ECLI:NL:RBLIM:2016:10704

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
9 december 2016
Publicatiedatum
9 december 2016
Zaaknummer
03/700057-16
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot zware mishandeling, vrijheidsberoving, mishandeling en bedreiging met een mes

Op 9 december 2016 heeft de Rechtbank Limburg uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die wordt beschuldigd van meerdere ernstige misdrijven, waaronder poging tot zware mishandeling, vrijheidsberoving, mishandeling en bedreiging. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 23 en 27 januari 2016, waarbij de verdachte het slachtoffer, een vrouw, ernstig heeft mishandeld en bedreigd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 23 januari 2016 met een nagelschaar een stuk huid van de arm van het slachtoffer heeft weggeknipt en haar met een mes heeft gestoken. Op 27 januari 2016 heeft de verdachte het slachtoffer wederrechtelijk van haar vrijheid beroofd door haar in de kofferbak van zijn auto te dwingen en met haar weg te rijden. Tijdens deze rit heeft hij haar bedreigd met een mes en haar meermalen geslagen. De rechtbank heeft de verklaringen van het slachtoffer en getuigen als consistent en geloofwaardig beoordeeld, en heeft de verdachte schuldig bevonden aan de tenlastegelegde feiten. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een jeugddetentie van 18 maanden, waarvan 289 dagen voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals meldplicht en deelname aan een behandeling voor agressieproblematiek. Tevens is de verdachte verplicht om schadevergoeding te betalen aan het slachtoffer, die zich als benadeelde partij heeft gevoegd in de procedure.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG
Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer: 03/700057-16
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 9 december 2016
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
wonende te [adresgegevens verdachte] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. B.H.M. Nijsten, advocaat kantoorhoudende te Cadier en Keer.
Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 25 november 2016. De verdachte en zijn raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.
De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
Feit 1:[slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht dan wel heeft geprobeerd dat te doen.
Feit 2:[slachtoffer] van haar vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden door haar in de kofferbak van een auto te laten plaatsnemen, vervolgens de kofferbak te sluiten en met deze auto weg te rijden
.
Feit 3:[slachtoffer] heeft mishandeld door haar met een mes, dan wel met een ander scherp of puntig voorwerp te steken en haar meermalen te slaan en haar hardhandig vast te grijpen.
Feit 4: [slachtoffer] met een mes heeft bedreigd.
Feit 5:[slachtoffer] via (Whatsapp-)berichten heeft bedreigd
.
De beoordeling van het bewijs
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht feit 1 primair wettig en overtuigend bewezen, in samenhang beschouwd met de andere feiten. De officier van justitie verwijst hierbij naar de bevindingen van de forensisch arts omtrent het letsel. Verder verwijst de officier van justitie naar de consistente, gedetailleerde verklaring van de aangeefster en de verklaringen van de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] . De officier van justitie kwalificeert het bij de aangeefster toegebrachte letsel als zwaar lichamelijk letsel. Er kan een (ontsierend) litteken zichtbaar blijven.
De officier van justitie acht voorts feit 2 wettig en overtuigend bewezen. De aangeefster heeft hierover een gedetailleerde verklaring afgelegd. De verdachte heeft zelf verklaard dat hij het slachtoffer in de kofferbak heeft geduwd en een rondje met haar is gaan rijden en dat hij haar heeft geslagen. De gevonden voorwerpen (sokken, inlegkruisje) ondersteunen het verhaal van de aangeefster. De verdachte heeft uiteengezet hoe het slachtoffer in de kofferbak heeft gelegen, wat spoort met de resultaten van de reconstructie waarbij de aangeefster in de kofferbak is gaan liggen. Verder ondersteunen de verklaringen van [getuige 1] en [getuige 2] het verhaal van de aangeefster. Ze kwam volgens de getuigen overstuur thuis en ze heeft toen alles verteld wat haar is overkomen.
De officier van justitie acht feit 3 ook wettig en overtuigend bewezen. De aangeefster heeft verklaard dat de verdachte een mes tegen haar keel hield en haar met het mes in de linker schouder stak. De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij haar met iets anders heeft gestoken, namelijk met een metalen staafje dat aan zijn sleutelhanger hangt. De foto’s van het letsel en de medische verklaring ondersteunen de verklaring van de aangeefster. De verdachte heeft de aangeefster WhatsApp-berichten gestuurd (p. 208 en 211 van het dossier). Uit de inhoud van deze berichten kan worden afgeleid dat de verdachte een mes heeft gebruikt.
De officier van justitie acht tevens feit 4 wettig en overtuigend bewezen. Hierbij verwijst de officier van justitie naar de aangifte, de WhatsApp-berichten en de steekwond die bij de aangeefster is aangetroffen.
De officier van justitie acht ten slotte feit 5 wettig en overtuigend bewezen. Hierbij verwijst de officier van justitie naar de WhatsApp-berichten, de aangifte en de bekennende verklaring van de verdachte.
Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van feit 1 stelt de verdediging zich op het standpunt dat vrijspraak dient te volgen. De aangeefster heeft een ongeloofwaardige verklaring afgelegd. Zij heeft vaak last van stemmingswisselingen. Het incident zou zich hebben afgespeeld in de woning van de vader van de verdachte. Het is zeer opmerkelijk dat niemand iets heeft gemerkt van hetgeen gebeurd zou zijn. De verdachte houdt vast aan zijn verklaring dat hij de tatoeage niet heeft weggeknipt. De verdediging stelt zich overigens op het standpunt dat geen sprake is van het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel dan wel een poging daartoe.
