ECLI:NL:RBLIM:2016:11616

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
3 augustus 2016
Publicatiedatum
30 maart 2017
Zaaknummer
4781550 CV EXPL 16-1115
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Risicoaansprakelijkheid voor gebrekkige opstal in civiele procedure

In deze civiele procedure, aangespannen door [eiseres], h.o.d.n. [bedrijfsnaam], tegen de gedaagden BAUDUIN MANAGEMENT B.V. en GINGER V.O.F., staat de aansprakelijkheid voor schade door lekkages centraal. De kantonrechter heeft op 3 augustus 2016 vonnis gewezen in Maastricht, waarbij de vorderingen van [eiseres] zijn behandeld. De eisende partij vordert schadevergoeding van € 9.062,38, buitengerechtelijke incassokosten van € 828,12 en proceskosten, als gevolg van lekkages die zijn ontstaan door een gebrekkige afvoerleiding van de spoelbak in het pand van GINGER. De gedaagden betwisten de aansprakelijkheid en stellen dat de schade mogelijk door [eiseres] zelf is veroorzaakt.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de afvoer van de spoelbak een gebrek vertoonde, waardoor schade is ontstaan bij [eiseres]. De aansprakelijkheid rust in beginsel op de bezitter van de afvoer, in dit geval GINGER, tenzij kan worden aangetoond dat de schade niet met de uitoefening van het bedrijf in verband staat. De kantonrechter heeft GINGER opgedragen te bewijzen dat het gat in de afvoer door [eiseres] zelf is veroorzaakt. Indien GINGER hierin slaagt, zal de vordering worden afgewezen; indien niet, zal GINGER de schade moeten vergoeden. De kantonrechter heeft verder de vorderingen van [eiseres] met betrekking tot specifieke kosten en facturen aan de orde gesteld en de eisende partij in de gelegenheid gesteld om deze te specificeren.

De zaak is aangehouden voor bewijslevering en verdere specificatie van de vorderingen door [eiseres].

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 4781550 CV EXPL 16-1115
Vonnis van de kantonrechter van 3 augustus 2016
in de zaak van
[eiseres] , h.o.d.n. [bedrijfsnaam] ,
wonende te [woonplaats 1]
eisende partij,
gemachtigde DAS Nederlandse Rechtsbijstand Verzekeringmaatschappij N.V.,
tegen

1.de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

BAUDUIN MANAGEMENT B.V.,
gevestigd te Maastricht,

2. GINGER V.O.F. h.o.d.n. GINGER,

gevestigd te Maastricht,

3. [gedaagde sub 3] , vennoot van gedaagde sub 2,

wonende te [woonplaats 1] ,

4. [gedaagde sub 4] , vennoot van gedaagde sub 2,

wonende te [woonplaats 2]
gedaagden,
gemachtigde mr. R.C.C.M. Nadaud, advocaat.
Eisende partij zal [eiseres] genoemd worden. Gedaagden zullen Bauduin, Ginger, [gedaagde sub 3] en [gedaagde sub 4] worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de conclusie van antwoord
  • de rolbeschikking waarbij een comparitie van partijen is bepaald
  • het proces-verbaal van comparitie van 3 juni 2016
  • de akte houdende uitlating na comparitie van gedaagden.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiseres] , voorheen een v.o.f., is vanaf 25 februari 2013 een eenmanszaak geworden. [eiseres] is gelegen aan de [adres 1] te [vestigingsplaats] .
2.2.
Ginger is hiernaast gevestigd aan de [adres 2] te [vestigingsplaats] . Het pand is eigendom van de broers [eigenaar pand 1] en [eigenaar pand 2] en door hen verhuurd aan [gedaagde sub 4] , die samen met [gedaagde sub 3] venoot is van Ginger.
2.3.
In het pand van [eiseres] zijn lekkages opgetreden. Deze zijn ontstaan door een lek in de afvoerleiding van een spoelbak in de keuken van Ginger. DEKRA Experts B.V., ingeschakeld door de verzekering van [eigenaar pand 1] , (productie 6 bij dagvaarding), heeft in een rapportage onder meer het volgende overwogen:
[pagina 4 van 6, Rb]
‘Feit is dat de lekkage lijkt te zijn opgelost, nadat de afvoerleiding is hersteld. Er zijn wel enkele (vreemde) en onverklaarbare zaken. De beschadigde afvoerleiding was aangesloten op de spoelbak, die stond opgesteld in de spoelkeuken van restaurant ‘Ginger’. Volgens verzekerde is deze situatie al sinds 2000 onveranderd en wordt de spoelbak het hele jaar door, zeven dagen per week intensief gebruikt. Wij vragen ons af hoe het dan kan, dat er pas sinds 2010 lekkages zijn geconstateerd door tegenpartij [ [eiseres] , rb]. Als het gat in de leiding er al vanaf het begin (in 2000) heeft gezeten, hadden de lekkages ons inziens al veel eerder opgemerkt moeten worden. Wij vragen ons af hoe het gat in de afvoerleiding dan tussentijds is ontstaan. Na bestuderen van de foto’s merken wij op dat het gat aan de zijde van de tegenpartij zit. Mogelijk is er in 2010, vanaf de kant van tegenpartij, per ongeluk door de afvoerleiding geboord. Dit hebben wij echter niet kunnen vaststellen, maar net zo min kunnen uitsluiten.’
[pagina 5 van 6, tweede alina, Rb]
‘Van de tegenpartij ontvingen wij twee facturen van Rousseau Bouw BV en een overzicht van de gemaakte kosten medio juni 2014 door Rousseau Bouw BV. De eerste factuur, met factuurnummer 1307017 (…) behelst een bedrag van EUR 1.304,38 inclusief btw. (…) De tweede factuur, met factuurnummer 1307018 (…) behelst een bedrag van EUR 2.178,00 inclusief btw (…).
[pagina 5 van 6, derde alinea, Rb]
Het kostenoverzicht omvat een totaalbedrag van EUR 3.080,53 inclusief btw. Deze kosten hebben betrekking op het verwijderen van het gasfornuis, het afkoppelen van de gas- en elektravoorzieningen, het opsporen van leidingen in de vloer en pand-scheidende wand, het open kappen van een deel van de vloer en wand, het opsporen van de oorzaak van de lekkages en nadien weer herstellen van de open gebroken muur en vloer en het terug plaatsen en installeren van het fornuis.’

