ECLI:NL:RBLIM:2016:11590

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
25 november 2016
Publicatiedatum
23 januari 2017
Zaaknummer
C/03/227778 / HA RK 16-236
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsverzoek na uitspraak gedaan – kennelijk niet ontvankelijk – buiten behandeling

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Limburg, is op 25 november 2016 een beslissing genomen over een wrakingsverzoek van twee verzoekers tegen mr. P.J.M. Bruijnzeels, rechter in deze rechtbank. De verzoekers hadden op 2 november 2016, na het sluiten van het onderzoek ter zitting en na de mondelinge uitspraak in de zaken ROE 16/1183 en ROE 16/1182, schriftelijk verzocht om wraking van de rechter. De rechter heeft op 7 november 2016 laten weten niet in de wraking te berusten en heeft op 9 november 2016 een schriftelijke reactie gestuurd waarin hij bereid was de zaak mondeling nader toe te lichten. Op 22 november 2016 hebben de verzoekers een pleitnota met aanvullende stukken ingediend.

De wrakingskamer heeft de datum van de uitspraak bepaald op 25 november 2016. In haar overwegingen oordeelt de wrakingskamer dat het verzoek tot wraking kennelijk niet ontvankelijk is en buiten behandeling moet worden gesteld. Dit oordeel is gebaseerd op artikel 9.1 van het wrakingsprotocol van de rechtbank Limburg en artikel 8:16 van de Algemene wet bestuursrecht, dat bepaalt dat een verzoek tot wraking moet worden ingediend voordat de behandeling van de zaak door het wijzen van een einduitspraak is geëindigd. Aangezien de verzoekers hun wrakingsverzoek pas na de mondelinge uitspraak hebben ingediend, is dit verzoek te laat gedaan. De wrakingskamer heeft daarom besloten het verzoek tot wraking van mr. P.J.M. Bruijnzeels buiten behandeling te stellen.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Bestuursrecht
zaaknummer: C/03/227778 / HA RK 16-236
Beslissing van de meervoudige kamer belast met de behandeling van wrakingszaken
op het verzoek van
[verzoeker sub 1] ,
wonende te [woonplaats 1] ,
en
[verzoeker sub 2] ,
wonende te [woonplaats 2] ,
hierna: verzoekers,
dat strekt tot wraking van
mr. P.J.M. Bruijnzeels, rechter in deze rechtbank, hierna: de rechter.

1.De procedure

In de zaken met de nummers ROE 16/1183 en ROE 16/1182 tussen het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Echt-Susteren enerzijds en verzoekers anderzijds hebben verzoekers op 2 november 2016, na het sluiten van het onderzoek ter zitting en na de mondelinge uitspraak, schriftelijk de wraking verzocht van de rechter.
De rechter heeft op 7 november 2016 de wrakingskamer bericht dat hij niet in de wraking berust. Hij heeft op 9 november 2016 een schriftelijke reactie gestuurd en heeft daarin meegedeeld bereid te zijn de zaak ter zitting mondeling nader toe te lichten.
Van verzoekers is op 22 november 2016 een pleitnota met aanvullende stukken ontvangen.
De wrakingskamer heeft de datum van de uitspraak bepaald op heden.

2.Overweging

De wrakingskamer is van oordeel dat het onderhavige verzoek wegens kennelijke niet-ontvankelijkheid buiten behandeling moet worden gesteld en acht om die reden geen mondelinge behandeling nodig. De wrakingskamer verwijst in dat verband naar artikel 9.1 van het wrakingsprotocol van de rechtbank Limburg, vastgesteld door het bestuur van de rechtbank bij besluit van 5 februari 2014. De wrakingskamer overweegt daartoe het volgende.
Artikel 8:16 van de Algemene wet bestuursrecht bepaalt dat een verzoek tot wraking gedaan wordt zodra de feiten of omstandigheden aan de verzoeker bekend zijn geworden. Het verzoek geschiedt schriftelijk en gemotiveerd en kan na de aanvang van het onderzoek ter zitting ook mondeling geschieden. Het verzoek tot wraking moet echter wel zijn ingediend vóórdat de behandeling van de zaak door het wijzen van een einduitspraak is geëindigd.
De wrakingskamer stelt vast dat in het proces verbaal van de zitting is verwoord:
‘Nadat de rechter het onderzoek ter zitting heeft gesloten en direct mondeling uitspraak heeft gedaan, draagt opposant een wrakingsverzoek voor. Dat is aan dit proces verbaal gehecht en de inhoud wordt als hier herhaald en ingelast beschouwd. Opposant voegt daar aan toe dat wraken nog mogelijk is omdat hij nog geen uitspraak op schrift heeft ontvangen.’
De wrakingskamer stelt vast dat het onderhavige verzoek tot wraking is overgelegd nadat de rechter mondeling uitspraak had gedaan. Een procedure bij de rechtbank komt met het uitspreken van een (mondelinge) uitspraak tot een einde. Nu verzoekers pas na de uitspraak een verzoek tot wraking hebben overgelegd is dit te laat gedaan. Het verzoek is kennelijk niet ontvankelijk en wordt buiten behandeling gesteld.

3.De beslissing

De wrakingskamer stelt het verzoek tot wraking van mr. P.J.M. Bruijnzeels buiten behandeling.
Deze beslissing is gegeven door mr. P.H.M. Kuster, voorzitter, mr. Th.M. Schelfhout en
mr. J.H. Klifman, leden, in het openbaar uitgesproken op 25 november 2016 in aanwezigheid van de griffier mr. M.J.W.D. Janssen. [1]

Voetnoten

1.type: