In deze zaak, die zich afspeelt in het kort geding, heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 29 december 2016 uitspraak gedaan. De eiser, een ex-advocaat, heeft een vordering ingediend tegen de besloten vennootschap Essent Retail Energie B.V. De eiser vordert onder andere dat zijn zaak wordt verwezen naar de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, en dat Essent wordt veroordeeld in de proceskosten en nakosten. De achtergrond van de vordering is dat de eiser, die gas en elektriciteit afnam van Essent, op 16 december 2016 door Enexis is afgesloten van deze leveringen. De eiser stelt dat er een bestaande praktijk is waarbij zijn zaken werden verwezen naar een andere rechtbank, en dat hij hierdoor benadeeld is.
De kantonrechter heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat er geen toereikende grond is om de zaak te verwijzen, enkel omdat de eiser geen vertrouwen heeft in de rechtbank. Echter, gezien de omstandigheden en de eerdere praktijk, heeft de kantonrechter besloten de zaak toch te verwijzen naar de rechtbank Midden-Nederland. De beslissing over de proceskosten is aangehouden, zodat deze door de nieuwe rechtbank kan worden beoordeeld. Dit vonnis is gewezen door mr. W.J.J. Los en is in het openbaar uitgesproken.