3.3Het oordeel van de rechtbank
Uit een door verbalisant [verbalisant 1] opgemaakt proces-verbaal van bevindingen, het verhoor van deze verbalisant door de rechter-commissaris, de aangifte van [slachtoffer 1] en het verhoor van [slachtoffer 1] als getuige ter terechtzitting van 26 januari 2016, komt het volgende naar voren.
Op 26 september 2015 hebben motorrijders van de Belgische douane op instigatie van verbalisant [verbalisant 1] een zwarte Seat Leon, met Belgisch kenteken [kenteken] , een volgteken gegeven en geleid naar een controleplaats op Belgische bodem, net over de grens met Nederland. De auto is vanuit Nederland over de autosnelweg A2 naar België gereden. Later is gebleken dat verdachte de bestuurder was van die auto. Eenmaal aangekomen op de controleplaats heeft de verdachte de aanwijzingen van de Belgische verbalisanten genegeerd en is tegen de rijrichting in de snelweg E25/A2 opgereden en al spookrijdend teruggereden naar Nederland. Vier Belgische motorrijders en verbalisant [verbalisant 1] zijn verdachte gevolgd. Verdachte heeft daarbij over de vluchtstrook gereden, maar ook op de beide rijstroken van de snelweg. Meerdere personenauto’s hebben sterk moeten uitwijken en afremmen om een frontale aanrijding met verdachte te voorkomen. Ook een frontale aanrijding met een vrachtwagen heeft verdachte ternauwernood kunnen voorkomen. Vervolgens heeft verdachte de oprit van de snelweg ter hoogte van Eijsden in tegengestelde richting genomen en zodoende de snelweg verlaten. Verdachte heeft vervolgens met snelheden van boven de 100 kilometer per uur door de bebouwde kom van Mariadorp, gemeente Eijsden-Margraten, gereden. Wederom hebben verschillende andere verkeersdeelnemers sterk moeten afremmen en moeten uitwijken om aanrijdingen te ontkomen. Daarna heeft verdachte zijn weg vervolgd via de Rijksweg door de bebouwde kom van Rijckholt en de bebouwde kom van Gronsveld om uiteindelijk in Maastricht aan te komen. Verdachte haalde daarbij snelheden van boven de 100 kilometer per uur. Het was redelijk druk op deze wegen met auto’s, voetgangers en fietsers. De achtervolging van verdachte in Maastricht is doorgegaan via de Rijksweg, de Dorpstraat en de Einsteinstraat. Verbalisant [verbalisant 1] is op die straat met zijn dienstvoertuig de Belgische motorrijders gepasseerd en is vervolgens als eerste achter de verdachte gaan rijden. Op de Akersteenweg te Maastricht heeft [verbalisant 1] geprobeerd met zijn voertuig geprobeerd om verdachte voorbij te steken. Verdachte heeft op dat moment naar links gestuurd waardoor beide voertuigen met elkaar in aanraking kwamen. Verdachte voorkwam hiermee dat het dienstvoertuig hem passeerde. Daarna heeft verbalisant [verbalisant 1] een tweede poging ondernomen om verdachte te passeren. Wederom heeft de verdachte daarbij naar links gestuurd waardoor hij in aanraking kwam met het dienstvoertuig. Deze keer resulteerde dat echter in een slip van verdachte, waarbij zijn auto van de weg is geraakt en in de bosschage tot stilstand kwam.
Verbalisant [verbalisant 1] heeft in zijn proces-verbaal van bevindingen en bij zijn verhoor door de rechter-commissaris ook nog het volgende verklaard. Tijdens de achtervolging heeft hij gezien dat de Belgische motorrijders een aantal malen hebben geprobeerd om verdachte te passeren. Hij heeft gezien dat verdachte wild naar links of naar rechts stuurde en de motorrijders van de weg heeft proberen te drukken. De meest nabije motor reed op ongeveer 10 tot 15 meter van de auto van verdachte. Als de motorrijder probeerde om links naast de auto van verdachte te rijden, reed de auto al naar links. Op het moment dat er aanstalten werden gemaakt om er links langs te gaan en het voorwiel van de motorrijder gelijk was aan het achterwiel van de verdachte, week verdachte uit in de richting van de motor. De motorrijders moesten dan flinke uitwijkmanoeuvres maken.
