ECLI:NL:RBLIM:2016:11574

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
27 december 2016
Publicatiedatum
4 januari 2017
Zaaknummer
5504628 AZ VERZ 16-221
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding arbeidsovereenkomst en beëindiging huurovereenkomst dienstwoning

In deze zaak verzoekt de werkgever, Mechelerhof, om ontbinding van de arbeidsovereenkomst met de werknemer, die als parkmanager werkzaam is. De werknemer woont in een dienstwoning op het vakantiepark. De werkgever stelt dat er sprake is van een ernstig en duurzaam verstoorde arbeidsverhouding, terwijl de werknemer betwist dat hij verwijtbaar heeft gehandeld. De kantonrechter oordeelt dat de e-grond niet is vervuld, maar dat de g-grond wel degelijk van toepassing is. De kantonrechter concludeert dat de arbeidsverhouding ernstig verstoord is, waardoor voortzetting van de arbeidsovereenkomst niet meer van de werkgever kan worden gevergd. De arbeidsovereenkomst wordt ontbonden per 1 februari 2017, met toekenning van een transitievergoeding van € 1.991,00 en een billijke vergoeding van € 3.000,00 aan de werknemer. Tevens wordt geoordeeld dat de huurovereenkomst van de dienstwoning eindigt op dezelfde datum, en de werknemer wordt veroordeeld om de woning te ontruimen. De proceskosten worden gecompenseerd.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 5504628 AZ VERZ 16-221
Beschikking van de kantonrechter van 27 december 2016
MD
in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
De mechelerhof exploitatie b.v.,
gevestigd en kantoor houdend te Mechelen,
verzoekende partij, tevens verwerende partij in de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken,
gemachtigde mr. M.J.W. Hoek,
tegen:
[verweerder, tevens verzoeker in de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken],
wonend aan de [adres] ,
[woonplaats] ,
verwerende partij, tevens verzoekende partij in de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken,
gemachtigde mr. P. van Keulen.
Partijen zullen hierna Mechelerhof en [verweerder, tevens verzoeker in de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken] genoemd worden.

1.De procedure

In het verzoek en de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken
1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- een verzoekschrift met producties;
- een verweerschrift, tevens houdende (voorwaardelijke) tegenverzoeken, met producties;
- het aanvullend verzoekschrift met productie van Mechelerhof;
- het aanvullend verweerschrift van [verweerder, tevens verzoeker in de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken] ;
- de aanvullende producties van Mechelerhof;
- de mondelinge behandeling d.d. 20 december 2016;
- de pleitaantekeningen van (de gemachtigde van) [verweerder, tevens verzoeker in de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken] .
1.2.
Ten slotte is beschikking bepaald.

2.De feiten

In het verzoek en de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken

2.1.
Mechelerhof is een vakantiepark in Mechelen met 78 verhuurbare woningen. De woningen zijn privé eigendom, de eigenaren zijn verenigd in een VvE. De exploitatie van de woningen wordt met ingang van 1 januari 2016 door Mechelerhof uitgevoerd. De heren [naam directeur 1] en [naam directeur 2] vormen de directie van Mechelerhof. Op het park zijn (inclusief de park manager) vier werknemers werkzaam. Vanaf 1 januari 2016 is er geen back office / financiële administratie meer op het vakantiepark en wordt de marketing niet meer door een extern bureau verzorgd.
2.2.
[verweerder, tevens verzoeker in de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken] , geboren op [geboortedag] 1970, is krachtens arbeidsovereenkomst bij Mechelerhof in dienst als park manager.
2.3.
[verweerder, tevens verzoeker in de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken] is woonachtig op een woning die is gelegen op het vakantiepark. Daartoe zijn partijen in maart 2016 een huurovereenkomst woonruimte aangegaan, onder toepasselijkheid van de algemene bepalingen huurovereenkomst woonruimte. De huurprijs bedraagt laatstelijk € 500,00 per maand. De inhoud van die huurovereenkomst luidt, voor zover hier van belang:
“Het gehuurde, bestemming
1.1
Verhuurder verhuurt aan huurder en huurder huurt van verhuurder de woonruimte, hierna ‘het gehuurde’ genoemd, plaatselijk bekend:
Geheel vrijstaande bedrijfswoning, op het vakantiepark Buitenplaats de Mechelerhof, hetgeen onderdeel is van de centrale voorzieningen met kadastrale aanduiding Perceel [kadasternummer] te Wittem en gelegen aan [adres] , [woonplaats] (bedrijfswoning).
(...)
Duur, verlenging en opzegging
3.1.
Deze overeenkomst is aangegaan voor de duur van een jaar ingaande op 01-01-2016 en lopende tot en met 31-12-2016. Tijdens deze periode kunnen partijen deze overeenkomst niet tussentijds door opzegging beëindigen.
