In deze zaak, die voor de Rechtbank Limburg is behandeld, heeft de kantonrechter op 21 september 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eisende partij en de besloten vennootschap [X] NOTARISSEN B.V. De eisende partij, vertegenwoordigd door DAS Rechtsbijstand, vorderde primair een terugbetaling van € 3.687,88 van [X], vermeerderd met rente en kosten, en subsidiair een redelijke prijs voor de door [X] uitgevoerde werkzaamheden. De eisende partij had [X] in 2013 opdracht gegeven voor het opstellen van een verklaring van erfrecht, maar betwistte dat hij opdracht had gegeven voor aanvullende werkzaamheden die door [X] waren gefactureerd.
De gedaagde partij, [X], vorderde op zijn beurt betaling van € 2.281,13 van de eisende partij en voerde verweer tegen de vordering in conventie. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs is voor de stelling van [X] dat er sprake was van aanvullende opdrachten. De rechter heeft [X] toegelaten tot het leveren van bewijs dat de eisende partij op de hoogte was van extra werkzaamheden en dat hij hiervoor opdracht had gegeven.
De zaak is aangehouden voor bewijslevering, waarbij de kantonrechter heeft bepaald dat getuigenverhoren zullen plaatsvinden. De partijen zijn verplicht om aanwezig te zijn bij deze verhoren, en de zaak is verwezen naar de rolzitting van 19 oktober 2016 voor verdere procedurele stappen. De beslissing van de kantonrechter is openbaar uitgesproken.