euro in totaal;
- een eetkamertafel ter waarde van 650 euro;
- twee fauteuils ter waarde van 977 euro in totaal.
De order werd gemaakt en de man ging hiermee akkoord. De man ging vervolgens niet akkoord met de voorgestelde betaalwijze van contante betaling dan wel pinnen van het bedrag in de winkel. Uiteindelijk werd er afgesproken dat de man de betaling digitaal zou overboeken en de meubels kon ophalen wanneer de betaling was voldaan. Diezelfde dag belde de man met het nummer [telefoonnummer 1] om de bestelling te wijzigen. Hij wilde een andere eetkamertafel. Hij vertelde dat hij het bedrag van 5250 euro al had overgemaakt en de meubels op 16 september 2015 zou komen ophalen. Op 16 september 2015 tussen 10.00 uur en 11.00 uur is de man het bankstel en een eetkamerstoel komen ophalen. De betaling was toen nog niet voldaan. De man vertelde dat er wellicht vertraging in zat, omdat hij de betaling via een Duitse Bank had gedaan. De man reed in een witte bestelbus Mercedes Vito. De man heeft ook nog een nieuwe eetkamertafel ter waarde van 2250 en een nieuwe salon- en hoektafel ter waarde van in totaal 375 euro uitgezocht. Diezelfde dag omstreeks 15.00 uur was de man weer in de winkel. De betaling was nog steeds niet binnen. Hij reed in een wit vrachtwagentje van het merk Iveco type 35C15 met het kenteken [kenteken 1] , welke hij had gehuurd van [verhuurbedrijf 1] in Nijmegen. Hiervan is een foto gemaakt, waarop ook de man te zien is. De man heeft vervolgens een eetkamertafel, twee fauteuils en vijf eetkamerstoelen ingeladen en meegenomen. Op 17 september 2015 was het bedrag nog steeds niet betaald en is er telefonisch contact opgenomen met de man. Deze vertelde dat hij op 18 september 2015 naar de winkel zou komen met een betalingsbewijs. De man is echter niet meer naar de winkel gekomen en bleek ook niet meer telefonisch bereikbaar.
Bij de aangifte is een fotogevoegd. Op deze foto is te zien: een vrachtwagentje met het kenteken [kenteken 1] en met de tekst ‘ [verhuurbedrijf 1] ’ en daarbij een man met gemillimeterd haar, een bril, een geruit vest/jack, een donkere broek en sportschoenen.
Het vrachtwagentje met het kenteken [kenteken 1] bleek op 16 september 2015 bij [verhuurbedrijf 1] te zijn gehuurd door een man die zich had gelegitimeerd met een rijbewijs ten name van [verdachte] , geboren te [geboorteplaats ] op [geboortedatum] 1972, rijbewijsnummer [nummer] .
Aangever [aangever 1] heeft voorts tijdens een fotobewijsconfrontatiede foto van verdachte aangewezen als de man over wie hij heeft verklaard.