(…)
Bijzondere bepalingen
10. – Huurder is volledig bekend dat de centrale voorzieningen op Buitenplaats de Mechelerhof worden gehuurd door verhuurder, evenals ook de in deze overeenkomst bedoelde bedrijfswoning. Indien om wat voor een reden ook, de huur wordt beëindigd van de centrale voorziening door de externe partij waarvan de verhuurder huurt, leidt dit ook direct tot gelijktijdige beëindiging van onderhavige huurovereenkomst met huurder. Huurder is hiervan volledig bewust en op de hoogte en stemt bij ondertekening van de onderhavige overeenkomst ermee volledig in.
- Huurder is tevens werknemer bij verhuurder. Deze overeenkomst is dan ook alleen geldig zolang huurder ook werknemer is bij de verhurende vennootschap. Indien om wat voor reden ook de dienstbetrekking wordt beëindigd, beëindigd ook deze huurovereenkomst met gelijktijdige datum.
(...)”.
2.4.
Op 4 februari 2016 heeft [naam directeur 2] de volgende e-mail aan [verweerder, tevens verzoeker in de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken] gestuurd:
“Beste [verweerder, tevens verzoeker in de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken] ,
Begin het nu zat te worden!!
Gisteren heb ik je er niet over gehoord. We hebben zeer duidelijk afgesproken dat dit soort zaken via [naam directeur 1] [ [naam directeur 1] ] of mij lopen. [naam directeur 1] heeft een week eerder gevraagd of alles qua salarissen klopte daar is geen reactie op gekomen. Nu ga je weer om ons heen naar bestuur [VvE] en hen lastig vallen met zaken die via ons moeten lopen. En ook nog eens zonder ons in te kopiëren. Dit is onacceptabel. Als je meent zo met ons om te gaan ben je bij mij aan het verkeerde adres. Dit zal echt anders moeten. Ga er vanuit dat dit de laatste keer is anders laat je ons geen keuze om andere maatregelen te nemen.
Deze mail is wat mij betreft een officiële waarschuwing en zal in je personeelsdossier worden opgeslagen”.
2.5.
Op 4 februari 2016 stuurt [naam directeur 1] een e-mail aan [verweerder, tevens verzoeker in de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken] en zijn collega [naam collega] (achternaam onbekend) met het verzoek om de debiteuren in de gaten te houden en tijdig
betalingsherinneringen te sturen. [verweerder, tevens verzoeker in de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken] heeft daarop nog diezelfde dag per e-mail gereageerd.
2.6.
Op 7 februari 2016 ontvangt [naam] (functie onbekend) en het bestuur van de VvE een klacht van de heer en mevrouw [naam eigenaren 1] , eigenaren van woning 302 op het vakantiepark, over de manier waarop [verweerder, tevens verzoeker in de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken] een verzoek om een eigen sleutel van hun woning heeft aangepakt.
2.7.
Op 14 februari 2016 klagen de eigenaren [naam eigenaren 2] van woning 120 bij het bestuur van de VvE over het optreden van [verweerder, tevens verzoeker in de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken] . Op 17 februari 2016 ontvangt het bestuur van de VvE een aanvullende e-mail van [naam eigenaren 2] .
2.8.
Bij e-mail van 7 maart 2016 heeft [naam directeur 1] [verweerder, tevens verzoeker in de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken] uitgenodigd voor een functioneringsgesprek op woensdag 9 maart 2016. Als bijlage bij die e-mail stuurt hij drie formulieren mee: ‘functioneringsgesprek formulier’, ‘competentieprofiel parkmanager’ en ‘functiesoort management’.
2.9.
Bij e-mail van 4 juni 2016 aan [naam directeur 1] uit Marianne Bramson (eigenaar van woning 127 op het park) haar zorgen over de wijze waarop het park momenteel beheerd wordt.
2.10.
Op vrijdagmiddag 1 juli 2016 heeft [naam directeur 1] aan [verweerder, tevens verzoeker in de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken] verzocht om nog diezelfde dag de huurprijzen in het systeem te laden. [verweerder, tevens verzoeker in de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken] heeft aangegeven dat dit vanwege teveel ander werk niet mogelijk is. [naam directeur 1] heeft daarop op 1 juli 2016 een e-mail gestuurd aan [verweerder, tevens verzoeker in de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken] en is op maandag 4 juli 2016 naar het park gekomen om daar samen met [naam collega] de huurprijzen in het systeem te laden.
2.11.
Op 25 juli 2016 is [naam collega] uitgevallen en heeft – in ieder geval – gedurende veertien dagen zijn werkzaamheden op het park niet kunnen verrichten.
2.12.