Ten aanzien van het toebrengen van kras- en snijletsel aan de keel van aangeefster dient volgens de verdediging eveneens vrijspraak te volgen. Het is volgens de raadsman zeer onwaarschijnlijk dat aangeefster zich niet zou hebben verzet en niet zou hebben bewogen en ‘zomaar’ het snijden met een mes zou hebben ondergaan. Haar verklaring is ongeloofwaardig.
Ten aanzien van feit 2 dient volgens de verdediging ook vrijspraak te volgen. De verdachte heeft op de terechtzitting van 27 juli 2016 een andere verklaring afgelegd dan de politie eerder aan het papier heeft toevertrouwd. Dat valt echter niet meer te verifiëren, want de geluidsopname van het verhoor van de verdachte stopt op het moment dat de verdachte wordt ondervraagd over “het kofferbakincident”. De verbalisanten hebben op de terechtzitting verklaard dat ze zich maar weinig kunnen herinneren van het verloop van het verhoor. Volgens de raadsman is er onvoldoende bewijs voor een bewezenverklaring van dit feit.
Ten aanzien van feit 3 stelt de verdediging zich op het standpunt dat de verdachte bekend heeft dat hij de aangeefster meermalen heeft geslagen. Van het tenlastegelegde steken met een mes dan wel met een ander puntig voorwerp, dient de verdachte te worden vrijgesproken, omdat daar onvoldoende wettig bewijs voor is.
Ten aanzien van feit 4 is de verdediging van mening dat eveneens vrijspraak dient te volgen en wel omdat onvoldoende bewijs bestaat. De verdachte heeft dit feit ontkend en dan blijft alleen de verklaring van de aangeefster over. Die verklaring is echter onvoldoende om tot een bewezenverklaring te kunnen komen.
Ten aanzien van feit 5 refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank.
Het oordeel van de rechtbank [1]
De aangeefster heeft bij de politie verklaard dat zij op 23 januari 2016 in Maastricht op de kamer van [verdachte] , de verdachte, was. Op enig moment zat ze op het bed. [verdachte] begon met een zilverkleurig nagelschaartje te knippen in haar rechterarm, waar haar tatoeage zit. Nadat hij een stukje geknipt had, stak hij haar ook met die schaar. Hij stak iets lager dan de tatoeage, net boven haar ellenboog. Verder heeft ze verklaard dat ze van [verdachte] een zakmes, dat zij in haar jaszak had zitten, moest pakken. Hij heeft haar daarmee bij haar keel gesneden. Op haar been, op haar rug en ook bij haar linker pols, aan de onderkant, en rechtsboven op haar pols heeft hij haar met het mes gekrast. Volgens de aangeefster was dat erg pijnlijk en eng.
Over 27 januari 2016 heeft de aangeefster verklaard dat zij toen weer bij [verdachte] op de kamer was. Ze kregen ruzie. [verdachte] werd boos en sloeg haar met zijn vuist een aantal keren op haar been.
Toen ze later die avond buiten was om naar huis te gaan, kwam hij haar achterna en stapte hij in de auto, de blauwe Golf waarin hij altijd rijdt. Zij moest ook instappen. Toen ze bijna bij haar huis waren, hoorde ze hem zeggen: "Je moet blij zijn dat je geen klappen krijgt en dat ik je keel niet doorsnij". Toen reed hij opeens door naar het bos in Meerssen, bij het pannenkoekenhuis. [2]
In haar tweede verklaring bij de politie heeft de aangeefster verder nog verklaard dat zij bij het pannenkoekenhuis moest uitstappen en haar jas moest opendoen. [verdachte] ging achter haar staan en hield het mes tegen de rechterkant van haar keel. Ze voelde het mes tegen haar keel. Op het moment van het afleggen van haar verklaring voelde ze daar nog steeds een wondje. Ze dacht dat [verdachte] haar keel zou doorsnijden.
[verdachte] zei haar daarna dat ze zich helemaal uit moest kleden, wat ze deed omdat dit van hem moest. Omdat ze al vier weken ongesteld was, had ze een maandverbandje in haar string. Ze moest van [verdachte] dat maandverbandje eruit halen. Ze gooide dat langs de kant van de weg op de grond. Ze zag dat hij het oppakte en het toen verder weg gooide.
Toen ze helemaal naakt was, begon hij haar te slaan. Hij sloeg haar in haar buik. Dit deed zo’n pijn dat ze ineenkromp en op de grond in de modder viel. Hij had haar tevoren in de linkerschouder gestoken. In de linkermouw van haar jas zat ook een gaatje.
Toen moest ze van [verdachte] in de kofferbak van de auto gaan liggen. Toen ze dat had gedaan, maakte hij de achterklep dicht. Ze zag dat er ongeveer één centimeter ruimte was tussen de hoedenplank en de achterklep, waardoor ze een beetje naar buiten kon kijken. Ze denkt dat ze ongeveer tien minuten hebben gereden voor hij stopte. Ze mocht uit de kofferbak komen en ze zag dat ze ongeveer op dezelfde plek terug waren. Ze heeft met haar sokken haar schoenen schoongemaakt en de sokken daarna uit het raampje van de auto weggegooid. Omdat ze haar pleegmoeder had laten weten dat ze naar huis zou komen, heeft [verdachte] haar toen naar huis gebracht. [3]
De getuige [getuige 1] heeft bij de politie op 25 februari 2016 het volgende verklaard [4] :
Ik ben sedert juni 2015 de pleegmoeder van [slachtoffer] . Zij woont al ongeveer één jaar bij mij. Ik denk dat [slachtoffer] [verdachte] kent vanaf het moment dat zij bij mij kwam wonen. Op 27 januari 2016 was ik thuis in mijn woning samen met mijn dochter [getuige 2] . Toen ik in mijn woonkamer op de bank zat, zag ik dat [slachtoffer] de woonkamer binnenkwam. Ik zag dat zij daar stond als een zielig muisje, zo herkende ik haar niet. Ik hoorde dat [slachtoffer] tegen mij zei dat zij niet dood wilde gaan. [slachtoffer] heeft mij gezegd dat zij in haar schouder was gestoken. [slachtoffer] heeft mij dit ook laten zien. Ik zag dat [slachtoffer] een steekwond in haar schouder had, haar linker schouder. Ze huilde en was helemaal overstuur. Ze zei dat ze bang was.
