ECLI:NL:RBLIM:2016:11552

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
30 december 2016
Publicatiedatum
30 december 2016
Zaaknummer
5534397 CV EXPL. 16-10638
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kort geding tussen ex-echtelieden over nakoming van afspraken uit convenant en vaststellingsovereenkomst

In deze zaak, die op 30 december 2016 door de Rechtbank Limburg is behandeld, gaat het om een kort geding tussen twee ex-echtelieden, [eiseres] en [gedaagde]. De procedure is gestart naar aanleiding van een geschil over de nakoming van afspraken die zijn vastgelegd in een convenant en een vaststellingsovereenkomst, beide ondertekend in 2015. De ex-echtelieden zijn in 2015 gescheiden, en de afspraken betreffen onder andere de verdeling van de kosten van de echtelijke woning en de woonlasten.

De procedure begon met een dagvaarding en een herstelexploot, gevolgd door een mondelinge behandeling op 8 december 2016. Tijdens deze zitting werd de zaak aangehouden om partijen de kans te geven tot een minnelijke oplossing te komen, maar dit bleek niet mogelijk. Beide partijen vroegen uiteindelijk om vonnis.

De kantonrechter oordeelde dat er sprake was van een spoedeisend belang voor [eiseres] en dat een onmiddellijke voorziening noodzakelijk was. De vordering van [eiseres] tot nakoming van de verbintenissen uit het convenant werd echter afgewezen omdat deze te onbepaald was. Wel werd [gedaagde] veroordeeld tot betaling van € 2.380,00 aan [eiseres], vermeerderd met wettelijke rente, voor de erkende hypotheek- en woonlasten. De vordering van [gedaagde] in reconventie werd afgewezen, en de proceskosten werden gecompenseerd, aangezien het geschil voortkwam uit hun ex-echtelijke relatie.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Burgerlijk recht
Zaaknummer: 5534397 CV EXPL 16-10638
Vonnis in kort geding van de kantonrechter van 30 december 2016
in de zaak van
[eiseres],
wonend aan de [adres 1] , [woonplaats 1] ,
eiseres,
gemachtigde mr. E. Hamzic,
tegen
[gedaagde],
wonend aan de [adres 2] , [woonplaats 2] ,
gedaagde,
gemachtigde mr. A. van den Eshoff.
Partijen zullen hierna [eiseres] en [gedaagde] worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het exploot van dagvaarding
  • het herstelexploot
  • de akte houdende voorwaardelijke eis in reconventie
  • de mondelinge behandeling van 8 december 2016.
1.2.
Vervolgens is de zaak aangehouden om partijen de gelegenheid te geven tot een minnelijke oplossing te komen.
1.3.
Bij emailberichten van 23 december 2016 vragen beide gemachtigde om vonnis te wijzen aangezien partijen er niet in geslaagd zijn tot een minnelijke oplossing te komen.
1.4.
Daarop is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiseres] en [gedaagde] zijn voormalig echtelieden. De echtscheiding is uitgesproken bij beschikking van deze rechtbank van 1 april 2015. Het door partijen op 3 maart 2015 ondertekende en door de griffier gewaarmerkte convenant maakt deel uit van deze beschikking. Verder hebben partijen op 23 april 2015 een vaststellingsovereenkomst gesloten.
2.2.
Tot de huwelijksgemeenschap behoort de - in gezamenlijke eigendom toebehorende - echtelijke woning aan de [adres 1] te [woonplaats 1] .
2.3.
Partijen zijn overeengekomen dat [eiseres] het recht behoudt op voortzetting van het gebruik van de echtelijke woning tot aan het moment van de overdracht van de woning aan de koper(s).

3.Het geschil

in conventie
3.1.
Tegen de achtergrond van deze vaststaande feiten vordert [eiseres] veroordeling van [gedaagde] bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
  • tot nakoming van de tussen partijen bestaande verbintenissen uit hoofde van het convenant d.d. 3 maart 2015 en de vaststellingsovereenkomst d.d. 23 april 2015,
  • tot betaling van een dwangsom ex artikel 611a Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering ter hoogte van € 600,00 per dag zolang aan de hoofdveroordeling niet wordt voldaan, onverminderd het recht op schadevergoeding indien daartoe gronden zijn,
  • tot betaling van vorderingen uit hoofde van de vaststellingsovereenkomst d.d. 23 april 2015, € 465,98 voor de maanden juni tot heden, thans € 2.795,88, vermeerderd met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW vanaf het moment van opeisbaarheid tot de dag van algehele voldoening,
- in de proceskosten.
3.2.
[gedaagde] heeft verweer gevoerd.
3.3.
Op de stellingen van partijen zal hierna - voor zover relevant - nader worden ingegaan.
in reconventie
3.4.
[gedaagde] vordert bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad voorwaardelijk veroordeling van [eiseres] tot betaling van € 839,52, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 1 december 2016 tot de dag van algehele voldoening, alsmede veroordeling van [eiseres] in de proceskosten.
3.5.
[gedaagde] legt daaraan ten grondslag dat hij over de periode april 2015 tot heden de maandelijkse lasten van de woonhuisverzekering (€ 66,18) volledig heeft betaald, terwijl partijen in het convenant zijn overeengekomen dat [eiseres] 75% van de woonhuisverzekering (Confident) voor haar rekening zal nemen. [gedaagde] stelt zich dan ook op het standpunt dat [eiseres] een bedrag van € 839,52 (18 maanden x € 49,64) aan hem verschuldigd is en beroept zich op de verrekeningsverklaring. Voor zover dit beroep niet opgaat vordert hij dit bedrag in reconventie.
3.6.
[eiseres] heeft verweer gevoerd.
3.7.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie
4.1.
Met betrekking tot het - door [gedaagde] betwiste - spoedeisend belang van [eiseres] ,
oordeelt de kantonrechter dat uit de stukken en de toelichting ter terechtzitting genoegzaam is gebleken dat het gaat om een spoedeisende zaak waarin, gelet op het belang van [eiseres] , een onmiddellijke voorziening bij voorraad wordt vereist.
4.2.
De kantonrechter heeft zijn beslissing al toegelicht ter zitting. Volstaan kan daarom worden met een verkorte motivering.
4.3.
De vordering van [eiseres] tot nakoming van de tussen partijen bestaande verbintenissen uit hoofde van het convenant d.d. 3 maart 2015 en de vaststellingsovereenkomst d.d. 23 april 2015 is te onbepaald (“de verbintenissen…”) en dient om deze reden te worden afgewezen. Dit brengt met zich dat de daaraan gekoppelde dwangsom eveneens zal worden afgewezen.
4.4.
Met betrekking tot de gevorderde hypotheek- c.q. woonlasten erkent [gedaagde] dat hij met betaling daarvan sinds juni 2016 in gebreke is. [gedaagde] betwist dat hij maandelijks
€ 465,98 verschuldigd is. Volgens hem is afgesproken dat de maandelijkse bijdrage € 340,00 bedraagt, zodat hij over de periode juni 2016 tot en met december 2016 € 2.380,00 aan [eiseres] verschuldigd is. [eiseres] erkent dat partijen hebben afgesproken dat [gedaagde] maandelijks € 340,00 zou betalen. Zij heeft daartegen niet geprotesteerd omdat dit werd verrekend met de belastingteruggave. De gevorderde hypotheek- c.q. woonlasten zullen dan ook tot een bedrag van € 2.380,00 worden toegewezen, nu dit bedrag door [gedaagde] is erkend en is gebaseerd op de daaromtrent gemaakte afspraak. Voor de vraag of [eiseres] aanspraak heeft op het meer gevorderde dan het bedrag van € 2.380,00 is nader onderzoek vereist. Onderhavige procedure is niet geschikt voor het vergaren van nadere gegevens, waaronder eventuele bewijslevering door partijen. Een bodemprocedure is daarvoor de geëigende weg. In die - door een van de partijen aan te spannen - bodemprocedure zal dan beoordeeld moeten worden of het verrekeningsverweer van [gedaagde] slaagt. [eiseres] wil meewerken aan verrekening als [gedaagde] kan aantonen welke premies hij voor welke periode heeft betaald. Nu [gedaagde] niet alle, maar slechts een deel van de betaalbewijzen in het geding heeft gebracht, kan de kantonrechter bij gebreke van een voldoende onderbouwing en stukken in deze kort gedingprocedure daarover geen oordeel geven. Het meer gevorderde dan het toe te wijzen bedrag van € 2.380,00 zal worden afgewezen.
4.5.
De proceskosten worden gecompenseerd omdat partijen ex-echtelieden zijn en het onderhavige geschil uit die relatie voortvloeit.
in reconventie
4.6.
Nu de kantonrechter in deze procedure niet kan beoordelen of het beroep op verrekening slaagt, komt de kantonrechter toe aan de door [gedaagde] voorwaardelijk ingestelde eis in reconventie. Nu [gedaagde] niet alle, maar slechts een deel van de betaalbewijzen in het geding heeft gebracht, dient deze vordering van [gedaagde] bij gebreke van een voldoende onderbouwing eveneens te worden afgewezen.
4.7.
De proceskosten worden gecompenseerd omdat partijen ex-echtelieden zijn en het onderhavige geschil uit die relatie voortvloeit.

5.De beslissing

De kantonrechter
in conventie
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] tegen bewijs van kwijting te betalen € 2.380,00, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van opeisbaarheid tot de dag van algehele voldoening,
5.2.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.3.
wijst het meer of anders gevorderde af,
5.4.
compenseert de proceskosten aldus dat iedere partij haar eigen kosten draagt,
in reconventie
5.5.
wijst de vordering af,
5.6.
compenseert de proceskosten aldus dat iedere partij haar eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. Hoekstra en is in het openbaar uitgesproken.
Type: CJ