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert dat gedaagden bij vonnis, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, zullen worden veroordeeld tot betaling van de door de lekkages veroorzaakte schade van € 9.062,38, de buitengerechtelijke incassokosten van € 828,12 en de proceskosten, een en ander (bij gebreke van betaling) te vermeerderen met de wettelijke rente. Volgens [eiseres] zijn gedaagden aansprakelijk op grond van onrechtmatige daad omdat de eigendom van Bauduin, dan wel de bedrijfsvoering van Ginger schade heeft toegebracht aan de eigendom van [eiseres] . Het gat is niet veroorzaakt door [eiseres] . Het fornuis, waarachter zich de lekkage bevond, is al 25 jaar niet van de plek geweest. Er is dus nooit geboord op die plek. Bovendien had de afvoer niet bereikt kunnen worden omdat de afstand tussen de muur en de afvoer veel te groot is, wat ook te zien is op de overgelegde foto’s.
3.2.
Gedaagden voeren het volgende verweer. Bauduin is niet de eigenaar van het pand, zodat zij ten onrechte in rechte is betrokken. Ginger is niet aansprakelijk aangezien niet vaststaat dat het gat door haar is gemaakt of is ontstaan door een gebrek in de afvoerbuis. Uit het rapport van DEKRA blijkt dat het gat door [eiseres] zelf is veroorzaakt. Op de foto’s is niet te zien dat de afstand tussen de muur van [eiseres] en de afvoer te groot is om te raken bij het boren en bovendien is niet vast te stellen dat de foto’s zien op het stuk muur waar de lekkage is opgetreden. De spoelbak wordt door Ginger dagelijks gebruikt.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt voorop dat de vorderingen tegen Bauduin moeten worden afgewezen omdat zij niet de bezitter is van de gebrekkige opstal en [eiseres] geen andere grond heeft aangevoerd voor aansprakelijkheid van Bauduin.
4.2.
Tussen partijen staat vast dat de afvoer van de spoelbak die werd gebruikt door Ginger een gebrek vertoonde waardoor bij [eiseres] schade is veroorzaakt. Ingevolge artikel 6:174 lid 1 BW rust op de bezitter van de afvoer (de niet gedagvaarde [eigenaar pand 1] en [eigenaar pand 2] ) een risicoaansprakelijkheid voor de schade die door het lek is ontstaan. Een lekke afvoer voldoet immers niet aan de eisen die men daaraan onder de gegeven omstandigheden mag geven. De risicoaansprakelijkheid gaat echter over naar Ginger als de afvoer wordt gebruikt in de uitoefening van haar bedrijf, tenzij de schade niet met de uitoefening van het bedrijf in verband staat (artikel 6:181 lid 1 BW).
4.3.
Volgens [eiseres] is de uitzondering van artikel 6:181 BW van toepassing, omdat het enkele gebruik van een spoelbak niet kan leiden tot het ontstaan van een gat in een afvoerleiding.
4.4.
Volgens gedaagden is het gat door [eiseres] zelf veroorzaakt, zodat geen van gedaagden aansprakelijk kan zijn voor het gebrek aan de afvoerleiding. Als wel aansprakelijkheid bestaat dan is Ginger aansprakelijk, omdat de afvoer wordt gebruikt in de uitoefening van het bedrijf van Ginger.
4.5.
Ginger gebruikt de afvoer in de uitoefening van haar bedrijf, wat inhoudt dat zij in beginsel aansprakelijk is voor de schade die is veroorzaakt door het gebrek aan de afvoer. In deze zaak doet zich echter de vreemde situatie voor dat [eiseres] een beroep doet op de uitzondering van artikel 6:181 BW, terwijl dit normaliter een bevrijdend verweer is waarvan de stelplicht en bewijslast rust op de aangesprokene, in dit geval Ginger, die hierop juist uitdrukkelijk geen beroep doet. Wat hiervan ook zij, in rechte kan niet worden vastgesteld dat het gat in de afvoer
nietin verband staat met de uitoefening van het bedrijf van Ginger, terwijl wel kan worden vastgesteld dat de afvoer werd gebruikt in de uitoefening van het bedrijf van Ginger. Aldus rust op Ginger in beginsel de risico-aansprakelijkheid voor de door het gat in de afvoer veroorzaakte schade.