3de Gedachtestreepje: [benadeelde 6]
Op 22 juni 2016 heeft [aangever 2] namens [benadeelde 6] , gevestigd te Arnhem, aangiftegedaan, waarin zij verklaart dat op 17 april 2015 een man de vestiging aan de [adres 1] te Arnhem bezocht en een koffiemachine wilde kopen. De man stelde zich voor als [verdachte] en hij wilde voor zijn eenmanszaak [bedrijfsnaam 1] een koffiemachine bestellen. De man heeft een machtiging tot incasso ondertekend en heeft de koffiemachine meegekregen. Op 21 april 2015 bracht dezelfde man een bezoek aan de vestiging van [benadeelde 6] gelegen aan de [adres 2] te Arnhem. Hij bestelde wederom een koffiemachine en toebehoren, welke hij vervolgens meekreeg. Er werd afgesproken dat de koffiemachine gefactureerd zou worden. Op 23 april 2015 werd getracht de incasso te verwerken, maar dat lukte niet vanwege ontoereikend saldo. Het opgegeven rekeningnummer betrof [rekeningnummer] ten name van [bedrijfsnaam 1] . Een medewerker is naar het door de man opgegeven adres aan de [adres 3] te [B.] gegaan. Volgens de eigenaar van de betreffende woning, betrof één van de huurders van de appartementen op dat adres [verdachte] , maar deze was met de noorderzon vertrokken. [aangever 2] heeft vele malen met het opgegeven nummer van [verdachte] , te weten: [telefoonnummer 2] , gebeld, maar heeft hem nooit gesproken. Een andere medewerker van de winkel heeft ook met het betreffende nummer gebeld en werd terug gebeld door [verdachte] , welke aangaf dat hij op 22 juni 2015 om 13.00 uur in vestiging in Arnhem zou komen betalen. Hij heeft niet betaald. De betreffende koffiemachines zijn beide van het merk Jura en hebben een waarde van 1350 en 1592 euro.
Verdachteheeft verklaard dat hij bij [benadeelde 6] een koffieapparaat heeft besteld en opgehaald, maar dat het betalen niet is gelukt omdat hij te weinig geld had. Het betreft maar één apparaat. De factuur ter waarde van 1350 euro klopt. Deze had hij moeten betalen en dat heeft hij niet gedaan.
4de Gedachtestreepje: [benadeelde 7]
Op 2 mei 2015 heeft [aangever 3] namens [benadeelde 7] , gevestigd te Venlo, aangiftegedaan, waarin hij verklaart dat op 30 april 2015 de heer [verdachte] langs kwam bij [benadeelde 7] te Venlo. [verdachte] heeft een aantal goederen uitgekozen, maar vanwege een fout in het systeem kon geen verkooporder worden gemaakt. [verdachte] gaf aan dat hij niet zo lang kon wachten en gaf aan te betalen als hij de goederen op zou komen halen op 1 mei 2015. Op 2 mei 2015 melde [verdachte] zich bij het magazijn en vertelde dat hij de goederen kwam ophalen. Hij zei dat hij het aankoopbewijs thuis had laten liggen. Door een miscommunicatie tussen de medewerkers kreeg [verdachte] de goederen mee. Hij kon deze niet allemaal ineens vervoeren en enkele uren later keerde hij terug bij het magazijn. [verdachte] werd toen aangesproken dat hij nog niet had betaald en hij een aankoopbewijs nodig had voor de goederen. [verdachte] zei dat hij dit thuis had laten liggen en er niemand was die dit zou kunnen komen brengen. Hij gaf aan dat hij het aankoopbewijs zelf zou ophalen. Hij zou zijn Nederlandse ID-kaart achterlaten en heeft ook papieren met zijn bedrijfsgegevens en adres gegeven. Hierna is hij weggereden en niet meer terug gekomen. Een medewerker is naar het vestigingsadres van [verdachte] aan de [adres 3] te [B.] gereden, maar de eigenaar van de woning van verdachte vertelde dat [verdachte] eruit was gezet aangezien hij de huur niet betaalde. [verdachte] reed in een witte Fiat Doblo met het kenteken [kenteken 2] . Achter deze auto had hij een gehuurde aanhangwagen van [verhuurbedrijf 2] . De weggenomen goederen betroffen:
- Lujaba Houtskool barbecue 1299 euro;
- Lujaba Tafel monolith 46d 1749 euro;
- Lujaba Beschermhoes monolith 46d 55 euro;
- onderdelen tuinmeubels 179 euro;
- Rookpellets jack daniels. 7,95 euro;
- Sweet Baby Ray’s Sweet&spicy 7,95 euro;
- Premium Quality houtskool 9,99 euro;
- aanmaakblokjes 4,99 euro;
- Potgrond 50 liter 5,75 euro;
- Pokon Hydrokorrels 12,95 euro.;
- Polon Boomsch. Exellent 10,95 euro;
- Orchideeensubstraat 5,70 euro;
- Planter Twist 99,95 euro;
- Planter Twist 49,95 euro;
- Phalaenopsis wit 2 tak 12,99 euro;
- oppotkosten. Er zijn twee potten klaar gemaakt voor [verdachte] . 10,00 euro.
