In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 8 december 2016 uitspraak gedaan over het verzoek tot wijziging van de voornamen van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige]. De verzoekers, de ouders van [minderjarige], hebben verzocht om de eerste voornaam '[roepnaam]' door te halen en deze te vervangen door '[eerste voornaam]'. De rechtbank heeft vastgesteld dat de huidige voornaam niet overeenkomt met de identiteit die de ouders voor ogen hadden bij de geboorte van hun dochter. De ouders hebben aangevoerd dat de naam '[roepnaam]' verwarrend is en dat het gebruik van de voorletters [voorletters] ongemak en hinder veroorzaakt, vooral in internationale contexten waar [minderjarige] mogelijk wil studeren.
De rechtbank heeft in haar beoordeling artikel 1:4 van het Burgerlijk Wetboek in acht genomen, dat bepaalt dat een wijziging van voornamen kan worden gelast indien er een voldoende zwaarwichtig belang bestaat. De rechtbank heeft geoordeeld dat de ouders en [minderjarige] voldoende aannemelijk hebben gemaakt dat het gebruik van de huidige voornaam en voorletters niet strookt met de identiteit die zij voor ogen hadden. De rechtbank heeft de emotionele impact van de naam op [minderjarige] en de verwarring die het met zich meebrengt, als zwaarwichtig belang aangemerkt.
De rechtbank heeft vervolgens besloten om het verzoek tot wijziging van de voornamen toe te wijzen en gelast de inschrijving van de Belgische geboorteakte in het register van geboorten van de gemeente 's-Gravenhage. De beschikking is openbaar uitgesproken en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.