4.6.
Dit is anders wanneer aansprakelijkheid op grond van afdeling 1 van boek 6 BW zou hebben ontbroken indien Ginger dit gevaar op het moment van het ontstaan hiervan zou hebben gekend (artikel 6:174 lid 1 laatste zin BW). Het is dan aan Ginger om te stellen en zo nodig te bewijzen dat hiervan sprake is.
4.7.
Ginger stelt dat het gat is veroorzaakt door [eiseres] zelf. De kantonrechter oordeelt dat, indien dit klopt, Ginger niet aansprakelijk is. Artikel 6:174 BW strekt immers niet tot bescherming tegen schade die door een benadeelde zelf is veroorzaakt. [eiseres] betwist echter dat het gat door haar is veroorzaakt.
4.8.
Op basis van de stukken die zich in het dossier bevinden, kan vooralsnog niet worden vastgesteld dat het gat in de afvoer door [eiseres] is veroorzaakt. Zulks blijkt in ieder geval niet uit het rapport van DEKRA. Daarin staat immers dat er mogelijk vanaf de kant van [eiseres] per ongeluk door de afvoerleiding geboord, maar dat DEKRA dit niet heeft kunnen vaststellen of uitsluiten (zie 2.3). De kantonrechter zal Ginger, die dit ook heeft aangeboden, daarom opdragen te bewijzen dat het gat in de afvoer door [eiseres] is veroorzaakt. Indien Ginger hierin slaagt, zal de vordering worden afgewezen. Indien Ginger hierin niet slaagt, zal Ginger de schade van [eiseres] moeten vergoeden met inachtneming van het volgende.
4.9.
[eiseres] heeft ter gelegenheid van de comparitie verklaard dat de RVS-wand, die volgens haar is weggehaald om te zoeken naar de oorzaak van de lekkage en niet teruggeplaatst kon worden, er al hing toen zij het restaurant in 2001 overnam. De kantonrechter oordeelt gelet op de ouderdom van de oude RVS-wand dat deze geen dagwaarde meer had zodat zij vanwege de aftrek nieuw-voor-oud in ieder geval geen recht heeft op vergoeding van de koopsom van de nieuwe RVS-wand. Wel zou zij recht kunnen hebben op de kosten voor het aanbrengen van de nieuwe RVS-wand.
Gedaagden hebben aangevoerd dat het causaal verband mist tussen het gat in de muur via welke de oorzaak van de lekkage is ontdekt en dat pas in 2014 is gemaakt, en het verwijderen en aanbrengen van de RVS-wand, wat al in 2013 is gebeurd. Gedaagden miskennen hiermee dat de schade die is gemaakt ten gevolge van (het onderzoek naar) de lekkage voor vergoeding in aanmerking komt, niet enkel de schade als gevolg van het gemaakte gat dankzij welke de oorzaak van de lekkages is ontdekt. [eiseres] heeft gesteld dat de RVS-wand is weggehaald om te kijken of de lekkage zich daarachter bevond. Gedaagden hebben dit niet betwist. In de door [eiseres] terzake overgelegde factuur (1307017 van Rousseau Bouw B.V., productie 3 bij dagvaarding) staat echter enkel een totaalsom voor het leveren en aanbrengen van RVS afwerking wanden bedrijfskeuken, zodat niet in rechte kan worden vastgesteld welk gedeelte van het factuurbedrag ziet op het aanbrengen zodat niet kan worden beoordeeld welk bedrag toewijsbaar is. De kantonrechter zal [eiseres] in staat stellen dit alsnog te specificeren.
4.10.
[eiseres] vordert verder “onderzoeks- en herstelkosten van condensafvoer koeling en herstelkosten van daklekkages” (factuur 1307018 van Rousseau Bouw B.V., productie 3 bij dagvaarding). Gedaagden voeren hiertegen aan dat de koeling en het dak niets met de lekkage in de keuken te maken hebben en dat de herstelkosten hiervan niet op hen verhaald kunnen worden. De kantonrechter oordeelt dat de onderzoekskosten wel voor vergoeding in aanmerking komen, nu dit redelijke kosten zijn als bedoeld in artikel 6:96 lid 2 BW. De herstelkosten zijn niet als zodanig aan te merken en zijn ook niet toe te rekenen aan de gebrekkige opstal, zodat die niet voor vergoeding in aanmerking komen. Op de factuur is geen onderscheid gemaakt tussen de onderzoeks- en herstelkosten, zodat niet vastgesteld kan worden welk bedrag kan worden toegewezen. De kantonrechter zal [eiseres] in staat stellen de kosten alsnog te specificeren.