Op 26 september 2015 heeft [slachtoffer 1] aangifte gedaan. Ter terechtzitting van 26 januari 2016 heeft hij als getuige een verklaring afgelegd. Hij heeft toen het volgende verklaard. Aangever is werkzaam als motorrijder bij de Belgische douane. Op 26 september 2015 heeft hij deelgenomen aan een gerichte drugsactie op de autoweg E25 aan de Nederlands-Belgische grens te Moelingen (België), waarbij verdachte er vandoor is gegaan bij een controle. Hij heeft de verdachte gevolgd toen deze al spookrijdend over de autoweg terug naar Nederland is gereden. Op de secundaire wegen heeft [slachtoffer 1] een aantal keren geprobeerd om verdachte te passeren. Hij reed als eerste achter de auto van verdachte, op vrij korte afstand. Verdachte heeft daarbij tot tweemaal toe sterk uitgeweken om [slachtoffer 1] te beletten hem in te halen. Enkel door hard te remmen en sterk opzij te sturen heeft [slachtoffer 1] een aanrijding met de auto van verdachte kunnen voorkomen. Hij heeft daarbij aangegeven dat hij voor zijn leven gevreesd heeft en dat, als hij niet geremd en uitgeweken had, het zeker een aantal malen tot een aanrijding zou zijn gekomen.
De verdachte heeft ter terechtzitting bekend dat hij op 26 september 2015 stoptekens van verbalisanten heeft genegeerd en gevlucht is, waardoor een achtervolging plaatsvond. Verdachte heeft bekend dat hierdoor gevaar op de weg werd veroorzaakt, maar heeft bestreden dat hij geprobeerd heeft de motorrijders van de weg te rijden. Hij heeft verklaard dat hij alleen heeft belet dat ze hem zouden passeren. Hij wilde de motorrijders blokken.
Feit 1
De verdachte wordt ervan verdacht dat hij door de bovenstaande gedragingen zich schuldig heeft gemaakt aan poging doodslag op dan wel geprobeerd heeft zwaar lichamelijk letsel toe te brengen aan de motorrijders [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] .
Evenals de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat feit 1 ten aanzien van motorrijder [slachtoffer 2] niet bewezen kan worden omdat [slachtoffer 2] in zijn verklaringen heeft aangegeven dat zijn collega’s, en niet hij, in gevaar zijn gebracht door de uitwijk manoeuvres van verdachte. Verdachte zal dan ook partieel worden vrijgesproken van feit 1 gepleegd ten aanzien van [slachtoffer 2] .
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het dossier geen aanknopingspunten biedt voor de stelling dat de verdachte doelbewust uit was op de dood van [slachtoffer 1] . Toch kunnen sommige handelingen dusdanig gevaarzettend zijn dat reeds in de aard van die handelingen het opzet op een bepaald gevolg schuilt. Het gevolg wordt dan zogezegd op de koop toe genomen. Dat heet met een juridische term voorwaardelijk opzet: het willens en wetens aanvaarden van de aanmerkelijke kans dat door een bepaald handelen een bepaald gevolg intreedt.
De rechtbank ziet zich aldus voor de vraag gesteld of verdachte met zijn concrete handelingen voorwaardelijk opzet had op de dood van of het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan [slachtoffer 1] . Om deze vraag te beantwoorden moet de rechtbank enerzijds vaststellen of er een aanmerkelijke kans was dat [slachtoffer 1] zou sterven of zwaar lichamelijk letsel zou oplopen door de concrete handelingen van de verdachte en anderzijds vaststellen of verdachte deze kans op de koop toe heeft genomen.
Aanmerkelijke kans
De beantwoording van de vraag of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Daarbij komt betekenis toe aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregelen aanmerkelijk is te achten.
Uit het strafdossier en het verhandelde ter terechtzitting is naar voren gekomen dat motorrijder [slachtoffer 1] verdachte verschillende keren heeft willen passeren en dat verdachte tot tweemaal toe dit heeft weten te verhinderen door sterk naar links uit te wijken. [slachtoffer 1] heeft daardoor fors moeten remmen en uitwijkmanoeuvres moeten maken. Dit alles vond plaats bij hoge snelheden op secundaire wegen. [slachtoffer 1] heeft daarbij gevreesd voor zijn leven.
Naar het oordeel van de rechtbank bestond er door deze stuurbewegingen van de verdachte een naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk te achten kans dat de rijrichting/koers van de motor, bestuurd door [slachtoffer 1] , dusdanig zou worden beïnvloed dat hij van de weg zou raken, kantelen, spinnen of ergens tegenaan zou botsen en dat [slachtoffer 1] door de valpartij die dit zou opleveren om het leven zou komen.
De rechtbank merkt daarbij op het een feit van algemene bekendheid is dat een motorrijder een kwetsbare verkeersdeelnemer is en dat er, in het bijzonder, op secundaire wegen en op de wegen binnen de bebouwde kom vele obstakels zijn - te denken valt aan wegmeubilair, bomen en geparkeerde voertuigen - waarmee een motorrijder bij het vallen of het verliezen van de controle over zijn motor, in botsing kan komen.
De kans op de dood of zwaar lichamelijk letsel is dan weer mede afhankelijk van hoeveel energie en welke krachten het lichaam van een motorrijder te verduren krijgt bij het vallen en/of het botsen. De mate van energie en de aard van de krachten is dan weer mede afhankelijk van de snelheid van de motorrijder en het voertuig, waarmee de motorrijder in aanrijding komt.
Hier staat vast dat bij zeer hoge snelheden, vaak boven de 100 kilometer per uur, de motorrijder in aanrijding had kunnen komen met de door verdachte bestuurde auto, had kunnen vallen en in botsing had kunnen komen met op en langs de weg staande obstakels.
Gegeven de kwetsbaarheid van de motorrijder bestaat er bij die snelheden dan een aanmerkelijke kans op de dood van de motorrijder, in dit geval op de dood van [slachtoffer 1] . Dat die genoemde uitwijkmanoeuvres niet hebben geleid tot een aanrijding is enkel te danken aan het krachtig remmen en uitwijken door [slachtoffer 1] , waardoor zijn dienstmotor ternauwernood niet werd geraakt.
Bewustheid van de aanmerkelijke kans
De verdachte heeft verklaard dat hij heeft willen beletten dat de motorrijders hem zouden inhalen en dat hij daartoe uitwijkmanoeuvres heeft gemaakt. Hij heeft verklaard dat hij de motorrijders wilde blokken. Bij gebreke van aanwijzingen voor het tegendeel gaat de rechtbank ervan uit dat de verdachte – evenals ieder weldenkend mens – zich bewust was van de aanmerkelijke kans op de dood van [slachtoffer 1] daardoor.
Aanvaarding van de aanmerkelijke kans
De rechtbank is van oordeel dat het tot tweemaal toe naar links sturen niet anders kan worden geduid dan als een bewuste actie van de verdachte om aan de politie te ontkomen.
Naar het oordeel van de rechtbank dienen de gedragingen van de verdachte naar hun uiterlijke verschijningsvorm te worden aangemerkt als zo zeer gericht op het toebrengen van dodelijk letsel, dat het niet anders kan zijn dan dat de verdachte de kans daarop, ook ten aanzien van zichzelf, bewust heeft aanvaard. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat de verdachte blijkens zijn hiervoor omschreven gedragingen, bij herhaling, zeer gevaarlijk en onaanvaardbaar verkeersgedrag heeft vertoond omdat hij kennelijk koste wat kost uit handen van de politie wilde blijven, waarbij hij het risico op dodelijk letsel voor andere weggebruikers, maar ook voor zichzelf, bewust op de koop toe heeft genomen. Tekenend daarbij is dat hij uiteindelijk tot tweemaal toe tegen de dienstwagen van verbalisant [verbalisant 1] is gereden en de laatste keer in een slip is geraakt en tot stilstand is gekomen. Verdachte schrok er dus kennelijk niet voor terug om daadwerkelijk een aanrijding te veroorzaken. Daarmee passeert de rechtbank de verklaring van verdachte dat hij alleen de motorrijders heeft willen ‘blokken’.
De rechtbank acht derhalve voorwaardelijk opzet op de dood van [slachtoffer 1] –en daarmee poging tot doodslag op hem– bewezen.
Feit 2
Uit een proces-verbaal van bevindingen opgesteld door [verbalisant 2] , [verbalisant 3] en [verbalisant 4] blijkt dat de auto waarin verdachte reed is doorzocht. Bij die doorzoeking werd in het ventilatiesysteem van het dashboard, aan de achterzijde van dat dashboard, een doorzichtig zakje aangetroffen met daarin drie kleine bolletjes bruin poeder met een totaal bruto gewicht van 4,3 gram en een doorzichtig zakje met daarin negentien kleine bolletjes bruin poeder met een totaal bruto gewicht van 110,2 gram.
Deze zakjes met bolletjes zijn in beslag genomenen monsters daaruit zijn ter onderzoek aangeboden aan het NFI.Uit het onderzoek van het NFI is gebleken dat het poeder in de zakjes heroïne bevat.
Evenals de officier van justitie acht de rechtbank, gelet op de het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] waarin beschreven wordt dat verdachte van Nederland naar België is gereden en waarbij de door verdachte bestuurde auto steeds door verbalisant [verbalisant 1] in het zicht werd gehouden, het aantreffen van de drugs in die auto en de bevindingen uit het onderzoek door het NFI dat het om heroïne gaat, feit 2 bewezen. De rechtbank overweegt daarbij dat verdachte ter terechtzitting heeft verklaard dat hij de auto van iemand heeft geleend waarvan hij weet dat deze handelt in harddrugs. Hij heeft verzuimd om te controleren of er drugs in de auto aanwezig waren. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verdachte wist dat er een aanmerkelijke kans was dat in de auto drugs zouden zijn verstopt en hij heeft deze kans ook aanvaard. Hij heeft daarmee voorwaardelijk opzet gehad op de uitvoer van deze verdovende middelen.
Feit 3
Gelet op het proces-verbaal van bevindingen waarin de verkeersgedragingen van verdachte op 26 september 2015 zijn beschreven en de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting, acht de rechtbank, evenals de officier van justitie, bewezen dat verdachte gevaar op de weg heeft veroorzaakt en het verkeer op de weg heeft gehinderd. Feit 3 acht de rechtbank dan ook bewezen.