Aangever [aangever 3] heeft een identiteitskaart op naam van [verdachte] , geboren te [geboorteplaats ] op [geboortedatum] 1972, overhandigd aan de politie. Voorts blijkt uit nader onderzoek dat zowel de Fiat met het kenteken [kenteken 2] als de aanhangwagen zijn gehuurd door [verdachte] .
Verdachteheeft verklaard dat hij zijn identiteitsbewijs bij [benadeelde 7] heeft achtergelaten.
5de Gedachtestreepje: [benadeelde 8]
Op 14 september 2015 heeft [aangever 4] namens [benadeelde 8] , gevestigd te Zeeland, gemeente Landerd, aangiftegedaan, waarin hij verklaart dat op 22 juli 2015 de heer [alias 1] twee professionele koffieautomaten en toebehoren kwam kopen. Hij droeg bedrijfskleding met een logo van [bedrijfsnaam 2] . Na het tekenen van de koopovereenkomst is de heer [alias 1] weggegaan met twee koffieautomaten en toebehoren ter waarde van een bedrag van 4494,96 euro. Met betrekking tot de betaling was afgesproken dat [alias 1] het totale aankoopbedrag binnen een week zou voldoen via bankoverschrijving. Op 7 september 2015 bleek de factuur nog open te staan. [aangever 4] heeft tevergeefs telefonisch contact gezocht met [alias 1] , maar het nummer bleek afgesloten. Via internet ontdekte [aangever 4] dat het bedrijf van [alias 1] op 29 juli failliet was verklaard.
Bij de aangifte is een koopovereenkomstd.d. 22 juli 2015 gevoegd afkomstig van [benadeelde 8] , welke is gesloten met [bedrijfsnaam 1] , gevestigd aan de [adres 3] te [B.] , telefoonnummer [telefoonnummer 2] .
Aangever [aangever 4] heeft voorts tijdens een fotobewijsconfrontatiede foto van verdachte aangewezen als de man over wie hij heeft verklaard.
7de Gedachtestreepje: [benadeelde 9]
Op 6 oktober 2015 heeft [aangever 5] namens [benadeelde 9] , gevestigd te Brummen, aangiftegedaan, waarin hij verklaart dat zich op 30 september 2015 een man meldde die vertelde meerdere meubels snel nodig te hebben voor klanten. Hij heeft een inductiekookplaat, een oven en een magnetron uitgezocht. Na de bestelling zijn de goederen op bon gezet en zou de man thuis een spoedbetaling doen vanuit Duitsland waar hij aangaf woonachtig te zijn. De man gaf op te zijn [alias 2] , wonende te [M.] , [adres 4] . De man reed in een witte Mercedes Vito met het kenteken [kenteken 3] . Op 1 oktober 2015 verscheen de man weer in de winkel met de bedoeling de goederen op te halen. Er was op dat moment nog geen betaling van hem binnen. Hij vertelde dat het geld was overgemaakt en elk moment op de rekening kon staan. Uiteindelijk heeft hij gevraagd of hij alvast twee keukenapparaten (oven van het merk Atag en een kookplaat van het merk Atag) mee mocht nemen, omdat hij anders niet verder kon. [aangever 5] heeft gevraagd of de man zich kon legitimeren, maar hij gaf aan dat hij zijn rijbewijs niet bij zich had. Vervolgens heeft de man de bon ondertekend en heeft hij de twee artikelen meegenomen. De overige artikelen zou hij de volgende dag ophalen. [aangever 5] heeft de man die avond nog gebeld op zijn mobiele nummer ( [telefoonnummer 3] ), omdat er nog steeds geen betaling binnen was. De man vertelde dat het onmogelijk was dat het hij het geld nog niet had ontvangen en hij zou de volgende dag met bankafschriften van de Volksbank langskomen om aan te tonen dat het geld was overgemaakt. Op 2 oktober 2015 is de man niet meer in de zaak geweest en werd er ook niet meer door hem opgenomen. Via de dealer van de bestelbus, zijnde [naam dealer] uit Bocholtz, is [aangever 5] te weten gekomen dat de betreffende Mercedes Vito was meegegeven aan [verdachte] met het rijbewijsnummer [nummer] .