Op 8 augustus [verweerder, tevens verzoeker in de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken] stuurt [naam directeur 2] een e-mail aan [verweerder, tevens verzoeker in de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken] over het feit dat het park telefonisch niet bereikbaar is. [verweerder, tevens verzoeker in de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken] reageert daarop per e-mail als volgt: “Een goeie oplossing zou volgens mij een back office zijn. (…)” [naam directeur 2] reageert daar weer op bij e-mail van 9 augustus 2016: “Dit valt mij uitermate van je tegen. Volgens mij werken jullie met vier man op het park (80 appartementen). Kan mij met mijn jarenlange ervaring niet voorstellen en ben het ook niet eerder tegengekomen dat met dit aantal medewerkers de telefoon niet opgenomen kan worden. Het is noodzakelijk dat jullie dit op zeer korte termijn oplossen. Immers telefonische reserveringen kunnen zo niet gedaan worden en dit is de inkomstenbron om uiteindelijk jullie salaris te kunnen betalen. Om meer tijd te genereren voor jullie zou ik per direct de horeca sluiten en voor in het pand bij de balie gaan zitten zodat jullie kunnen concentreren op de zaken die geld in het laatje brengen.
Morgen spreken we zeker hier verder over want schijnbaar ontbreekt het jou aan management kwaliteit om prioritering van essentiële taken te organiseren”.
2.13.
Per e-mail van 10 augustus 2016 aan [naam] uit de heer [naam eigenaar] (eigenaar van een woning op het park) zijn zorgen over de beperkte openingstijden van de receptie, het ontbreken van Limburgse gastvrijheid bij [verweerder, tevens verzoeker in de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken] en de weinige faciliteiten op het park.
2.14.
Op vrijdag 12 augustus 2016 meldt [verweerder, tevens verzoeker in de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken] zich ziek en schakelt de telefoon van het vakantiepark door naar [naam directeur 1] . Die is de daaropvolgende maandag naar het park afgereisd. Op woensdag 17 augustus 2016 is een uitzendkracht ingeschakeld om de taken van [verweerder, tevens verzoeker in de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken] over te nemen. Op 21 augustus 2016 is [verweerder, tevens verzoeker in de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken] zonder vooraankondiging gaan werken en heeft hij een medewerker naar huis gestuurd. Daarna heeft [verweerder, tevens verzoeker in de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken] geen arbeid meer verricht.
2.15.
Een mediation heeft plaatsgevonden, maar die heeft niet tot resultaten geleid. De mediator heeft daarop aan Mechelerhof geadviseerd om een ontbindingsverzoek bij de kantonrechter in te dienen.
2.16.
[verweerder, tevens verzoeker in de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken] heeft zich bij monde van zijn gemachtigde bereid en beschikbaar verklaard om weer arbeid te verrichten. Desalniettemin is [verweerder, tevens verzoeker in de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken] vrijgesteld van de plicht tot het verrichten van arbeid, met behoud van loon.

3.Het verzoek, het verweer en de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken

3.1.
Mechelerhof verzoekt om bij beschikking, uitvoerbaar bij voorraad, de arbeidsovereenkomst tussen partijen zo spoedig mogelijk te ontbinden, zonder toekenning van een transitievergoeding aan [verweerder, tevens verzoeker in de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken] en met veroordeling van [verweerder, tevens verzoeker in de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken] in de kosten van deze procedure en de wettelijke rente daarover vanaf de vijftiende dag na de uitspraak.
3.2.
Mechelerhof verzoekt de arbeidsovereenkomst met [verweerder, tevens verzoeker in de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken] te ontbinden:
- primair op grond van het bepaalde in art. 7:671b lid 1, onderdeel a, in verbinding met art. 7:669 lid 1 en 3, onderdeel e, BW;
- subsidiair op grond van het bepaalde in art. 7:671b lid 1, onderdeel a, in verbinding met art. 7:669 lid 1 en 3, onderdeel g, BW;
- meer subsidiair op grond van het bepaalde in art. 7:671b lid 1, onderdeel a, in verbinding met art. 7:669 lid 1 en 3, onderdeel d, BW;
- meest subsidiair op grond van het bepaalde in art. 7:671b lid 1, onderdeel a, in verbinding met art. 7:669 lid 1 en 3, onderdeel h, BW.
3.3.
