In deze zaak heeft de kantonrechter te Maastricht op 25 februari 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen verzoekster, een verkoopster, en verweerder, haar voormalige werkgever. Verzoekster had een arbeidsovereenkomst voor 20 uur per week en ontving een bruto maandsalaris van € 1.023,27. De arbeidsovereenkomst werd door verweerder opgezegd per 20 oktober 2015, met als reden de beëindiging van de ondernemingsactiviteiten. Verzoekster verzocht om betaling van achterstallig loon, een gefixeerde schadevergoeding, een transitievergoeding en een billijke vergoeding, omdat de opzegging volgens haar onrechtmatig was. De kantonrechter oordeelde dat de opzegging niet rechtsgeldig was, omdat verzoekster niet had ingestemd met de opzegging en de wettelijke opzegtermijn niet in acht was genomen. De kantonrechter wees een billijke vergoeding van € 1.100,00 toe, evenals een gefixeerde schadevergoeding van € 2.795,13 en achterstallig loon van € 2.337,09. Daarnaast werd een transitievergoeding van € 736,75 toegewezen. De kantonrechter matigde de wettelijke verhoging tot 15% vanwege de slechte financiële situatie van verweerder. De kosten van de procedure werden aan verweerder opgelegd. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.