Uit de politiesystemen blijkt dat het rijbewijsnummer [nummer] toebehoort aan het rijbewijs ten name van [verdachte] , geboren te [geboorteplaats ] op [geboortedatum] 1972, [adres 3] te [B.] .
Aangever [aangever 5] heeft voorts tijdens een fotobewijsconfrontatiede foto van verdachte aangewezen als de man over wie hij heeft verklaard.
9de Gedachtestreepje: [benadeelde 10]
Op 7 december 2015 heeft [aangever 6] namens [benadeelde 10] , gevestigd te Beneden-Leeuwen, gemeente West Maas en Waal, aangiftegedaan, waarin zij verklaart dat op 11 oktober 2015 een man, welke opgaf te zijn [verdachte] , in de winkel een haard, een eettafel en een salontafel heeft gekocht. De man tekende de orderbevestiging en er werd afgesproken dat hij vooraf 1400 euro zou overmaken naar de bedrijfsrekening. [verdachte] ging daarmee akkoord en zou de goederen komen ophalen als deze gereed waren. Hij liet hiervoor het telefoonnummer [telefoonnummer 4] achter. Op 16 oktober 2015 kwam [verdachte] weer in de winkel en was boos dat de tafels er nog niet waren. Hij gaf aan dat hij de aanbetaling van 1400 euro al had overgemaakt op 15 oktober 2015. Er werd tot overeenstemming gekomen en aan [verdachte] werd voorgesteld dat hij direct een salontafel uit de showroom en een eettafel van de leverancier GEO kon meenemen. De salontafel werd in zijn bestelbus, een zwarte Renault Traffic met het kenteken [kenteken 4] geladen. Hierna heeft [verdachte] bij GEO de eettafel opgehaald. De waarde van de meegenomen tafels is 1760 euro. Er wordt verschillende malen tevergeefs geprobeerd om telefonisch contact op te nemen. Op 4 november 2014 kreeg [aangever 6] de man aan de lijn en zij vroeg hem naar de aanbetaling. De man zei dat hij dit allang had overgemaakt. [aangever 6] gaf aan dat het nog niet op de rekening gestort was en dat [verdachte] dit zo snel mogelijk moest regelen. Hij zei dat hij dat zou doen. Echter tot heden is er niets meer van hem vernomen.
De Renault Traffic met het kenteken [kenteken 4] bleek volgens de eigenaar [betrokkene 1] in huurkoop te zijn bij een persoon die volgens het contract heet [verdachte] , met het telefoonnummer [telefoonnummer 4] alsmede [telefoonnummer 5] .