Bij aanvulling van haar verzoek vraagt Mechelerhof om bij beschikking, uitvoerbaar bij voorraad:
- te verklaren voor recht dat de huurovereenkomst tussen partijen een einde neemt per
31 december 2016, althans een datum die de kantonrechter in goede justitie zal vermenen te behoren;
- [verweerder, tevens verzoeker in de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken] te veroordelen de dienstwoning aan de [adres] te [woonplaats] binnen acht dagen na betekening van deze beschikking met alle zich daarin bevindende personen en zaken te verlaten en te ontruimen en ontruimd te houden, onder afgifte van de sleutels, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 1.000,00 per dag voor elke dag dat [verweerder, tevens verzoeker in de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken] daarmee in gebreke blijft en met machtiging aan Mechelerhof om die ontruiming zo nodig zelf te doen bewerkstelligen op kosten van [verweerder, tevens verzoeker in de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken] ;
- [verweerder, tevens verzoeker in de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken] te veroordelen om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan Mechelerhof te voldoen hetgeen Mechelerhof van [verweerder, tevens verzoeker in de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken] te vorderen heeft ter zake van huur en bijkomende leveringen tot 31 december 2016, dan wel de ontruimingsdatum die de kantonrechter in goede justitie zal vermenen te behoren, zijnde de datum waarop de huur op grond van de huurovereenkomst zou zijn geëindigd.
3.4.
De grondslagen van die aanvullingen vloeien reeds uit de hiervoor weergeven omschrijving van de feiten voort.
3.5.
[verweerder, tevens verzoeker in de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken] voert verweer en vraagt de kantonrechter om:
- primair: het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst af te wijzen;
- subsidiair: indien de arbeidsovereenkomst tussen partijen wordt ontbonden;
- Mechelerhof te veroordelen tot betaling aan [verweerder, tevens verzoeker in de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken] van een transitievergoeding van
€ 1.991,00 bruto;
- Mechelerhof te veroordelen tot betaling aan [verweerder, tevens verzoeker in de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken] van een billijke vergoeding van
€ 25.000,00 bruto;
- in beide gevallen: Mechelerhof te veroordelen in de kosten van deze procedure.
3.6.
Bij aanvullend verweer heeft [verweerder, tevens verzoeker in de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken] verzocht om bij beschikking, uitvoerbaar bij voorraad:
- primair: te verklaren voor recht dat de huurovereenkomst tussen partijen voor de oneigenlijke dienstwoning geen einde neemt per 31 december 2016 en voor onbepaalde tijd voortduurt, aangezien geen van de in de wet opgesomde omstandigheden aan de orde zijn om de huurovereenkomst te beëindigen;
- subsidiair: te verklaren voor recht dat de huurovereenkomst ten aanzien van de dienstwoning niet van rechtswege eindigt per 31 december 2016 en dat [verweerder, tevens verzoeker in de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken] per voornoemde datum huurbescherming geniet en tevens geen van de in de wet opgesomde omstandigheden aan de orde zijn om de huurovereenkomst te beëindigen, waardoor de huurbescherming ten minste voortduurt zo lang de arbeidsovereenkomst niet rechtsgeldig is komen te eindigen;
- meer subsidiair: indien de huurovereenkomst mocht eindigen op een door de kantonrechter te bepalen datum, de termijn waarbinnen [verweerder, tevens verzoeker in de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken] de woning dient te ontruimen en te verlaten wordt bepaald op zes maanden nadat de huurovereenkomst is beëindigd;
- Mechelerhof te veroordelen om [verweerder, tevens verzoeker in de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken] ook na 31 december 2016 geheel de beschikking te verlenen tot zijn woning op straffe van een dwangsom van € 1.000,00 per dag voor elke dag dat Mechelerhof daarmee in gebreke blijft;
- in alle gevallen: Mechelerhof te veroordelen in de kosten van deze procedure.
3.7.
De grondslagen van deze aanvullende verzoeken vloeien reeds uit die verzoeken zelf voort.
3.8.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

In het verzoek en de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken

Datum in dienst en omvang loon
4.1.
Uit de door [verweerder, tevens verzoeker in de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken] overgelegde arbeidsovereenkomst, waarvan niet betwist is dat die (in tegenstelling tot de door Mechelerhof overgelegde arbeidsovereenkomst) door beide partijen is ondertekend, volgt dat [verweerder, tevens verzoeker in de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken] met ingang van 1 januari 2016 bij Mechelerhof voor onbepaalde tijd in dienst is getreden tegen een loon van laatstelijk € 2.765,07 bruto per maand. Deze arbeidsovereenkomst strekt dan ook als uitgangspunt voor de beoordeling. Verder staat in de door beide partijen ondertekende arbeidsovereenkomst in art. 9 vermeld dat de dienstjaren van [verweerder, tevens verzoeker in de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken] per 1 januari 2015 worden overgenomen. Dit betekent dat vaststaat dat [verweerder, tevens verzoeker in de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken] op 1 januari 2015 bij de rechtsvoorgangster van Mechelerhof in dienst is getreden.
Opzegverbod
4.2.
Er gelden geen bijzondere opzegverboden als bedoeld in art. 7:670 BW of met deze opzegverboden naar aard en strekking vergelijkbare opzegverboden in een ander wettelijk voorschrift.
4.3.