[slachtoffer] heeft mij verteld dat zij zich heeft moeten uitkleden bij het pannenkoekenhuisje [naam pakkenkoekhuis] in de gemeente Meerssen. [slachtoffer] heeft in de kofferbak gelegen van de auto van [verdachte] . [slachtoffer] had schijnbaar bij [verdachte] thuis ruzie gekregen waarop [verdachte] haar toen te kennen heeft gegeven dat zij maar naar huis moest gaan. In eerste instantie zou [verdachte] tegen [slachtoffer] hebben gezegd van loop maar naar huis maar later zou hij haar willen brengen met zijn auto. Volgens [slachtoffer] heeft [verdachte] dit niet gedaan maar is meteen doorgereden naar het pannenkoekenhuis. [slachtoffer] heeft toen bij thuiskomst de navolgende punten emotioneel aangegeven:
- dat [slachtoffer] gestoken was door [verdachte] in haar schouder;
- dat dit zich in de auto van [verdachte] zou hebben voorgedaan;
- dat dit zou zijn toegebracht met een klein zakmesje;
- dat [slachtoffer] zich heeft moeten uitkleden;
- dat [slachtoffer] zich van de angst beplast heeft;
- dat [slachtoffer] onder de modder zat;
- dat [slachtoffer] bang was dat [verdachte] haar daar zou omrijden;
- dat [slachtoffer] plaats heeft moeten nemen in de kofferbak van de auto van [verdachte] ;
- dat [slachtoffer] zich weer heeft kunnen aankleden nadat zij [verdachte] had verteld dat [slachtoffer] mij een appje gestuurd had dat zij naar huis zou komen;
- [slachtoffer] heeft zich toen weer toonbaar moeten maken omdat [slachtoffer] naar mij toe moest komen, of te wel thuis moest zijn zodat ik dan niets zou merken van het voorval;
- dat [slachtoffer] letterlijk brak toen zij bij mij het verhaal kon doen hetgeen net met haar gebeurd was.
Op het moment dat [slachtoffer] mij dit hele verhaal vertelde kwam zij eerlijk en oprecht bij mij over. Het was voor mij geen opgedragen toneelstuk of leugen wat [slachtoffer] mij vertelde.
Op 31 januari 2016 werd in de woning aan de [adresgegevens verdachte] , door [naam vader verdachte] (de vader van de verdachte), aan de verbalisant [verbalisant] een zilverkleurig nagelschaartje overhandigd. Hij verklaarde dit schaartje gevonden te hebben op de slaapkamer van [verdachte] , naast het bed op de vloer. [5]
Op 30 januari 2016 zijn op aanwijzing van aangeefster door de politie een wit inlegkruisje en twee enkelsokjes aangetroffen in de nabijheid van het pannenkoekenhuisje in Meerssen. [6]
Op 4 februari 2016 heeft de aangeefster op verzoek van de politie plaatsgenomen in de kofferbak van de onder de verdachte inbeslaggenomen Volkswagen Golf (kenteken: [kenteken] ). Er werd gerelateerd dat [slachtoffer] op zodanige wijze in de kofferbak kon gaan liggen dat het portier van de kofferbak kon worden gesloten. Verder werd gerelateerd dat de aangeefster zichtruimte had tussen het kofferbakportier en de hoedenplank. [7]
Aangeefster [slachtoffer] heeft aan verbalisant [verbalisant] de zwarte trui overhandigd die zij naar eigen zeggen op 27 januari 2016 had gedragen. De aangeefster deelde [verbalisant] mede dat in de zwarte trui een kleine scheur zat in de linkermouw, nabij de schouder. Tevens deelde zij mede dat er nog bloedvlekken in de trui zaten. [verbalisant] zag dat er op de linkermouw van de trui, ter hoogte van de schouder, een kleine scheur in de vorm van een spleet in de stof zichtbaar was, ter grootte van ongeveer één centimeter. [verbalisant] concludeerde dat de aangetroffen scheur in voornoemde trui gezien zijn vorm mogelijk het gevolg was van een steekbeweging.
Verbalisant [verbalisant] schrijft dat een forensisch arts het letsel van de aangeefster heeft onderzocht. [verbalisant] schrijft verder dat de locatie van het steekletsel op de linker bovenarm (in het medisch rapport beschreven onder punt 4, pagina 3) overeenkomt met de locatie van het steekspoor in de zwarte trui. Gezien voornoemde feiten en omstandigheden vermoedt verbalisant [verbalisant] dat de aangeefster op 27 januari 2016 door toedoen van [verdachte] een steekverwonding heeft opgelopen. [8]
Op 31 januari 2016 werd door de forensisch deskundige Govaerts een forensisch medisch onderzoek verricht bij de aangeefster. [9] Haar rapport vermeldt:
Inspectie:
Op de rechter bovenarm aan de buitenzijde, onder het schoudergewricht is een grillig gevormde, matig scherp begrensde, aan de randen met korsten bedekte en centraal licht schilferende, roodbruine huidafwijking van ca. 25 bij 30 millimeter zichtbaar. Links boven deze huidafwijking is een ronde, soortgelijke huidafwijking aanwezig met een diameter van ongeveer 10 millimeter (foto 2 en 3).
Op de rechter bovenarm, aan de buitenzijde, ongeveer 9 cm boven de ellenboog is een rode, met een korstje bedekte, ovale, naar boven iets puntig toelopende huidlaesie van circa 5 mm lengte zichtbaar, in een gebied van gele huidverkleuring (foto 2 en 4).
Verspreid over het lichaam, o.a. midden op de rug (foto 7 en 8), aan de voorzijde en buitenzijde van het linker bovenbeen (foto 9 en 10), op de linkerborst (foto 11, 12 en 13), op de linker bovenarm aan de binnenzijde ter hoogte van de pols (foto 20 en 21), aan de voorzijde rechts in de hals (foto 22 en 23) en op het voorhoofd (foto 14 en 24) zijn streepvormige en puntvormige zéér oppervlakkige huidlaesies zichtbaar.
Op de linker bovenarm aan de buitenzijde, ter hoogte van het schoudergewricht is een scherp begrensde, ovale, roodbruine, penetrerende huidverwonding van ongeveer 1 cm lengte, in een gebied van geel verkleuring van de huid, zichtbaar (foto 15 en 16);
Aan de binnenzijde van de rechteronderarm (foto 5 en 6), aan de voorzijde van de linkerschouder, op de linker bovenarm (foto 17) en op de linker onderarm (foto 18 en 19) zijn onscherp begrensde, min of meer rond-ovale, groengele huidverkleuringen zichtbaar.
De bevindingen onder 1 betreffen genezen atypische huidwonden.
De bevindingen onder 2 en onder 4 betreffen genezende steekletsels, met begeleidende onderhuidse bloeduitstorting.
De bevindingen onder 3 betreffen kras- en prikletsels.
De bevindingen onder 5 betreffen onderhuidse bloeduitstortingen.
Bij het slachtoffer worden verspreid over het lichaam letsels gezien, passend bij mechanisch scherp geweld; er is sprake van de huid penetrerend, de huid beschadigend letsel, hetzij dieper (twee steekletsels op de armen), hetzij (zeer) oppervlakkig (de kras en prikletsels). Steekletsel ontstaat doordat een scherp voorwerp de huid doorboort, waardoor een wond ontstaat die vaak dieper is dan hij breed is. Kraswonden ontstaan door het bewegen van een scherp c.q. puntig voorwerp tangentieel over het huidoppervlak, waardoor een wond ontstaat die breder/langer is dan hij diep is.
Als toedracht voor het ontstaan van de kras- en prikletsels wordt gemeld dat met het snijvlak van een zakmes op diverse plaatsen van het lichaam over de huid bewogen werd en dat de punt van een zakmes tegen de huid gedrukt werd. Deze toedracht kan de geconstateerde letsels onder 3 verklaren, waarbij opgemerkt moet worden dat het slachtoffer hierbij geen verzet moet hebben gepleegd en vrijwel zonder te bewegen het snijden moet hebben ondergaan, gezien de vrijwel overal gelijke breedte en diepte van de letsels. Als alternatieve toedracht zou genoemd kunnen worden dat met een puntig voorwerp (bijv. de niet snijdende zijde van een mespunt) over de huid is gekrast.
Als toedracht voor het ontstaan van de steekletsels wordt gemeld het steken met een nagelschaar in de rechterarm boven de ellenboog en het steken met een zakmes in de linker bovenarm ter hoogte van de schouder. Deze toedracht kan de letsels onder 2 en 4 verklaren.
Tevens werden bij het slachtoffer letsels gezien passend bij stomp mechanisch geweld, op beide armen zijn onderhuidse bloeduitstortingen aanwezig.
Onderhuidse bloeduitstortingen ontstaan door de uitwendige inwerking van stomp, mechanische, botsende of samendrukkende krachten met of tegen een voorwerp op een lichaamsdeel, zoals bijvoorbeeld slaan (al dan niet met een voorwerp), stompen, stoten, knijpen of vallen. Door het samendrukken van de huid en de onderhuidse weefsels, bijvoorbeeld tegen onderliggend bot, worden bloedvaatjes beschadigd en ontstaat bloedverlies in de huid en/of de onderliggende weefsellagen.
Er wordt geen toedracht gegeven voor het ontstaan van de onderhuidse bloeduitstortingen op de armen. Een mogelijke toedracht voor de letsels aan de rechter onderarm en de linker onderarm zou kunnen zijn het stevig vastpakken van de onderarmen, waarbij de druk van de vingers die bloeduitstortingen veroorzaakt. De bloeduitstorting aan de voorzijde van de linkerschouder kan zijn ontstaan door stompen, maar ook door stoten. Opgemerkt wordt dat er geen onderhuidse bloeduitstortingen worden gezien in het gelaat, waar wel verklaard wordt dat er met vuisten in het gelaat geslagen zou zijn.
De genezende, atypische huidwonden op de rechter bovenarm kunnen niet nader forensisch geduid worden. De gemelde toedracht, namelijk het wegknippen van huid met een nagelschaar kan de huidwonden hebben veroorzaakt, echter ook een ziektebeeld namelijk een ontsteking van de huid door bacteriën (impetigo), kan dergelijke huidlaesies veroorzaken.
Alle geconstateerde letsels zullen binnen dagen tot maximaal 2-3 weken genezen. De diepere huidlaesies zullen zeer waarschijnlijk genezen met een litteken als restverschijnsel. Er is geen sprake van functieverlies.
De verdachte heeft op de terechtzitting van 25 november 2016 verklaard dat hij op 27 januari 2016 in Meerssen [slachtoffer] meermalen met een vuist hard heeft geslagen en dat hij haar op 28 januari 2016 heeft bedreigd via WhatsApp. [10] Het telefoontoestel van aangeefster [slachtoffer] is uitgelezen. [11] In de contactenlijst van de telefoon staat als contact vermeld: ‘ [verdachte] ’ [telefoonnummer] . [12] De verdachte heeft bij de politie op 30 januari 2016 verklaard dat dit zijn nummer betreft. [13] In de bijlage 1 van het proces-verbaal analyse telefoondata (Samsung GT-i9060) staan de onder 5 tenlastegelegde (feitelijke) bewoordingen weergegeven. [14] De verdachte ontkent het overigens tenlastegelegde.
Conclusie
De mededeling van aangeefster [slachtoffer] dat de verdachte bij haar met een nagelschaartje een stuk van de huid heeft weggeknipt mag bizar lijken. Maar de rechtbank is ervan overtuigd dat de verklaring van aangeefster [slachtoffer] op waarheid berust. Het bij [slachtoffer] geconstateerde letsel past bij haar verhaal. De rechtbank gaat er niet van uit dat de andere mogelijke oorzaak die de deskundige geeft voor het ontstaan van het letsel - een ontsteking van de huid door bacteriën - aan de orde is. Daar is geen enkele aanwijzing voor. De verklaring van de getuige [getuige 1] ondersteunt de verklaring van de aangeefster in hoge mate. Zij heeft beschreven hoe de aangeefster thuiskwam: dat ze overstuur was, in het geheel niet in haar gewone doen, en dat ze toen vertelde wat haar was overkomen.
De rechtbank vindt het door de verdachte met een nagelschaartje knippen in de huid van de aangeefster dan ook bewezen. Dat levert naar het oordeel van de rechtbank echter geen zwaar lichamelijk letsel op.
Ook het steken in de huid, waarover de aangeefster heeft verklaard, vindt de rechtbank bewezen. Dat gedeelte van haar verklaring wordt immers ook ondersteund door het rapport van de forensisch arts. Dat levert evenmin het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel op. Wel kwalificeert de rechtbank het knippen en steken in de huid, zeker het steken in de schouder, als een poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. De kans bestaat immers dat grotere bloedvaten worden geraakt of dat dergelijke wonden gaan ontsteken met ernstiger letsel tot gevolg.
De rechtbank vindt niet bewezen dat de verdachte aangeefster [slachtoffer] op 23 januari 2016 bij de keel heeft gegrepen en meermalen heeft geslagen. Daarvoor bevindt zich in het dossier onvoldoende bewijs. De rechtbank zal de verdachte hiervan vrijspreken.
Wat het “kofferbakincident” betreft, gaat de rechtbank ook uit van de verklaring van de aangeefster. Haar verklaring wordt ondersteund door de vondst van het maandverband en de sokken en de reconstructie waaruit blijkt dat de aangeefster, wanneer zij achterin de kofferbak van de auto ligt, het spleetje licht kan waarnemen waarover zij eerder verklaarde.
De verdachte heeft blijkens zijn politieverklaring over dit incident gezegd “dat het dan wel zo gegaan zal zijn”. De rechtbank vat dit niet op als een echte bekentenis. De verdachte heeft immers gezegd dat hij het zich niet meer goed kan herinneren. Het is jammer dat de geluidsopname van het verhoor van de verdachte stopt op het moment dat de verdachte over dit incident verklaard heeft. De verklaring van de verbalisant [verbalisant] ter terechtzitting over de gang van zaken rond het verhoor, geeft de rechtbank evenwel voldoende zekerheid dat er tijdens het verhoor geen onoorbare dingen zijn gebeurd of dat de verdachte anders zou hebben verklaard dan – in grote lijnen – aan het papier is toevertrouwd.
Aan de ontkennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting hecht de rechtbank geen geloof. Dat is met name ingegeven door de omstandigheid dat de verdachte ter terechtzitting met nieuwe, niet geverifieerde of te verifiëren informatie is gekomen, waarover hij tevoren met geen woord heeft gerept. Zo heeft hij op de terechtzitting bijvoorbeeld verklaard dat hij tijdens het verhoor door de politie onder invloed was, wat overigens door de als getuige op de terechtzitting gehoorde verbalisant [verbalisant] werd ontkend. De rechtbank heeft door die verklaring van de verdachte sterk de indruk gekregen dat de verdachte onder de beschuldiging uit wilde komen.
De rechtbank vindt ten slotte - gelet op de bewijsmiddelen ter zake - bewezen dat de verdachte op 27 januari 2016 [slachtoffer] meermalen met een vuist heeft geslagen en dat hij haar op 28 januari 2016 heeft bedreigd via Whatsapp.
De conclusie van dit alles is dat de rechtbank alle tenlastegelegde feiten bewezen vindt, zij het van feit 1 in de subsidiaire variant.