10de Gedachtestreepje: [benadeelde 11]
Op 24 december 2015 heeft [aangever 7] namens [benadeelde 11] gevestigd te Zetten, aangiftegedaan, waarin hij verklaart dat er op 5 november 2015 twee mannen in de winkel voor 9000 euro aan goederen hebben gekocht voor hun woning gelegen aan de [adres 5] te Gennep. Zij werden geholpen door de vrouw van aangever,
[vrouw aangever 7] . Zij kochten onder andere een wasmachine, wasdroger, twee Samsung tv’s, twee Vogel’s wandsteunen, een koelkast en een inbouw combi-oven. Een van de mannen gaf het telefoonnummer [telefoonnummer 4] . De bestelde goederen stonden op naam van [alias 2] . Op 12 november 2015 werden de goederen – zoals telefonisch afgesproken – afgeleverd aan de [adres 5] te Gennep. Het betrof een leegstaand pand, gelegen naast een sportschool. Nadat de goederen waren afgeleverd en [aangever 7] met zijn medewerkers een eindje verderop stonden te praten omdat zij het niet vertrouwden, zagen zij dat [alias 2] hen passeerde in een zwarte Renault Traffic met het kenteken [kenteken 4] . Op 14 november 2015 heeft [aangever 7] geprobeerd om [alias 2] te bellen, maar hij kreeg geen gehoor. Op 16 november 2015 is hij samen zijn schoonvader [betrokkene 2] terug gereden naar de woning in Gennep. Eenmaal daar aangekomen, zagen zij dat de koelkast nog wel in de woning stond, maar dat alle andere goederen er niet meer stonden. Via de eigenaar van de sportschool heeft [aangever 7] achterhaald dat het pand aan de [adres 5] te Gennep werd gehuurd door de heer [verdachte] , welke een bedrijf had dat failliet is gegaan en onder curatele stond bij advocatenkantoor [naam] in Uden. Middels dit advocatenkantoor heeft [aangever 7] een kopie van een rijbewijs ontvangen van de betreffende persoon. De vrouw en schoonvader van [aangever 7] gaven aan dat de man op dit rijbewijs dezelfde persoon betreft als degene die in de winkel is geweest.
Bij de aangifte is een kopie van een rijbewijsgevoegd, op naam van [verdachte] , geboren te [geboorteplaats ] op [geboortedatum] 1972.
Aangever [aangever 7]is op 29 december 2015 telefonisch gehoord, waarbij hij heeft verklaard dat hij de man op de pasfoto van het rijbewijs dat hij van het advocatenkantoor had ontvangen, herkende als dezelfde man die bij aflevering van de goederen in Gennep aanwezig was geweest.
11de Gedachtestreepje: [benadeelde 12]
Op 1 december 2015 heeft [aangever 8] namens [benadeelde 12] , gevestigd te Uden, aangiftegedaan, waarin zij verklaart dat op 18 november 2015 een man, die zich voorstelde als [verdachte] , bouwmaterialen kwam bestellen in de winkel. Deze heeft hij op 21 november 2015 opgehaald. Er was afgesproken dat hij vooraf zou betalen. Dit zou dan op 20 november 2015 op de rekening van [benadeelde 12] moeten staan. Op 21 november 2015 was het bedrag nog niet op de rekening van [benadeelde 12] bijgeschreven. Toen [aangever 8] [verdachte] hierop attendeerde, hing hij een verhaal op dat hij zelfs het bedrag had verhoogd omdat hij nog meerdere bouwmaterialen wilde kopen. Tevens benoemde hij het feit dat het mogelijk kon komen doordat het weekend in zicht was. Op 21 november 2015 heeft [verdachte] een aantal goederen meegenomen, maar deze heeft hij nooit betaald. [verdachte] kwam in een zwarte bedrijfsauto van het merk Renault, type Traffic met het kenteken [kenteken 4] .
Uit de bij de aangifte gevoegde contantfactuurblijkt dat [verdachte] , wonende aan de [adres 5] te [G.] op 20 november 2015 heeft meegenomen:
- vijf hardschuim panelen;
- 9 plinten.
Voorts is bij de aangifte een kopie van een rijbewijs( [nummer] ) op naam van [verdachte] , geboren te [geboorteplaats ] op [geboortedatum] 1972 gevoegd.
Aangeefster [aangever 8]is op 15 december 2015 telefonisch nogmaals gehoord, waarbij zij heeft verklaard dat de man als telefoonnummer [telefoonnummer 4] had opgegeven. Na een dag bleek dit nummer echter niet meer bereikbaar. Op 21 november 2015 had hij een ander telefoonnummer, [telefoonnummer 6] , opgegeven. Voorts had de man zijn rijbewijs afgegeven aan een collega van aangeefster, om een kopie daarvan te maken. De man op de foto van het rijbewijs is dezelfde man als tegen wie later aangifte is gedaan.