Hierna zal de kantonrechter beoordelen of één van de door werkgever aan het verzoek tot ontbinding ten grondslag gelegde redenen toewijzing van dat verzoek
rechtvaardigt.
E-grond?
4.4.
De e-grond is vervuld indien er sprake is van verwijtbaar handelen of nalaten van de werknemer, zodanig dat van de werkgever in redelijkheid niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. [verweerder, tevens verzoeker in de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken] is in zijn verweerschrift gemotiveerd en onderbouwd ingegaan op alle door Mechelerhof overgelegde producties. Voorts stelt de kantonrechter met [verweerder, tevens verzoeker in de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken] vast dat een groot aantal klachten is gericht aan [naam directeur 1] , [naam] of het bestuur van de VvE en niet rechtstreeks aan [verweerder, tevens verzoeker in de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken] . Schriftelijke producties waaruit blijkt dat de klachten zijn doorgeleid of besproken met [verweerder, tevens verzoeker in de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken] ontbreken voor een groot aantal van de door Mechelerhof aan [verweerder, tevens verzoeker in de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken] gemaakte verwijten. Dat [verweerder, tevens verzoeker in de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken] verwijtbaar heeft gehandeld of nagelaten, is aldus niet komen vast te staan. Zelfs indien de verwijten aan het adres van [verweerder, tevens verzoeker in de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken] wel of deels waren komen vast te staan, is de inhoud en ernst van die verwijten niet zodanig dat van Mechelerhof in redelijkheid niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren.
4.5.
Ter zitting is gebleken dat de kern van het geschil is dat Mechelerhof van mening is dat een park van deze omvang makkelijk door één park manager met drie werknemers te runnen moet zijn, terwijl [verweerder, tevens verzoeker in de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken] stelt dat dit feitelijk onmogelijk is. Doordat [verweerder, tevens verzoeker in de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken] genoegzaam heeft onderbouwd welke werkzaamheden hij allemaal moet verrichten (van het aanvankelijk bemannen van horeca en receptie, het in- en uitchecken van gasten, het aansturen van de drie overige werknemers, het oplossen van klachten van gasten, het (telefonisch) beantwoorden van vragen van gasten, het verzorgen van de financiële administratie inclusief het versturen van betalingsherinneringen, het inladen van huurprijzen in het systeem, het verwerken van boekingen, het aanleveren van gegevens voor acties/arrangementen), had van Mechelerhof mogen worden gevergd om concreet te duiden op welke punten [verweerder, tevens verzoeker in de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken] verwijtbaar te kort is geschoten in zijn functioneren. Dit geldt eens te meer nu er voor 1 januari 2016 wél een back office/financiële administratie was en een extern bureau de marketing verzorgde. In dit concretiseren is Mechelerhof evenwel niet geslaagd: zij volstaat met het aanvoeren van klachten van bewoners en andere zaken die [verweerder, tevens verzoeker in de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken] niet heeft opgepakt, maar [verweerder, tevens verzoeker in de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken] heeft voldoende onderbouwd dat hij door tijdsdruk niet aan het (tijdig) oppakken van deze problemen is toegekomen. Ook het plaatsen van de verwijten in het licht van het overgelegde functieprofiel van park manager, zoals Mechelerhof ter zitting heeft gedaan, overtuigt niet.
4.6.
Dat er in de communicatie tussen [verweerder, tevens verzoeker in de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken] en (met name) [naam directeur 2] en [naam directeur 1] dingen spaak zijn gelopen, blijkt wel uit de hiervoor onder feiten geciteerde e-mails. Dat alleen [verweerder, tevens verzoeker in de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken] daarvan een verwijt treft volgt evenwel niet uit de producties en de toelichting van Mechelerhof daarop.
4.7.
De conclusie uit het vorenstaande is dat niet gebleken is dat [verweerder, tevens verzoeker in de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken] verwijtbaar heeft gehandeld of nagelaten, zodat de e-grond niet is vervuld en dus geen redelijke grond voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst oplevert.
G-grond?
4.8.
Vervolgens dient de subsidiair door Mechelerhof aangevoerde g-grond te worden beoordeeld. Deze grond luidt: “een verstoorde arbeidsverhouding, zodanig dat van de werkgever in redelijkheid niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren”. Blijkens de wetsgeschiedenis is deze grond pas vervuld als sprake is van een ernstig en duurzaam verstoorde arbeidsverhouding, die van dien aard is dat van de werkgever in redelijkheid niet langer te vergen is dat hij het dienstverband continueert (
Kamerstukken II2013/14, 33 818, nr. 3, p. 46).
4.9.
[verweerder, tevens verzoeker in de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken] heeft in zijn pleitaantekeningen ook onderkend dat een verstoring van de arbeidsverhouding moeilijk volledig te ontkennen is. Ter zitting is gebleken dat de verhouding tussen [verweerder, tevens verzoeker in de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken] enerzijds en de directeuren van Mechelerhof waaraan hij dient te rapporteren, [naam directeur 2] en [naam directeur 1] , ernstig en duurzaam verstoord is. Zeker in een kleine onderneming als die van Mechelerhof waarin de lijnen kort zijn en de grote vrijheid waarin een park manager opereert, is dit geen basis meer voor een vruchtbare samenwerking. Illustratief voor die verstoring is dat ook een mediation tussen partijen niets heeft opgeleverd. De omstandigheid dat het hier in feite om een exit-mediation ging, doet daar niet aan af. Derhalve is de kantonrechter van oordeel dat voortzetting van de arbeidsovereenkomst in redelijkheid niet van Mechelerhof kan worden gevergd. Herplaatsing ligt evenmin in de rede.
4.10.
De arbeidsovereenkomst tussen partijen zal daarom op de g-grond worden ontbonden met ingang van 1 februari 2017. Dat is de datum waarop de arbeidsovereenkomst bij regelmatige opzegging zou zijn geëindigd, verminderd met de duur van deze procedure, met dien verstande dat een termijn van ten minste een maand resteert (art. 7:671b lid 8, onderdeel a, BW).
4.11.
Over de vraag of Mechelerhof [verweerder, tevens verzoeker in de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken] een reële kans heeft geboden om zijn functioneren te verbeteren, maar die kans niet meer kan worden geboden omdat de arbeidsverhouding tussen partijen inmiddels dusdanig is beschadigd dat sprake is van een verstoorde arbeidsverhouding, wordt hierna bij de billijke vergoeding nader ingegaan.
4.12.
Aan de beoordeling van de meer subsidiair aangevoerde d-grond en meest subsidiair aangevoerde h-grond wordt niet meer toegekomen.
Transitievergoeding
4.13.
Nu de arbeidsovereenkomst ten minste twee jaar 24 maanden heeft geduurd (in rechtsoverweging 4.1. is namelijk overwogen dat [verweerder, tevens verzoeker in de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken] op 1 januari 2015 bij de rechtsvoorgangster van Mechelerhof in dienst is getreden) en ook aan de overige voorwaarden voor toekenning van de transitievergoeding is voldaan, is deze vergoeding toewijsbaar. Omdat de omvang van de transitievergoeding door [verweerder, tevens verzoeker in de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken] is becijferd op
€ 1991,00 bruto en niet door Mechelerhof is betwist, zal dit bedrag worden toegewezen.
Billijke vergoeding
4.14.
Vooropgesteld wordt dat het beweerde disfunctioneren van [verweerder, tevens verzoeker in de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken] niet is komen vast te staan. Zelfs indien daarvan veronderstellenderwijs wordt uitgegaan, gaat Mechelerhof volledig voorbij aan het feit dat door het niet opzetten van een verbetertraject [verweerder, tevens verzoeker in de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken] niet in de gelegenheid is gesteld om zijn functioneren daadwerkelijk te verbeteren. Alhoewel Mechelerhof heeft gesteld dat [naam directeur 1] en/of [naam directeur 2] iedere woensdag naar het vakantiepark kwamen, is gelet op de betwisting van [verweerder, tevens verzoeker in de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken] en het ontbreken van iedere onderbouwing, niet komen vast te staan dat [verweerder, tevens verzoeker in de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken] op die woensdagen is gecoacht. Evaluatiegesprekken en schriftelijk vastgelegde functioneringsgesprekken ontbreken eveneens. Weliswaar is [verweerder, tevens verzoeker in de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken] door [naam directeur 1] bij e-mail van 7 maart 2016 uitgenodigd voor een functioneringsgesprek op 9 maart 2016. Uit de overgelegde producties blijkt echter niet dat er op die datum ook daadwerkelijk een functioneringsgesprek heeft plaatsgevonden en zo ja, welke afspraken daarbij zijn gemaakt om het functioneren van [verweerder, tevens verzoeker in de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken] te verbeteren. Ook hier geldt dat een groot aantal klachten die zijn overgelegd, niet rechtstreeks aan [verweerder, tevens verzoeker in de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken] is gericht. Mechelerhof heeft niet weersproken dat [verweerder, tevens verzoeker in de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken] pas bij verzoekschrift van een groot aantal klachten kennis heeft kunnen nemen. Door deze handelswijze van Mechelerhof heeft [verweerder, tevens verzoeker in de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken] geen mogelijkheid gehad om zijn functioneren – voor zover dat al verbetering behoefde – te verbeteren.
4.15.
Gelet op het voorgaande heeft Mechelerhof [verweerder, tevens verzoeker in de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken] geen reële kans geboden om zijn functioneren te verbeteren, en die kans kan ook niet meer worden geboden omdat de arbeidsverhouding inmiddels al dusdanig is beschadigd dat sprake is van een ernstig en duurzaam verstoorde arbeidsverhouding. Dat mediation is beproefd, maakt dat niet anders omdat de verstoring toen al een feit was. Als vanwege die verstoring tot een beëindiging van de arbeidsovereenkomst moet worden overgegaan, neemt de werkgever het risico een billijke vergoeding te moeten betalen wegens ontslag dat het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten: een risico dat de werkgever zal incalculeren. Dat risico verwezenlijkt zich door de handelswijze van Mechelerhof die op grond van de vorige rechtsoverweging als ernstig en nalatig moet worden gekwalificeerd. Doordat Mechelerhof ten onrechte beëindiging van de arbeidsovereenkomst met [verweerder, tevens verzoeker in de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken] heeft nagestreefd op grond van één van de andere ontslaggronden dan de g-grond als bedoeld in art. 7:669 lid 3 BW, is door toedoen van Mechelerhof een verstoring van de arbeidsverhouding ontstaan.
4.16.
Vervolgens dient de vraag te worden beantwoord hoe hoog deze vergoeding in onderhavig geval dient te zijn. Uit de wetsgeschiedenis volgt dat als de ontbinding van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever, de werknemer hiervoor dient te worden gecompenseerd, ook om dergelijk handelen of nalaten van de werkgever te voorkomen. De hoogte van de billijke vergoeding staat – naar haar aard – in relatie tot het ernstig verwijtbare handelen of nalaten van de werkgever en mag worden bepaald op een wijze die en op het niveau dat aansluit bij de uitzonderlijke omstandigheden van het geval. Dit betekent dat criteria als loon en lengte van het dienstverband hierbij geen rol hoeven te spelen. Voorts kan in deze additionele vergoeding niet tot uitdrukking komen of het ontslag redelijk is mede in het licht van de gevolgen van het ontslag voor de werknemer en de door de werkgever getroffen voorzieningen om deze gevolgen te ondervangen (ook wel aangeduid als “het gevolgencriterium”), omdat dit reeds is verdisconteerd in de transitievergoeding (zie
Kamerstukken II2013/14, 33818, 3, p. 32-33).
4.17.
Uit dit toetsingskader volgt dat loon en lengte van het dienstverband geen rol
hoevente spelen. In casu is de kantonrechter evenwel van oordeel dat in het onderhavige geval mee dient te wegen dat [verweerder, tevens verzoeker in de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken] vanaf augustus 2016, met behoud van loon, feitelijk geen werkzaamheden meer voor Mechelerhof verricht en dat hij pas sinds 1 januari 2015 bij de rechtsvoorgangster van Mechelerhof in dienst is getreden. Er is dus sprake van een relatief kort dienstverband. Daarbij wordt opgeteld dat [verweerder, tevens verzoeker in de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken] tegen een aantrekkelijke huurprijs woont in een woning op het park. Als dit alles wordt afgezet tegen de ernst van het verwijtbaar handelen van Mechelerhof (en het punitieve karakter van de hier bedoelde billijke vergoeding), is alles overziend een billijke vergoeding van € 3.000,00 bruto passend.
Mogelijkheid intrekken verzoek
4.18.
Nu aan de ontbinding van de arbeidsovereenkomst zowel een transitievergoeding als een billijke vergoeding wordt verbonden, zal Mechelerhof op grond van het bepaalde in art. 7:686a lid 6 BW in de gelegenheid worden gesteld om het verzoek binnen de hierna te noemen termijn in te trekken.
Dienstwoning
4.19.
Gelet op hetgeen partijen in de bijzondere bepalingen van de huurovereenkomst zijn overeengekomen en de toelichting ter zitting, is de kantonrechter van oordeel dat de door [verweerder, tevens verzoeker in de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken] gehuurde woning een eigenlijk dienstwoning is: een dienstwoning die door de werkgever aan de werknemer met het oog op de aard van de door hem te verrichten arbeid is aangewezen en waarvan het bewonen van die dienstwoning behoort tot de voor de werknemer uit zijn dienstverband voortvloeiende verplichtingen. Dat brengt mee dat wanneer de arbeidsovereenkomst eindigt, ook de huurovereenkomst tussen partijen eindigt.
4.20.