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
1. subsidiair
op 23 januari 2016 in de gemeente Maastricht ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
- met een nagelschaar een stuk huid van de arm van voornoemde [slachtoffer] heeft weggeknipt en
- voornoemde [slachtoffer] met een nagelschaar heeft gestoken en
- voornoemde [slachtoffer] met een mes, althans met een scherp en/of puntig voorwerp,
(meermalen) heeft gesneden en/of (meermalen) heeft gekrast en/of (meermalen)
heeft geprikt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
op 27 januari 2016 in de gemeente Meerssen, opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, immers heeft hij tegen voornoemde [slachtoffer] gezegd dat ze in de kofferbak moest stappen en heeft hij, verdachte, vervolgens de kofferbak gesloten en is hij, verdachte, vervolgens met deze auto weggereden;
3.
op 27 januari 2016 in de gemeente Meerssen [slachtoffer] heeft mishandeld door voornoemde [slachtoffer] met een mes, te steken en/of te prikken en/of (meermalen) te slaan en/of (meermalen) te duwen en/of (meermalen) hardhandig vast te grijpen;
4.
op 27 januari 2016 in de gemeente Meerssen [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een mes tegen de keel van voornoemde [slachtoffer] gehouden en/of voornoemde [slachtoffer] een mes getoond;
5.
op 28 januari 2016 in de gemeente Maastricht, [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend (via Whatsapp) berichten naar voornoemde [slachtoffer] gezonden met als inhoud
- " Morge weet je wat pyn is" en "Als ik je halve kk kop" en "Breek" en
- " Sla jr alles ope wat ope kan" en "Breek je allea" en
- " Denkje die kleine wontje" en "Vn die mes doet pyn" en "Wag ma tot
morge" en "Dn weet je hoe t voel als die door je gezicht gaat" en
- " Morge s ke laatste kk dag" en "En voor dt k je je kk keel door snij" en "Sla k k totaal los",
althans woorden van soortgelijke dreigende aard en/of strekking.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:

Feit 1 subsidiair:

poging tot zware mishandeling

Feit 2:

opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden

Feit 3:

mishandeling

Feit 4:

bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht althans met zware mishandeling

Feit 5:

bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht althans met zware mishandeling
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De strafbaarheid van de verdachte
De forensisch psycholoog D. Breuker heeft over de geestvermogens van de verdachte op
8 juni 2016 een rapport uitgebracht. De forensisch psycholoog komt tot de conclusie dat bij de verdachte geen ziekelijke stoornis en ook geen pertinent gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens kan worden vastgesteld in de zin van een verstandelijke beperking of persoonlijkheidsstoornis. Er is wel sprake van een nog te weinig uitgerijpte persoonlijkheid en van identiteitsproblemen. Hierdoor is sprake van een bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling die mede samenhangt met het op 12-jarige leeftijd verliezen van zijn moeder door haar overlijden, een gestagneerde schoolgang en een grote kloof tussen de verbale en performale capaciteiten. Tijdens het plegen van de feiten zijn de onrijpe persoonlijkheid en de identiteitsproblemen aanwezig geweest. Tijdens het plegen van de feiten heeft de verdachte onvoldoende zicht en grip gehad op de emoties en agressie. Er is sprake geweest van een agressieve impulsdoorbraak. Geadviseerd wordt om de verdachte ten aanzien van het plegen van de feiten als
verminderd toerekeningsvatbaarte beschouwen.
De rechtbank neemt de conclusie voor wat betreft de verminderde toerekeningsvatbaarheid over. De rechtbank komt niet tot de conclusie dat bij de verdachte sprake is van een omstandigheid die zijn strafbaarheid geheel uitsluit. De verdachte is strafbaar.
De straf en/of de maatregel
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan de verdachte op te leggen een jeugddetentie voor de duur van 18 maanden, waarvan 289 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. Aan het voorwaardelijke gedeelte van de jeugddetentie dienen de navolgende bijzondere voorwaarden te worden gekoppeld:
- meldplicht;
- verplichte deelname aan een ambulante behandeling voor de agressieproblematiek;
- het volgen van de Intensieve Traject Begeleiding (ITB) Harde Kern;
- een contactverbod met het slachtoffer [slachtoffer] .
Het standpunt van de verdediging
De raadsman stelt zich op het standpunt dat het adolescentenstrafrecht dient te worden toegepast. Oplegging van een deels onvoorwaardelijke jeugddetentie, gelijk aan de duur van het voorarrest, is gepast. Aan het voorwaardelijke gedeelte van de vrijheidsbenemende straf kan de bijzondere voorwaarde van toezicht van de jeugdreclassering worden gekoppeld. De verdachte voelt zich daar goed bij en verzet zich ook niet tegen de overige bijzondere voorwaarden.
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot zware mishandeling. Hij heeft met een nagelschaar een stuk huid van de arm van het slachtoffer weggeknipt en hij heeft het slachtoffer meermalen met een mes of met een ander scherp, puntig voorwerp gestoken en het slachtoffer meermalen gesneden en gekrast. Verder heeft hij het slachtoffer gedwongen om plaats te nemen in de kofferbak van zijn auto. Hij is vervolgens korte tijd met haar gaan rondrijden. Het slachtoffer heeft doodsangsten uitgestaan. Daarnaast heeft hij het slachtoffer meermalen hard geslagen. Hij heeft haar bedreigd met een mes en hij heeft haar bedreigd via WhatsApp. Slachtoffers van dergelijke gewelddadige delicten kunnen nog gedurende langere tijd nadelige lichamelijke en/of psychische gevolgen van het gebeuren ondervinden, terwijl ook de gevoelens van onveiligheid langdurig toegenomen kunnen zijn. Uit de schriftelijke slachtofferverklaring blijkt dat het gebeuren een enorme impact op het leven van het slachtoffer heeft en heeft gehad. Naar het oordeel van de rechtbank betreft het zeer ernstige feiten, waarbij de verdachte op mensonterende wijze is omgegaan met het slachtoffer.
De persoon van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op het hiervoor al aangehaalde rapport d.d. 8 juni 2016 en het aanvullend rapport d.d. 28 september 2016, opgesteld en ondertekend door D. Breuker, forensisch psycholoog.
Uit het rapport van 8 juni 2016 blijkt dat er bij de verdachte sprake is van een nog te weinig uitgerijpte persoonlijkheid en van identiteitsproblemen. Inherent hieraan is dat de verdachte tijdens het plegen van de feiten onvoldoende zicht en grip heeft gehad op de emoties en agressie die zijn toenmalige vriendin bij hem heeft opgeroepen. Er is sprake geweest van een agressieve impulsdoorbraak nadat zij zijn overleden moeder had uitgescholden. De verdachte heeft zijn boosheid op impulsieve wijze afgereageerd op zijn vriendin en heeft onvoldoende de beschikking gehad over meer adequate gedragsalternatieven. De verdachte heeft te weinig zicht en grip op dieper gewortelde en pijnlijke emoties. Er bestaat een grote kloof tussen zijn verbale, emotioneel invoelende capaciteiten en zijn performale, inzichtgevende en praktische mogelijkheden. Het aangaan van instabiele relaties kan de kans op herhaling van soortgelijk risicovol gedrag (relationeel geweld) vergroten.
De kans op herhaling wordt door de forensisch psycholoog matig geacht.
In de rapporten van 8 juni en 28 september 2016 adviseert de forensisch psycholoog om bij de verdachte het jeugdstrafrecht toe te passen. Hiertoe heeft de deskundige verwezen naar de al eerder omschreven onvoldoende uitgerijpte persoonlijkheidsontwikkeling, de onvoldoende handelingsbekwaamheid en de afhankelijkheid van pedagogische ondersteuning door zijn vader.
De rechtbank heeft voorts acht geslagen op twee voorlichtingsrapporten van Reclassering Nederland betreffende de verdachte. In het rapport van 21 juli 2016 adviseert de reclassering de toepassing van het jeugdstrafrecht. In het rapport van 17 november 2016 blijft de reclassering bij het standpunt dat het jeugdstrafrecht dient te worden toegepast, vanwege de volgende argumenten:
- dhr. [naam jeugdreclasseringswerker 1] , jeugdreclasseringswerker, ervaart dat de verdachte iets ‘achterloopt’ en dat er veel beïnvloeding is van vader. Dhr. [naam jeugdreclasseringswerker 1] begeleidt de verdachte in het kader van de schorsing van diens voorarrest. Hij vindt de jeugdreclassering passend bij de persoon;
- door het NIFP is vastgesteld dat nog geen sprake is van een uitgekristalliseerde persoonlijkheid. In zijn handelen en relatievorming is hij nog weinig volwassen en sterk afhankelijk van zijn vader;
- een jeugdinrichting is toch meer aangewezen dan een volwassendetentie-inrichting vanwege de mogelijkheden tot beïnvloeding en inzichtgeving. Daarbij functioneert de verdachte nog op vrij kinderlijk niveau en past hij hier beter. De heer [naam jeugdreclasseringswerker 1] deelt deze visie.
Toepassing jeugdstrafrecht en de mate van toerekeningsvatbaarheid
Artikel 77c van het Wetboek van Strafrecht geeft de rechtbank de mogelijkheid om ten aanzien van degene die ten tijde van het begaan van het strafbare feit wel al de leeftijd van 18 jaren maar nog niet de leeftijd van 23 jaren heeft bereikt, indien zij daartoe grond vindt in de persoonlijkheid van de dader of de omstandigheden waaronder het feit is begaan, recht te doen overeenkomstig de artikelen 77g tot en met 77 hh van het Wetboek van Strafrecht. Uitgangspunt blijft dat ten aanzien van deze leeftijdgroep het strafrecht voor volwassenen van toepassing is en dat toepassing van het jeugdstrafrecht een uitzondering is.
De rechtbank kan zich vinden in de conclusies van de forensisch psycholoog en de reclassering met betrekking tot het toepassen van het jeugdstrafrecht en de verminderde toerekeningsvatbaarheid van de verdachte. De rechtbank ziet in de persoonlijkheid van de verdachte reden om het jeugdstrafrecht toe te passen. De rechtbank acht de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar.
De op te leggen straf
De rechtbank houdt bij de op te leggen straf rekening met het volgende.
De reclassering alsmede de forensisch psycholoog hebben geadviseerd om aan een voorwaardelijk deel van de straf de bijzondere voorwaarde te koppelen dat de verdachte verplicht wordt zich bij de ambulante forensische zorg of soortgelijke zorg te laten behandelen voor een aan agressie gerelateerde stoornis, zulks ter beoordeling van de jeugdreclassering, waarbij de verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven.
De reclasseringswerkers [naam jeugdreclasseringswerker 2] en [naam jeugdreclasseringswerker 1] hebben ter terechtzitting geadviseerd om naast de genoemde bijzondere voorwaarde de navolgende bijzondere voorwaarden op te leggen:
- meldplicht;
- het volgen van de Intensieve Traject Begeleiding (ITB) Harde Kern voor de duur van 6 maanden;
- een contactverbod met het slachtoffer [slachtoffer] .
