3.2.[verzoeker, tevens verweerder in het tegenverzoek] verzoekt [verweerder, tevens verzoeker in het tegenverzoek] te veroordelen tot:
betaling van een billijke vergoeding van € 15.000,00 bruto;
betaling van het resterende loon over de maanden augustus en september 2016 van € 3.546,88 bruto;
betaling van de wettelijke verhoging over het aan [verzoeker, tevens verweerder in het tegenverzoek] toekomende loon van € 1.406,52;
verstrekking aan [verzoeker, tevens verweerder in het tegenverzoek] van een deugdelijke netto/brutospecificatie waarin de bedragen onder a. tot en met c. zijn verwerkt, op straffe van verbeurte van een dwangsom indien [verweerder, tevens verzoeker in het tegenverzoek] dat niet binnen twee dagen na de datum van deze beschikking doet;
betaling van de buitengerechtelijke kosten van € 1.000,00;
het uitbrengen van een rectificatie aan alle personen waar tegenover [handelsnaam] zich negatief heeft uitgelaten over [verzoeker, tevens verweerder in het tegenverzoek] , eveneens op straffe van verbeurte van een dwangsom indien [verweerder, tevens verzoeker in het tegenverzoek] dat niet binnen twee dagen na de datum van deze beschikking doet;
betaling van de wettelijke rente over de onderdelen a. tot en met f. vanaf de dag van opeisbaarheid tot de dag van voldoening.
Voorts verzoekt [verzoeker, tevens verweerder in het tegenverzoek] de kantonrechter om:
primair te besluiten dat het concurrentie en/of relatiebeding niet rechtsgeldig tot stand gekomen is op grond van art. 7:653 lid 1 jo lid 2 BW;
subsidiair te besluiten tot “verval van het concurrentie en of relatiebeding” op grond van art. 7:653 lid 4 BW;
[verweerder, tevens verzoeker in het tegenverzoek] te veroordelen tot betaling van de proceskosten.