12de Gedachtestreepje: [benadeelde 13]
Op 7 december 2015 heeft [aangever 9] namens [benadeelde 13] , gevestigd te Berkel en Rodenrijs, gemeente Lansingerland, aangiftegedaan, waarin hij verklaart dat op 24 november 2015 een man naar het bedrijf kwam die belangstelling had voor assimilatie-lampen. Hij wilde een aantal van die lampen meteen meeneem. [aangever 9] zei dat hij contant moest betalen, maar dat ging niet. Hij zou het bedrag overmaken op rekening van het bedrijf. Toen hij na enige tijd weer terug kwam, zei hij dat het geld was overgemaakt. De man sprak met zoveel overtuiging dat [aangever 9] hem de spullen heeft meegegeven. Na deze dag heeft hij de man nog een paar keer gebeld, omdat het geld niet was overgemaakt. Hij zei iedere keer dat het goed zou komen, maar het geld is nooit ontvangen. De dag dat de man de lampen heeft meegenomen, heeft aangever een foto gemaakt van de bedrijfsbus van de man met het kenteken [kenteken 4] .
Aangever [aangever 9] heeft foto’s van een bestelbus, merk Renault met het kenteken [kenteken 4] overhandigd. Daarop is een man te zien die verbalisant herkent als [verdachte] , geboren te [geboorteplaats ] op [geboortedatum] 1972. De verbalisant relateert voorts dat de man op de foto dezelfde jas en schoenen draagt als op de foto die is gevoegd bij de aangifte van [benadeelde 5] te Sevenum. Voorts heeft aangever een afleverbon overhandigd op naam van [bedrijfsnaam 3] , gevestigd aan de [adres 3] te [B.] .
Faillissement verdachte
Op 29 juli 2015 is het bedrijf van verdachte [bedrijfsnaam 2] failliet verklaard.
Betrokkenheid verdachte
Gelet op bovenstaande bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte degene is geweest die de goederen bij de betreffende bedrijven heeft besteld en afgehaald. Daartoe overweegt de rechtbank dat telkens gegevens worden achtergelaten, welke zijn te herleiden naar verdachte, zoals de namen die worden gebruikt, het bedrijf [bedrijfsnaam 2] , de adressen in [B.] en [G.] alsmede de telefoonnummers en het rijbewijs met het nummer [nummer] ten name van verdachte. Ook zijn de gebruikte voertuigen te herleiden naar verdachte. In enkele gevallen heeft verdachte verklaard dat hij bij het betreffende bedrijf is geweest. Bovendien heeft er in sommige gevallen een herkenning plaatsgevonden op basis van een foto van verdachte.
Oogmerk
Met betrekking tot het hetgeen de raadsman heeft aangevoerd over het bij verdachte ontbreken van het oogmerk om zich zonder betaling de beschikking over goederen te verzekeren, overweegt de rechtbank als volgt.
De rechtbank komt op grond van vorenstaande bewijsmiddelen tot een bewezenverklaring van deze feiten. Dat verdachte van het begin af aan het oogmerk had om niet- of niet volledig te betalen acht de rechtbank voldoende aannemelijk geworden, nu uit het handelen van verdachte blijkt van een patroon van bestellen van goederen, het afhouden van betalingen, het geven van verkeerde contactgegevens en het verzinnen van allerlei smoezen om het uitblijven van betalingen aannemelijk te maken. Bovendien gaat het om grote aankopen en heeft verdachte deze grote aankopen gedaan op momenten – kort voorafgaand en na zijn faillissement – dat hij geen reëel uitzicht had op het ter beschikking krijgen van voldoende financiële middelen om de goederen daadwerkelijk te kunnen betalen. Hieruit leidt de rechtbank af dat verdachte op het moment dat hij de goederen kocht moet hebben geweten dat hij geen geld had om deze te betalen. Door desondanks deze goederen te kopen en af te nemen is naar het oordeel van de rechtbank aan het vereiste oogmerk voldaan.
