ECLI:NL:RBLIM:2016:11577

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
29 december 2016
Publicatiedatum
4 januari 2017
Zaaknummer
5603806 CV EXPL 16-11654
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verwijzing van een kort geding naar een andere rechtbank op basis van artikel 46b Wro

In deze zaak, die zich afspeelt in het kort geding, heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 29 december 2016 uitspraak gedaan. De eiser, een ex-advocaat, heeft een vordering ingediend tegen de besloten vennootschap Essent Retail Energie B.V. De eiser vordert onder andere dat zijn zaak wordt verwezen naar de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, en dat Essent wordt veroordeeld in de proceskosten en nakosten. De achtergrond van de vordering is dat de eiser, die gas en elektriciteit afnam van Essent, op 16 december 2016 door Enexis is afgesloten van deze leveringen. De eiser stelt dat er een bestaande praktijk is waarbij zijn zaken werden verwezen naar een andere rechtbank, en dat hij hierdoor benadeeld is.

De kantonrechter heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat er geen toereikende grond is om de zaak te verwijzen, enkel omdat de eiser geen vertrouwen heeft in de rechtbank. Echter, gezien de omstandigheden en de eerdere praktijk, heeft de kantonrechter besloten de zaak toch te verwijzen naar de rechtbank Midden-Nederland. De beslissing over de proceskosten is aangehouden, zodat deze door de nieuwe rechtbank kan worden beoordeeld. Dit vonnis is gewezen door mr. W.J.J. Los en is in het openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Burgerlijk recht
Zaaknummer: 5603806 CV EXPL 16-11654
Vonnis in kort geding van de kantonrechter van 29 december 2016
in de zaak van
[eiser],
wonend aan de [adres] , [woonplaats] ,
eiser,
gemachtigde mr. J.J. Baltus,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ESSENT RETAIL ENERGIE B.V.,
statutair gevestigd te ’s-Hertogenbosch, mede gevestigd en kantoorhoudend aan het
Willemsplein 4, 5211 AK ’s-Hertogenbosch,
gedaagde,
gemachtigde mr. R. van Muijen.
Partijen zullen hierna [eiser] en Essent worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het exploot van dagvaarding
  • de op voorhand door Essent toegezonden producties
  • de mondelinge behandeling van 29 december 2016.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Essent heeft op grond van een met [eiser] gesloten overeenkomst gas en elektriciteit geleverd en getransporteerd ten behoeve van het perceel [adres] te [woonplaats] .
2.2.
Op 16 december 2016 heeft Enexis [eiser] afgesloten van gas en elektriciteit.

3.Het geschil

3.1.
Tegen de achtergrond van deze vaststaande feiten vordert [eiser] - kort weergegeven - dat de zaak op grond van artikel 46b van de Wet op de rechterlijke organisatie (Wro) wordt verwezen naar de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, met veroordeling van Essent:
  • om Enexis opdracht te geven tot heraansluiting van gas en elektriciteit althans de afsluiting ongedaan te maken,
  • zo nodig de kosten van Enexis ter zake de afsluiting en heraansluiting voor haar rekening te nemen,
  • haar leveringen van gas en elekriciteit te hervatten en te continueren op basis van de oude overeenkomst die door Essent eenzijdig buitengerechtelijk werd ontbonden, zulks zolang [eiser] aan Essent maandelijks het overeengekomen voorschot zal betalen,
  • tot betaling van een voorschot op de door [eiser] geleden en nog te lijden schade
  • tot betaling van een dwangsom,
- in de proceskosten en nakosten.
3.2.
Essent heeft verweer gevoerd.
3.3.
Op de stellingen van partijen zal hierna - voor zover relevant - nader worden ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Alvorens inhoudelijk op de zaak kan worden ingegaan, dient eerst beoordeeld te worden of er reden is om de zaak te verwijzen naar de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht.
4.2.
[eiser] heeft aangevoerd dat verwijzing naar de rechtbank Midden-Nederland moet plaatsvinden op de voet van artikel 46b Wro. Daartoe heeft hij gesteld dat sinds augustus 2014 om ambtshalve bekende - niet gewijzigde - feiten en omstandigheden (die hij bekend verondersteld) alle procedures waarin hij als advocaat of rechtzoekende is betrokken, worden verwezen naar een andere rechtbank. [eiser] voert aan dat hij als advocaat en rechtzoekende door deze rechtbank is benadeeld, dat het aan deze rechtbank te wijten is dat hij als advocaat van het tableau is geschrapt en dat de rechtbank en de aldaar werkzame rechters corrupt zijn.
4.3.
Ingevolge artikel 46b Wro kan de rechtbank een zaak ter verdere behandeling verwijzen naar een andere rechtbank, indien naar haar oordeel door betrokkenheid van de rechtbank behandeling van die zaak door een andere rechtbank gewenst is.
4.4.
[eiser] is advocaat geweest. Er zijn tegen hem klachten ingediend, onder meer vanuit de rechtbank Limburg en het gerechtshof ’s-Hertogenbosch. Bij beslissing van 4 januari 2016 heeft de raad van discipline in het ressort ’s-Hertogenbosch aan [eiser] de maatregel van schrapping van het tableau opgelegd. Bij beslissing van 11 juli 2016 heeft het hof van discipline de beslissing van de raad bevestigd. Gedurende de periode waarin de raad en het hof van discipline klachten en bezwaren tegen [eiser] hebben behandeld, heeft de rechtbank kennelijk zaken waarin [eiser] (als advocaat of als partij) optrad, (in de regel) verwezen naar een andere rechtbank. Nu op de klachten en bezwaren onherroepelijk is beslist en [eiser] geen advocaat meer is, is het niet langer aangewezen om zaken waarin [eiser] als partij of anderszins betrokken is, als regel te verwijzen. De omstandigheid dat [eiser] geen vertrouwen heeft in de rechtbank, kan naar het oordeel van de kantonrechter niet gelden als een toereikende grond om zijn zaken naar een andere rechtbank te verwijzen.
4.5.
Gelet op het voorgaande moet [eiser] er rekening mee houden dat zijn zaken in het vervolg (weer) door de rechtbank zullen worden behandeld. De omstandigheid dat er kennelijk tot medio 2016 een praktijk heeft bestaan waarin die zaken in de regel zijn verwezen en [eiser] bij gebreke van andersluidende informatie kennelijk ervan is uitgegaan dat die praktijk nog bestaat, geeft de kantonrechter aanleiding om de onderhavige zaak wel naar een andere rechtbank te verwijzen.
4.6.
De kantonrechter ziet aanleiding de beslissing over de proceskosten aan te houden, zodat daarover door de rechtbank Midden-Nederland kan worden beslist.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
verwijst de zaak in de stand, waarin zij zich bevindt, naar de kamer voor kantonzaken van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht,
5.2.
houdt de beslissing over de proceskosten aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.J.J. Los en is in het openbaar uitgesproken.
Type: CJ