Mitsdien zal voor recht worden verklaard dat de huurovereenkomst tussen partijen met ingang van 1 februari 2017 eindigt. Verder zal [verweerder, tevens verzoeker in de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken] worden veroordeeld om de dienstwoning uiterlijk tegen die datum te ontruimen. De mede gevorderde machtiging om de ontruiming voor zover nodig zelf te doen uitvoeren op kosten van [verweerder, tevens verzoeker in de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken] , zal worden afgewezen, omdat de bevoegdheid tot reële executie van de veroordeling tot ontruiming reeds voortvloeit uit de artikelen 555 e.v. juncto art. 444 Rv en ten aanzien van de kosten niet op voorhand met zekerheid te beoordelen is of zij worden gemaakt en of zij in redelijkheid worden gemaakt. Voor toekenning van een dwangsom bestaat evenmin aanleiding: er is geen enkele indicatie dat [verweerder, tevens verzoeker in de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken] de verplichting tot ontruiming niet zal nakomen en bovendien heeft hij door de datum waarop de huurovereenkomst eindigt, voldoende gelegenheid om andere woonruimte te vinden. Voorts heeft Mechelerhof zelf in de hand wanneer ze de in deze beschikking uitgesproken ontruiming gaat executeren indien [verweerder, tevens verzoeker in de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken] zijn woning niet tijdig ontruimt. Omgekeerd bestaat er ook geen enkele aanleiding om Mechelerhof te veroordelen om [verweerder, tevens verzoeker in de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken] tot uiterlijk 1 februari 2017 de beschikking te verlenen tot de dienstwoning op straffe van een dwangsom. Uiteraard is [verweerder, tevens verzoeker in de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken] gehouden om de huur tijdig aan Mechelerhof te blijven voldoen tot 1 februari 2017, maar een afzonderlijke veroordeling is hiervoor niet nodig nu het hier betaling van toekomstige huurpenningen betreft waarvan [verweerder, tevens verzoeker in de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken] nog niet in verzuim verkeert en niet gesteld is dat [verweerder, tevens verzoeker in de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken] zijn verplichting tot tijdige betaling van die huurpenningen in het verleden niet is nagekomen. [verweerder, tevens verzoeker in de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken] is uiteraard wel een (gebruiks)vergoeding verschuldigd voor het geval hij de woning na
1 februari 2017 niet heeft ontruimd. De primaire, subsidiaire en meer subsidiaire tegenverzoeken van [verweerder, tevens verzoeker in de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken] worden derhalve afgewezen.
Proceskosten
4.21.
Gelet op de uitkomst inzake de verzoeken van Mechelerhof en de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken van [verweerder, tevens verzoeker in de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken] , worden de proceskosten op hierna te bepalen wijze gecompenseerd. Van compensatie van de proceskosten is echter geen sprake indien Mechelerhof haar verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst intrekt. In dat geval zal Mechelerhof met de proceskosten aan de zijde van [verweerder, tevens verzoeker in de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken] worden belast, die worden begroot op € 400,00 aan salaris gemachtigde.

5.De beslissing

De kantonrechter:
In het verzoek en de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken
5.1.
bepaalt dat de termijn, waarbinnen Mechelerhof het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst met [verweerder, tevens verzoeker in de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken] kan intrekken (door middel van een schriftelijke mededeling aan de griffier, met toezending van een kopie daarvan aan de gemachtigde van de wederpartij), zal lopen tot en met 6 januari 2017.
Voor het geval Mechelerhof het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst niet binnen de termijn genoemd in 5.1. intrekt:
5.2.
ontbindt de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst met ingang van
1 februari 2017;
5.3.
veroordeelt Mechelerhof om aan [verweerder, tevens verzoeker in de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken] een transitievergoeding te betalen van
€ 1.991,00 bruto;
5.4.
veroordeelt Mechelerhof om aan [verweerder, tevens verzoeker in de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken] een billijke vergoeding te betalen van
€ 3.000,00 bruto;
5.5.
verklaart voor recht dat de huurovereenkomst tussen partijen op 1 februari 2017 eindigt;
5.6.
veroordeelt [verweerder, tevens verzoeker in de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken] om de dienstwoning aan de [adres] te [woonplaats] uiterlijk
1 februari 2017 te ontruimen en met al de zijnen en al het zijne te verlaten en onder afgifte van alle sleutels geheel ter vrije beschikking van Mechelerhof te stellen;
5.7.
veroordeelt [verweerder, tevens verzoeker in de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken] om tegen bewijs van kwijting aan Mechelerhof te betalen een vergoeding van € 500,00 per maand voor elke ingegane maand dat [verweerder, tevens verzoeker in de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken] na 1 februari 2017 in voormelde dienstwoning verblijft;
5.8.
compenseert de proceskosten aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt;
5.9.
verklaart deze beschikking voor wat betreft de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
5.10.
wijst het meer of anders verzochte af.
Voor het geval Mechelerhof het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst binnen de termijn genoemd in 5.1. intrekt:
5.11.
veroordeelt Mechelerhof tot betaling van de kosten van deze procedure, aan de zijde van [verweerder, tevens verzoeker in de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken] tot op heden begroot op € 400,00.
Deze beschikking is gegeven door mr. R.H.J. Otto en is in het openbaar uitgesproken.