Het feit dat verdachte door zijn faillissement geen rechtsgeldige koopovereenkomst heeft kunnen sluiten – zoals de raadsman heeft betoogd – doet aan dit oordeel niet af. Immers ook in geval civielrechtelijk onjuist is gehandeld, kan wel degelijk sprake zijn van een strafrechtelijk verwijt.
Flessentrekkerij
Anders dan de raadsman is de rechtbank van oordeel dat ook aan het voor flessentrekkerij vereiste ‘meervoud van handelingen waartussen een verband bestaat’ is voldaan, nu wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte in de periode 17 april 2015 tot en met 24 december 2015 herhaaldelijk op dezelfde wijze goederen heeft gekocht zonder te betalen.
3.2.2Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde
Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie
De raadsman heeft aangevoerd dat het openbaar ministerie niet ontvankelijk zou zijn in de vervolging van verdachte ten aanzien van de onder feit 2 ten laste gelegde verduistering van de Vito bestelbus. Hij heeft hiertoe aangevoerd dat het hier een Duitse zaak betreft en dat niet duidelijk is of verdachte voor deze zaak ook niet in Duitsland is of wordt vervolgd. Bovendien zou niet duidelijk zijn dat de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft om over dit feit te oordelen.
De rechtbank verwerpt dit verweer. Zij overweegt hiertoe dat de officier van justitie ter terechtzitting heeft medegedeeld dat de vervolging van verdachte met het Duitsland is kortgesloten en dat in Duitsland geen vervolging voor dit feit heeft plaatsgevonden of nog zal vinden. De rechtbank heeft geen reden hieraan te twijfelen. Bovendien is verduistering ook in Duitsland strafbaar.
De scooter
Op 18 augustus 2015 heeft [aangever 10] namens [verhuurbedrijf 3] , gevestigd te Ede, aangiftegedaan, waarin zij verklaart dat een personenvoertuig met het kenteken [kenteken 5] werd verhuurd aan [verdachte] , geboren [geboortedatum] 1972, van 4 augustus 2015 tot 7 augustus 2015. Op 8 augustus 2015 kwam [verdachte] weer bij het bedrijf en gaf hij aan de scooter
– samen met nog een andere scooter – te willen kopen. Afgesproken werd dat verdachte het bedrag van 22.000 euro voor beide scooters op 11 augustus 2015 zou komen betalen. [verdachte] heeft de gehuurde scooter onder zich gehouden, omdat hij deze zou kopen. Verdachte is op 11 augustus 2015 echter niet gekomen. Er werd met [verdachte] gebeld en hij gaf aan dat hij niet was gekomen, omdat zijn dochter weer was opgenomen. Op 12 augustus 2015 kwam [verdachte] in de winkel en vertelde dat het geld van de aanschaf onderweg was. Hij liet een printscreen zien van de betaling van 22.000 euro. Hij zei dat het geld de volgende dag zou komen. Op 13 augustus stond het geld nog steeds niet op de rekening van het bedrijf. Er is meerdere malen geprobeerd om contact met [verdachte] op te nemen, zonder resultaat.
Op 19 augustus 2015 stond de door [verdachte] gehuurde scooter weer voor de zaak geparkeerd.
Verdachteheeft verklaard dat hij de betreffende scooter heeft gehuurd van [verhuurbedrijf 3] .