4.11.
[eiseres] vordert de kosten voor het verwijderen van het gasfornuis, het afkoppelen van de gas- en elektravoorzieningen, het opsporen van leidingen in de vloer en pandscheidende wand, het openkappen van een deel van de vloer en wand, het opsporen van de oorzaak van de lekkages en nadien weer herstellen van de opengebroken muur en vloer en het terugplaatsen en installeren van het fornuis. De betreffende factuur (1406042, van Rousseau Bouw B.V.) is niet in het geding gebracht, maar [eiseres] verwijst ter onderbouwing naar pagina 5, derde alinea van het rapport van DEKRA (zie 2.3). [eiseres] heeft ter gelegenheid van de comparitie verklaard dat de betreffende factuur totaal € 18.000,- behelsde en dat zij Rousseau toen heeft gevraagd te specificeren welke werkzaamheden zijn verricht naar aanleiding van de lekkage en de kosten hiervan. Volgens gedaagden is dit onvoldoende en moet een factuur overgelegd worden. De kantonrechter volgt gedaagden niet in hun verweer. De omschreven werkzaamheden op het kostenoverzicht, dat DEKRA blijkbaar heeft gezien, zijn nodig gemaakt door de lekkage en de kosten hiervan komen derhalve voor vergoeding in aanmerking. De kantonrechter zal het geclaimde bedrag, € 3.080,53, toewijzen indien Ginger niet slaagt in haar bewijsopdracht.
4.12.
[eiseres] vordert verder wegens “werkzaamheden zomer 2011 (onderzoek lekkage) wegkappen en afvoeren puin” het loon van twee medewerkers gedurende acht uur à € 45,- bruto per uur en wegens “schoonmaak 11-6-2014” het loon van één medewerker gedurende vier uur à € 35 bruto per uur, hetgeen in totaal netto zou neerkomen op € 500,-. Hiernaast vordert zij tweemaal de dagomzet van [eiseres] , te weten € 2.000,-, omdat zij twee dagen gesloten is geweest. Ter comparitie heeft zij verklaard dat één van de sluitingsdagen een reguliere sluitingsdag betrof, zodat één- en niet tweemaal de dagomzet als schade moet worden aangemerkt. Gedaagden voeren aan dat niet vaststaat dat Rousseau niet zelf heeft schoongemaakt, waartegen [eiseres] aanvoert dat dit dan wel bij de kostenspecificatie had gestaan. Verder hebben gedaagden betwist dat de kosten uit 2011 in verband staan met de lekkage. De kantonrechter oordeelt als volgt. [eiseres] heeft haar vordering op dit punt naar aanleiding van het verweer van gedaagden niet onderbouwd, wat gelet op het verweer van gedaagden wel had gemoeten. De vordering zal derhalve in zoverre worden afgewezen.
4.13.
De kantonrechter houdt vanwege de gegeven bewijsopdracht iedere verdere beslissing aan.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
draagt Ginger op te bewijzen dat het gat in de afvoer door [eiseres] zelf is veroorzaakt,
5.2.
verwijst de zaak naar de rolzitting van
31 augustus 2016voor akte aan de zijde van Ginger om bewijsstukken over te leggen en/of, als zij (tevens) bewijs wil leveren door het horen van getuigen, om de namen van de getuigen en de verhinderdata van alle betrokkenen – dus ook van [eiseres] en haar gemachtigde – op te geven voor enquête te houden in oktober, november of december 2016,
5.3.
verwijst de zaak naar de rolzitting van
31 augustus 2016voor akte aan de zijde van [eiseres] waarin zij haar vorderingen met betrekking tot facturen 1307017 en 1307018 zal specificeren overeenkomstig hetgeen de kantonrechter heeft overwogen onder 4.9. en 4.10.,
5.4.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.M. Drenth en in het openbaar uitgesproken.
type: GD