ECLI:NL:RBLIM:2016:11621

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
25 mei 2016
Publicatiedatum
16 mei 2017
Zaaknummer
03/220644 / HA RK 16-101
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van rechter mr. A.H.M.J.F. Piëtte in civiele procedure

Op 25 mei 2016 heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Limburg in Roermond een beslissing genomen op een wrakingsverzoek van een verzoeker tegen mr. A.H.M.J.F. Piëtte, de rolrechter in een civiele procedure. De verzoeker was gedagvaard door de Stichting Wonen Zuid Roermond en had op 17 en 18 mei 2016 een schriftelijk verzoek tot wraking ingediend, omdat hij in onzekerheid verkeerde over de inhoud van de zaak en de naam van de behandelend rechter. De rechter, mr. Piëtte, had in zijn schriftelijke reactie aangegeven dat hij geen inhoudelijke bemoeienis met de zaak had gehad, aangezien het wrakingsverzoek was ingediend voordat de zaak ter rolzitting was behandeld. Hierdoor kon hij niet als behandelend rechter worden aangemerkt.

De wrakingskamer oordeelde dat het verzoek tot wraking wegens kennelijke niet-ontvankelijkheid buiten behandeling moest worden gesteld. Dit was gebaseerd op het feit dat de behandeling van de zaak door het wrakingsverzoek was geschorst en mr. Piëtte de zaak niet had aangevangen. De wrakingskamer verwees naar artikel 9.1 van het wrakingsprotocol van de rechtbank Limburg, dat bepaalt dat wraking alleen mogelijk is van een rechter die de zaak behandelt. De beslissing werd genomen door de meervoudige kamer, met mr. P.H.M. Kuster als voorzitter en mr. R.M.M. Kleijkers en mr. M.A. Teeuwissen als leden, bijgestaan door griffier J.N. Buddeke. Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Wrakingskamer
Datum beslissing: 25 mei 2016
zaaknummer: 03/220644 / HA RK 16-101
Beslissing van de meervoudige kamer belast met de behandeling van wrakingsverzoeken
in de zaak van
[verzoeker] ,wonende te [woonplaats verzoeker] , (hierna: verzoeker)
indiener van een verzoek dat strekt tot wraking van:
mr. A.H.M.J.F. Piëtte, rechter in deze rechtbank (hierna ook: de rechter).

1.Procesverloop

1.1.
Verzoeker is door tussenkomst van een gerechtsdeurwaarder gedagvaard door de Stichting Wonen Zuid Roermond om op woensdag 18 mei 2016 om 11.00 uur te verschijnen ter terechtzitting van de kantonrechter van de rechtbank Limburg, locatie Roermond. Verzoeker heeft bij de rechtbank geïnformeerd naar de procedure en het procedurenummer, de op de zaak betrekking hebbende stukken en naar de naam van de behandelend rechter. Op 17 en 18 mei 2016 heeft verzoeker een schriftelijk verzoek tot wraking ingediend gericht tegen de rolrechter die zijn zaak zal behandelen, later aangevuld met de naam van de rechter die op 18 mei 2016 de rolzitting leidt, mr. Piëtte.
1.2.
De rechter heeft de wrakingskamer laten weten dat hij niet in het wrakingsverzoek berust en heeft schriftelijk op het verzoek gereageerd. Verzoeker heeft andermaal op de schriftelijke reactie van de rechter zijn standpunt kenbaar gemaakt.
2.De grond van het wrakingsverzoek
2.1.
Als grond voor het wrakingsverzoek heeft verzoeker aangevoerd de gang van zaken binnen de rechtbank op grond waarvan hij in onzekerheid verkeert of verkeerde over de inhoud van de zaak en de naam van de behandelend rechter. Verder heeft verzoeker zich inhoudelijk verweerd tegen de dagvaarding, hetgeen hij vreesde niet meer te kunnen doen door de agendering van de zaak op de rolzitting van 18 mei 2016.

3.Het standpunt van de rechter

3.1.
De rechter geeft in zijn schriftelijke reactie van 18 mei 2016 uitleg over de aard en inhoud van de procedure en van de gang van zaken op een rolzitting. De rechter verklaart dat hij geen inhoudelijke bemoeienis met de zaak heeft gehad nu verzoeker een verzoek tot wraking ten aanzien van hem heeft ingediend voordat de zaak ter rolzitting is behandeld en zijn bemoeienis met de zaak eerst op dat moment begint. Verder geeft de rechter aan dat nu verzoeker niet heeft geantwoord ter rolzitting van 18 mei 2016, hij op grond van het interne beleid niet meer de inhoudelijk behandelend rechter zal zijn.
Voor zover verzoekers vragen voorafgaand aan de rolzitting niet zijn beantwoord, biedt de rechter zijn excuses aan hoewel zulks zich buiten zijn invloedssfeer heeft afgespeeld.

4.De beoordeling van het verzoek

4.1.
De wrakingskamer is van oordeel dat het onderhavige verzoek wegens kennelijke niet-ontvankelijkheid buiten behandeling moet worden gesteld en dat om die reden geen mondelinge behandeling nodig is. De wrakingskamer verwijst in dat verband naar artikel 9.1 van het wrakingsprotocol van de rechtbank Limburg, vastgesteld door het bestuur van de rechtbank bij besluit van 5 februari 2014. De wrakingskamer overweegt daartoe het volgende.
4.2.
Wraking is uitsluitend mogelijk van een rechter die de zaak behandelt. Nu behandeling van de zaak van verzoeker op 18 mei 2016 door het verzoek tot wraking is geschorst en mr. Piëtte de behandeling van de zaak niet heeft aangevangen, kan hij ook niet als behandelend rechter worden aangewezen. Op die grond dient het verzoek tot wraking van de rechter dan ook voor kennelijk niet-ontvankelijk te worden gehouden en zal de wrakingskamer het wrakingsverzoek buiten behandeling stellen.

5.Beslissing

De wrakingskamer van de rechtbank stelt het verzoek tot wraking van mr. Piëtte buiten behandeling.
Deze beslissing is gegeven door mr. P.H.M. Kuster, voorzitter, mr. R.M.M. Kleijkers en
mr. M.A. Teeuwissen, leden, bijgestaan door J.N. Buddeke als griffier en uitgesproken op
25 mei 2016.
Tegen de beslissing van de wrakingskamer staat geen rechtsmiddel open.