In deze beschikking van de Rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, is op 12 februari 2016 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontslag van de bewindvoerder in het kader van de Wet schuldsaneringsregeling natuurlijke personen (WSNP). De verzoeker, bijgestaan door zijn advocaat mr. P.F.M. Gulickx, heeft het verzoek ingediend met de stelling dat hij ontevreden is over de werkwijze van de bewindvoerder. Hij heeft aangevoerd dat de ingangsdatum van de boedelbijdrage niet correct is vastgesteld, dat het Vrij Te Laten Bedrag (VTLB) niet juist is berekend en dat er een gebrek aan communicatie is geweest. De bewindvoerder heeft echter betwist dat zij haar taken niet correct uitvoert en heeft gesteld dat verzoeker zijn wijzigingen in inkomen en huur niet voldoende heeft aangetoond.
De rechter-commissaris, mr. M.M.T. Coenegracht, heeft in zijn advies aangegeven dat er geen reden is om aan te nemen dat de bewindvoerder haar taken niet naar behoren heeft uitgevoerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoeker niet heeft aangetoond dat de bewindvoerder fouten heeft gemaakt bij de berekening van het VTLB. De rechtbank benadrukt dat de bewindvoerder in beginsel de belangen van de schuldeisers behartigt, maar ook rekening moet houden met de belangen van de schuldenaar. De rechtbank concludeert dat het verzoek tot ontslag van de bewindvoerder niet voldoende is onderbouwd en wijst het verzoek af.
De rechtbank wijst erop dat, hoewel artikel 319 Fw. de mogelijkheid biedt om een verzoek tot ontslag van de bewindvoerder in te dienen, het in de meeste gevallen verstandiger is om eerst de rechter-commissaris te benaderen met klachten over de bewindvoerder. De rechter-commissaris is beter op de hoogte van de zaak en kan adequater reageren op de klachten. De rechtbank besluit het verzoek tot ontslag van de bewindvoerder af te wijzen, en deze beschikking is openbaar uitgesproken door mr. J.J. Groen.