Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
verzoeker;
Rechtbank Limburg
In deze zaak heeft de rechtbank Limburg op 30 augustus 2016 uitspraak gedaan over een verzoek tot wraking van mr. W.E. Elzinga, rechter in deze rechtbank. Het verzoek tot wraking werd ingediend door een verzoeker, die betrokken was in een civiele procedure. De wraking werd aangevraagd op basis van vermeende partijdigheid van de rechter, omdat deze een bezichtiging had georganiseerd zonder dat er bewijs was. De procedure rondom de wraking begon op 8 juni 2016, toen er een tussenvonnis werd gewezen in een andere zaak. Het verzoek tot wraking werd op 23 augustus 2016 ingediend, maar de rechtbank oordeelde dat het verzoek niet ontvankelijk was vanwege het te grote tijdsverloop tussen de kennisname van de feiten en het indienen van het verzoek. De rechtbank benadrukte dat het verzoek tot wraking tijdig moest worden ingediend, zoals voorgeschreven in artikel 36 en 37 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. De wrakingskamer concludeerde dat het verzoek te laat was ingediend en dat er geen voldoende feiten of omstandigheden waren die de vrees voor partijdigheid van de rechter konden onderbouwen. De rechtbank verklaarde de verzoeker niet ontvankelijk in zijn verzoek tot wraking.