Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
INALFA ROOF SYSTEMS B.V.,
verwerende partij in het verzoek.
Rechtbank Limburg
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 28 december 2016 een tussenbeschikking gegeven in een geschil tussen Inalfa Roof Systems B.V. en een werknemer, aangeduid als [verwerende partij]. De werknemer, geboren in 1981, was sinds 1 mei 2003 in dienst bij Inalfa en vervulde de functie van Line Coördinator. In juli 2016 ontving Inalfa signalen van seksuele intimidatie door de werknemer, wat leidde tot een gesprek op 16 september 2016 en zijn schorsing zonder loon. Na een onderzoek besloot Inalfa op 22 september 2016 de arbeidsovereenkomst te beëindigen.
Inalfa verzocht de kantonrechter om de arbeidsovereenkomst te ontbinden op basis van artikel 7:671b lid 1 en artikel 7:669 lid 3 van het Burgerlijk Wetboek, met als argument dat de werknemer zich schuldig had gemaakt aan seksuele intimidatie en grensoverschrijdend gedrag. De werknemer betwistte de beschuldigingen en vroeg om afwijzing van het verzoek, met een verzoek om een transitievergoeding en een billijke vergoeding.
De kantonrechter oordeelde dat er voldoende aanleiding was om Inalfa toe te laten bewijs te leveren van de beschuldigingen. De rechter stelde dat de arbeidsovereenkomst alleen kan worden ontbonden indien er een redelijke grond voor is en herplaatsing niet mogelijk is. De zaak werd aangehouden voor bewijslevering, en de getuigenverhoren zijn gepland voor 18 januari 2017. De kantonrechter benadrukte dat partijen in persoon aanwezig moeten zijn bij de getuigenverhoren en dat de procedure verder zal worden voortgezet na de bewijslevering.