ECLI:NL:RBLIM:2016:11592

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
25 november 2016
Publicatiedatum
24 januari 2017
Zaaknummer
C/03/227777 HA RK 16-235
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsverzoek na uitspraak gedaan – kennelijk niet ontvankelijk – buiten behandeling

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Limburg, is op 25 november 2016 een wrakingsverzoek ingediend door verzoekers, wonende te Echt en een andere woonplaats, tegen mr. P.J.M. Bruijnzeels, de rechter in een eerdere procedure. De verzoekers hebben op 2 november 2016, na het sluiten van het onderzoek ter zitting en na de mondelinge uitspraak, schriftelijk verzocht om wraking van de rechter. De rechter heeft op 7 november 2016 laten weten niet in de wraking te berusten en heeft op 9 november 2016 een schriftelijke reactie gestuurd waarin hij bereid was de zaak mondeling toe te lichten.

De wrakingskamer heeft de datum van de uitspraak bepaald op 25 november 2016. In de overwegingen van de wrakingskamer werd vastgesteld dat het verzoek tot wraking kennelijk niet ontvankelijk was, omdat het verzoek te laat was ingediend. Volgens artikel 8:16 van de Algemene wet bestuursrecht moet een verzoek tot wraking worden gedaan voordat de behandeling van de zaak door het wijzen van een einduitspraak is geëindigd. Aangezien de verzoekers hun wrakingsverzoek pas na de mondelinge uitspraak hadden ingediend, werd het verzoek als te laat beschouwd.

De wrakingskamer heeft daarom besloten het verzoek tot wraking van mr. P.J.M. Bruijnzeels buiten behandeling te stellen. Deze beslissing is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, mr. M.J.W.D. Janssen.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Bestuursrecht
Zaaknummer: C/03/227777 / HA RK 16-235
Beslissing van de meervoudige kamer belast met de behandeling van wrakingszaken
op het verzoek van
[verzoeker sub 1] ,
wonende te Echt, gemeente Echt-Susteren,
en
[verzoeker sub 2] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna: verzoekers,
dat strekt tot wraking van
mr. P.J.M. Bruijnzeels, rechter in deze rechtbank, hierna: de rechter.

1.De procedure

In de zaken met de nummers ROE 16/1183 en ROE 16/1182 tussen het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Echt-Susteren enerzijds en verzoekers anderzijds hebben verzoekers op 2 november 2016, na het sluiten van het onderzoek ter zitting en na de mondelinge uitspraak, schriftelijk de wraking verzocht van de rechter.
De rechter heeft op 7 november 2016 de wrakingskamer bericht dat hij niet in de wraking berust. Hij heeft op 9 november 2016 een schriftelijke reactie gestuurd en heeft daarin meegedeeld bereid te zijn de zaak ter zitting mondeling nader toe te lichten.
Van verzoekers is op 22 november 2016 een pleitnota met aanvullende stukken ontvangen.
De wrakingskamer heeft de datum van de uitspraak bepaald op heden.

2.Overweging

De wrakingskamer is van oordeel dat het onderhavige verzoek wegens kennelijke niet-ontvankelijkheid buiten behandeling moet worden gesteld en acht om die reden geen mondelinge behandeling nodig. De wrakingskamer verwijst in dat verband naar artikel 9.1 van het wrakingsprotocol van de rechtbank Limburg, vastgesteld door het bestuur van de rechtbank bij besluit van 5 februari 2014. De wrakingskamer overweegt daartoe het volgende.
Artikel 8:16 van de Algemene wet bestuursrecht bepaalt dat een verzoek tot wraking gedaan wordt zodra de feiten of omstandigheden aan de verzoeker bekend zijn geworden. Het verzoek geschiedt schriftelijk en gemotiveerd en kan na de aanvang van het onderzoek ter zitting ook mondeling geschieden. Het verzoek tot wraking moet echter wel zijn ingediend vóórdat de behandeling van de zaak door het wijzen van een einduitspraak is geëindigd.
De wrakingskamer stelt vast dat in het proces verbaal van de zitting is verwoord:
‘Nadat de rechter het onderzoek ter zitting heeft gesloten en direct mondeling uitspraak heeft gedaan, draagt opposant een wrakingsverzoek voor. Dat is aan dit proces verbaal gehecht en de inhoud wordt als hier herhaald en ingelast beschouwd. Opposant voegt daar aan toe dat wraken nog mogelijk is omdat hij nog geen uitspraak op schrift heeft ontvangen.’
De wrakingskamer stelt vast dat het onderhavige verzoek tot wraking is overgelegd nadat de rechter mondeling uitspraak had gedaan. Een procedure bij de rechtbank komt met het uitspreken van een (mondelinge) uitspraak tot een einde. Nu verzoekers pas na de uitspraak een verzoek tot wraking hebben overgelegd is dit te laat gedaan. Het verzoek is kennelijk niet ontvankelijk en wordt buiten behandeling gesteld.

3.De beslissing

De wrakingskamer stelt het verzoek tot wraking van mr. P.J.M. Bruijnzeels buiten behandeling.
Deze beschikking is gegeven door mr. P.H.M. Kuster, voorzitter, mr. Th.M. Schelfhout en mr. J.H. Klifman, leden, in het openbaar uitgesproken op 25 november 2016 in aanwezigheid van de griffier mr. M.J.W.D. Janssen. [1]

Voetnoten

1.type: