6.3Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Naar het oordeel van de rechtbank kan niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft op 6 oktober 2015 zijn ex vrouw van haar vrijheid beroofd en gedurende enige tijd beroofd gehouden en hij heeft haar bedreigd met een misdrijf tegen het leven gericht.
De verdachte heeft geen blijk gegeven van inzicht in het verkeerde en in de ernst van zijn handelen of van enig medeleven richting het slachtoffer. Integendeel, de verdachte is nog steeds vol wrok en haat jegens haar en ziet zichzelf vooral als slachtoffer en haar als dader. De rechtbank beoogt met het opleggen van een gevangenisstraf van een aanzienlijke duur verdachte duidelijk te maken dat hij moet stoppen met fysiek en verbaal geweld jegens zijn ex-partner. De rechtbank acht in het licht van het bovenstaande oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden gepast en geboden. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de conclusie van de gedragsdeskundige Trompenaars dat verdachte als verminderd toerekeningsvatbaar moet worden beschouwd.
De algemene ervaring leert dat slachtoffers van geweldsmisdrijven niet alleen nog lang last kunnen hebben van toegebracht fysiek letsel, maar ook nog lange tijd de psychische gevolgen daarvan kunnen ondervinden, zoals ook blijkt uit de slachtofferverklaring van mevrouw [slachtoffer] . De rechtbank rekent dit de verdachte zwaar aan, zoals zij het de verdachte ook zwaar aanrekent dat hij kennelijk totaal geen respect heeft voor de lichamelijke en geestelijke integriteit van zijn ex-partner. Dat de verdachte mede door overmatig alcoholgebruik tot dit gedrag is gekomen, maakt hem niet minder verantwoordelijk. Verdachte moet geen alcohol drinken als hij weet dat hij zich door alcoholgebruik niet meer in de hand heeft en agressief wordt.
De rechtbank zal thans ingaan op de vraag of, zoals door de officier van justitie gevorderd, aan verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging moet worden opgelegd.
De deskundigenrapporten
Het rapport van psycholoog Steketee van 30 maart 2016 houdt in:
Differentiaal diagnostische beschouwing
(…)
Samenvattend kan gesteld worden dat er sprake is van een persoonlijkheidsstoornis NAO, waarbij afhankelijke, ontwijkende en borderline trekken te onderscheiden zijn. Vanaf 2006 is betrokkene geleidelijk aan zijn gevoelens gaan dempen met alcoholgebruik. Het alcoholgebruik is in de jaren die volgen uitgemond in dagelijks drinken van forse hoeveelheden. Betrokkene geeft aan dat er sprake is van dagelijks gebruik van alcohol in grote hoeveelheden vanaf 2010. Wanneer de spanning hoog opliep dronk hij het meeste. Betrokkene voldoet hiermee aan de criteria van alcohol afhankelijkheid en alcoholmisbruik (gedwongen in remissie).
(…)
Forensisch psychologische beschouwing
Betrokkene stelt zich op als grotendeels ontkennende verdachte.(…) Hierdoor is het niet mogelijk om het verband te beschrijven tussen de diagnose, persoonlijkheidsstoornis NAO, en het ten laste gelegde. In algemene zin kan slechts gesteld worden dat betrokkene gevoelig is voor ervaren krenking (zich niet gehoord/gezien voelen/onvolwaardig voelen) in het contact met anderen. Betrokkene lijkt hierop te reageren met een sombere stemming en het leven te ervaren als zwaar en onrechtvaardig en/of hij probeert zich groot te maken door voor zichzelf op te komen door het vermeende conflict aan te gaan.
(…)
Vanuit de complexe problematiek (persoonlijkheidsproblematiek, middelengebruik en psychosociale problematiek) en de eerdere hulpverleningsgeschiedenis lijkt het aannemelijk te stellen dat een ambulant traject onvoldoende aansluit. Een klinische opname zou meer passend zijn gericht op de persoonlijkheidsproblematiek en het middelengebruik, waarbij gedacht zou kunnen worden aan een afdeling dubbeldiagnose. De psychosociale problematiek kan op termijn meegenomen worden wanneer er vanuit klinische opname toegewerkt wordt naar een ambulant vervolgtraject. Betrokkene is sterk gemotiveerd voor behandeling. Hierbij dient wel opgemerkt te worden dat er bij verschil van inzicht tussen betrokkene en de hulpverlening door betrokkene wordt afgehaakt.
(…)
Beantwoording van de vraagstellingen
Betrokkene is lijdende aan een ziekelijke stoornis, alcoholafhankelijkheid en misbruik, beiden gedwongen in remmissie.
Hiervan was sprake ten tijde van het tenlastegelegde.
(…)
4.a.b. De vraag of de persoonlijkheidsstoornis onderzochtes gedragskeuzes en gedragingen, ten tijde van het ten laste gelegde zodanig beïnvloedden dat dat mede daaruit verklaard kan worden, kan niet beantwoord worden omdat betrokkene zich opstelt als grotendeels ontkennende verdachte. In algemene zin kan slechts gesteld worden dat betrokkene gevoelig is voor ervaren krenking (zich niet gehoord/gezien voelen/onvolwaardig voelen) in het contact met anderen. Betrokkene lijkt hierop te reageren met een sombere stemming en het leven te ervaren als zwaar en onrechtvaardig en/of hij probeert zich groot te maken door voor zichzelf op te komen door het vermeende conflict aan te gaan. Wanneer betrokkene hierin geblokkeerd wordt loopt de spanning vlot op. Bij oplopende spanningen is een toename van twijfel aan zichzelf zichtbaar, angst en/of ontreddering. De negatieve gevoelens (die betrokkene mogelijk heeft onderdrukt) lijken hem op de momenten van frustratie en onmacht te overvallen, wat kan leiden tot impulsieve uitingen/gedragingen.
(…)
5.a.b.c.De verhoogde gevoeligheid voor krenking, beperkte stressbestendigheid, instabiele relaties, geldzorgen, geen werk, geen daginvulling, geen persoonlijke steun, kunnen van belang zijn voor de kans op recidive. De psychosociale problematiek verhoogt het stressniveau en daarmee heeft het een negatieve invloed op de stressbestendigheid, wat maakt dat de kans op ontregeling vergroot en daarmee de kans op recidive.
6. De hulp die betrokkene in het verleden heeft gehad kwam tot stand nadat hij zijn eerste zelfmoordpoging deed. Betrokkene verbleef daarna vrijwillig op de PAAZ afdeling. De gevoelens van onvolwaardigheid kunnen vlot de overgang krijgen doordat betrokkene zich in contacten met anderen onbegrepen of gekrenkt voelt. Hierop zal de spanning oplopen en daarmee de angst en ontreddering, hetgeen de kans dat dit kan overgaan in impulsieve uitingen/gedragingen vergroot. Ook bestaat er kans dat betrokkene, zonder ondersteuning/behandeling, terug zal vallen in alcoholgebruik.
Zorgprognose en beïnvloedingsmogelijkheden
De hulp die betrokkene in het verleden heeft gehad kwam tot stand nadat hij zijn eerste zelf-moordpoging deed. Betrokkene verbleef daarna vrijwillig op de PAAZ afdeling. Daarna volgde een behandeltraject bij PsyQ wat bestond uit ondersteunende gesprekken en medicatie. Betrokkene heeft dit behandeltraject zelf gestopt omdat het hem naar eigen zeggen niets opleverde. Vervolgens is betrokkene bij meerdere hulpverleners geweest, waarbij opvalt dat hij voor zijn gevoel niet de hulp kreeg die hij nodig had. Hij voelt zich vaker onbegrepen en niet gehoord waardoor de trajecten niet of nauwelijks van de grond komen en/of resultaat hebben. Vanuit de complexe problematiek (persoonlijkheidsproblematiek, middelengebruik en psychosociale problematiek) en de eerdere hulpverleningsgeschiedenis lijkt het aannemelijk te stellen dat een ambulant traject onvoldoende aansluit. Een klinische opname zou meer passend zijn gericht op de persoonlijkheidsproblematiek en het middelengebruik, waarbij gedacht zou kunnen worden aan een afdeling dubbeldiagnose. De psychosociale problematiek kan op termijn meegenomen worden wanneer er vanuit een klinische opname toegewerkt wordt naar een ambulant vervolgtraject. Betrokkene is sterk gemotiveerd voor behandeling. Hierbij dient wel opgemerkt te worden dat er bij verschil van inzicht tussen betrokkene en de hulpverlening door betrokkene wordt afgehaakt.