Uit het bovenstaande volgt dat verdachte een gehuurde scooter op een bepaalde dag – te weten 7 augustus 2015 - zou terugbrengen. Dit heeft hij niet gedaan. In plaats daarvan gaf hij aan de scooter te willen kopen. Vanwege deze voorgenomen koop heeft de verhuurder het goed gevonden dat verdachte de scooter nog tot 11 augustus 2015 zou gebruiken, op welke dag dan betaling voor de koop moest plaatsvinden. Op die dag is verdachte echter wederom niet verschenen.
Anders dan de raadsman acht de rechtbank met name vanwege de toezegging dat verdachte de scooter wil kopen en vervolgens wederom verstek laat gaan, dat hier wel gesproken kan worden van verduistering. Het feit dat verdachte de scooter op 19 augustus 2015 uiteindelijk wel heeft teruggebracht, zoals door de raadsman ter terechtzitting is gesteld en overigens ook uit het dossier blijkt, doet hier niet aan af.
De Vito bestelbus
Op 9 oktober 2015 kregen de Duitse verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] de melding om te gaan naar het bedrijf [naam dealer] in verband met aanwijzingen van verduistering van een motorrijruig. Aangekomen bij het bedrijf gelegen aan de [adres 6] te Kevelaer (Bondsrepubliek Duitsland), verklaarde [medewerker] dat [verdachte] een bedrijfsvoertuig bij de firma [naam dealer] had besteld. Zij kwamen daarbij overeen dat aan [verdachte] een huurauto, zijnde een Daimler Vito met het kenteken [kenteken 3] , ter beschikking werd gesteld tot het moment dat het bestelde voertuig zou worden afgeleverd. De huurauto moest uiterlijk
op 2 oktober 2015door [verdachte] weer aan [naam dealer] worden teruggeven, hetgeen niet was gebeurd. [verdachte] is sinds 2 oktober 2015 niet meer bereikbaar.
Voorts bevat het dossier een aantal e-mail berichtenin de periode 15 september 2015 tot en met 2 oktober 2015 - tussen [medewerker] ( [e-mailadres 1] ) en [verdachte] ( [e-mailadres 2] ), met o.a. de volgende inhoud:
- op 25 september 2015 van [medewerker] aan [verdachte] : “Ik moet die leenauto eind volgende week terug en het nieuwe voertuig moet ook volgende week afgeleverd worden’;
- op 29 september 2015 van [medewerker] aan [verdachte] : ‘Ik moet de auto uiterlijk vrijdag terug hebben. Daarom moet onze afspraak komende vrijdag plaatsvinden’;
- op 29 september 2015 van [verdachte] aan [medewerker] : ‘zeker geen probleem, u heeft morgen het geld en vrijdag de bus’;
- op 2 oktober 2015 van [medewerker] aan [verdachte] : ‘Goedemorgen mijnheer [verdachte] . Hoe laat wilt u vandaag komen?’;
- op 2 oktober 2015 van [verdachte] aan [medewerker] : ‘Ongeveer vier uur’.
Uit deze berichten blijkt dat [medewerker] vanaf 15 september 2015 tot en met 2 oktober 2015 aan verdachte vraagt wanneer hij het geld voor de nieuwe auto tegenmoet kan zien en waarin hij verdachte aanzegt de gehuurde Vito terug te brengen. Verdachte geeft in de laatste mail op 2 oktober 2015 aan dat hij de auto op die dag - dus 2 oktober 2015 - om vier uur komt brengen.
Uit het bovenstaande volgt dat verdachte bij aangever een Vito heeft gehuurd, dat was afgesproken om die op 2 oktober 2015 terug te brengen en dat verdachte dit niet heeft gedaan. Gelet op het feit dat verdachte hier wederom – net als bij de Veda scooter – de beschikking over de Vito heeft gekregen onder voorwendsel dat hij een ander vervoermiddel wilde kopen acht de rechtbank ook hier sprake van verduistering. Het feit dat verdachte de Vito uiteindelijk wel terug zou hebben gebracht zoals de raadsman stelt – hetgeen overigens niet uit het dossier blijkt – doet hier niet aan af.