Interventieadvies en condities
Omdat er in onderhavig onderzoek geen verband kan worden gelegd tussen de diagnostiek en het ten laste gelegde kan het bovenstaande behandeladvies niet gekoppeld worden aan een justitieel kader en zal onderzoeker zich dien tengevolge moeten onthouden van een advies. Hierbij wil onderzoeker uw college ter overweging geven dat betrokkene gebaat zou zijn bij een hulpverleningstraject (zoals hierboven beschreven), waarbij een dwingend juridisch kader het meest passend lijkt, indien het ten laste gelegde bewezen wordt geacht. Om herhaling van soortgelijke zaken te voorkomen zou intensieve begeleiding door en/of onder de regie van de reclassering, die een deel van die begeleiding/behandeling zou kunnen delegeren aan een forensische polikliniek een optie zijn, ware het niet dat betrokkene niet gemotiveerd is voor behandeling, zich in een therapie afwerend en devaluerend zal opstellen en zo de therapie en de therapeut zal laten falen.
(…)
Het rapport van 4 april 2016 van psychiater Trompenaars houdt in:
(…)
11. DIAGNOSTISCHE OVERWEGINGEN
Op basis van alle tijdens dit onderzoek verzamelde informatie - zie hiertoe dit rapport - komen rapporteurs tot de conclusie dat er bij betrokkene, thans 50 jaar oud sprake is van (1) een persoonlijkheidsstoornis Niet Anderszins Omschreven met borderline-, vermijdende- en afhankelijke kenmerken, (2) afhankelijkheid van alcohol, die thans gedwongen in remissie is gebracht.
Betrokkene is opgegroeid in een pedagogisch onveilig klimaat, is affectief zeer verwaarloosd en onveilig gehecht geraakt. Dit heeft bij betrokkene voor wat betreft de ontwikkeling van zijn persoonlijkheid geleid tot een duurzaam patroon van innerlijk ervaringen, emoties en cognities die zijn functioneren in belangrijke mate beperken. Er is sprake van diepgewortelde gevoelens van minderwaardigheid, een negatief zelfbeeld en angst voor isolement en verlating. Hoewel er sprake was van een wankel evenwicht heeft betrokkene zich lange tijd staande kunnen houden, gesteund door zijn partner, hoe verstoord deze relatie lange tijd ook was.
In 2013 deed betrokkene zijn eerste zelfmoordpoging, uitgelokt door de afwijzing van zijn stervende zus en de afwijzing van zijn vrouw toen hij steun bij haar zocht. Dit is naar het zich laat aanzien het kantelmoment in het leven van betrokkene geworden, waarbij de bij hem op dat moment reeds aanwezige persoonlijkheidsstoornis, waarmee hij door de externe structuur tot op dat moment nog kon functioneren, door het wegvallen van die externe structuur (overlijden van zus, zich niet begrepen en gesteund voelen door partner), voor de buitenwereld zichtbaar is geworden, waarna er zich bij hem een depressieve stoornis heeft ontwikkeld, hij steeds meer is gaan drinken en vervolgens verslaafd is geraakt aan alcohol.
Het voorgaande leidt tot de volgende classificatie volgens DSM-IV (Classificatiesysteem psy-chische stoornissen):
As I (klinisch beeld): Afhankelijkheid van alcohol, gedwongen in volledige remissie gebracht.
As II (persoonlijkheid): Persoonlijkheidsstoornis NAO met borderline, vermijdende, afhankelijke persoonlijkheidstrekken
As III (somatiek):Status na maagbloeding.
As IV (psychosociale stressfactoren): Huidige juridische procedure; echtscheiding; werk-problemen; woonproblemen; financiële problemen; beperkte zelfredzaamheid.
As V (huidig niveau van functioneren): GAF-score: 40 (ernstige beperkingen).
(…)