De rechtbank is, met name gelet op de ernst van de feiten en de impact van het gebeuren op het slachtoffer, van oordeel dat een onvoorwaardelijke vrijheidsbenemende straf een passende reactie vormt.
De rechtbank ziet aanleiding een gedeelte van deze straf voorwaardelijk op te leggen teneinde de verdachte in de toekomst van strafbare gedragingen te weerhouden en zijn reeds gestarte begeleiding te waarborgen. De rechtbank acht het noodzakelijk dat de verdachte zich op zeer korte termijn laat behandelen voor zijn agressieproblematiek en voor zijn persoonlijke ontwikkeling deel zal nemen aan de ITB Harde Kern.
De rechtbank zal de eis van de officier van justitie volgen en aan de verdachte een jeugddetentie opleggen voor de duur van 18 maanden, waarvan 289 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Aan het voorwaardelijke gedeelte van de straf zullen de door de deskundigen geadviseerde bijzondere voorwaarden worden gekoppeld.
De rechtbank zal de dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden en het toezicht bevelen. Gezien de duur van de straf die de rechtbank vandaag oplegt, zal de geschorste voorlopige hechtenis vandaag worden opgeheven. Dat brengt mee dat de vanwege die schorsing lopende voorwaarden en het toezicht van de heer [naam jeugdreclasseringswerker 1] vandaag tot een einde zouden komen. De rechtbank vindt dat niet wenselijk. Zonder toezicht van de reclassering en zonder de behandeling die de verdachte nodig heeft, vindt de rechtbank de kans te groot dat de verdachte weer tot soortgelijke feiten komt als die de rechtbank nu bewezen verklaart. Dat zijn feiten die kunnen worden gekenschetst als misdrijven gericht tegen de onaantastbaarheid van het lichaam. De rechtbank komt tot deze beoordeling op basis van het in dit vonnis al aangehaalde rapport van de psycholoog. Zij constateert dat de verdachte beschikt over een nog onrijpe persoonlijkheidsontwikkeling en identiteitsproblemen, waardoor onder omstandigheden een herhaling niet uitgesloten is. Door de voorwaarden en het toezicht dadelijk uitvoerbaar te verklaren, kan het al bestaande toezicht worden voortgezet en kan direct begonnen worden met het werken aan een delictvrije toekomst van de verdachte.
De benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer]heeft zich ten aanzien van het tenlastegelegde als benadeelde partij gevoegd met een vordering tot schadevergoeding, groot
€ 7.326,07, bestaande uit een bedrag van
€ 246,07aan materiële schade en een bedrag van
€ 7.080,00aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente en met het verzoek tot oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot integrale toewijzing van de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer], vermeerderd met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering dient te worden afgewezen. De raadsman heeft zijn standpunt niet onderbouwd.
Het oordeel van de rechtbank
De vordering van de benadeelde partij, groot
€ 7.326,07(€ 246,07 aan materiële schade en
€ 7.080,00 aan immateriële schade) is door of namens de verdachte niet betwist. De vordering is voldoende onderbouwd. Uit het onderzoek ter terechtzitting is vast komen te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van de bewezenverklaarde feiten onder 1 subsidiair, 2, 3 en 4 en 5.
De rechtbank zal de vordering derhalve ten laste van de verdachte toewijzen tot een bedrag van
€ 7.326,07.
De rechtbank zal voorts de gevorderde wettelijke rente ten laste van de verdachte toewijzen, nu vast is komen te staan dat de schade met ingang van 23 januari 2016 is ontstaan.
Nu de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de bewezenverklaarde strafbare feiten is toegebracht en de verdachte voor die feiten zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot
€ 7.326,07, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf
23 januari 2016tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van het slachtoffer genaamd
[slachtoffer].
De rechtbank zal tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 77c, 77i, 77x, 77y, 77z, 77za, 45, 63, 77gg, 282, 285, 300 en 302 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.
De beslissing
De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt de verdachte vrij van het tenlastegelegde onder
1 primair;
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte voor de bewezenverklaarde feiten tot een jeugddetentie van
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van het onvoorwaardelijke gedeelte van deze jeugddetentie in mindering zal worden gebracht;
  • bepaalt dat het voorwaardelijke gedeelte van de straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd:
  • zich heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit of
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de Identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of
  • geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- stelt voorts de volgende bijzondere voorwaarden, waaraan de veroordeelde gedurende de proeftijd heeft te voldoen:
de veroordeelde dient zich te melden bij de jeugdreclassering, in het bijzonder bij dhr. [naam jeugdreclasseringswerker 1] , zo frequent en zolang de jeugdreclassering (dhr. [naam jeugdreclasseringswerker 1] ) dit noodzakelijk acht;
de veroordeelde wordt verplicht zich te laten behandelen voor een aan agressie gerelateerde stoornis bij de ambulante forensische zorg of soortgelijke zorg, zulks ter beoordeling van de jeugdreclassering, waarbij de veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven;
de veroordeelde wordt verplicht om de Intensieve Traject Begeleiding (ITB) Harde Kern voor de duur van 6 maanden te volgen;
e veroordeelde wordt verboden om op welke wijze dan ook in contact te treden met het slachtoffer [slachtoffer] ;
  • beveelt dat de op grond van artikel 77z van het Wetboek van Strafrecht gestelde voorwaarden en het op grond van artikel 77aa van het Wetboek van Strafrecht uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn;
  • geeft de jeugdreclassering opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
Voorlopige hechtenis
- heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis
met ingang van heden;
Benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel
  • wijst de vordering voor wat betreft de materiële en immateriële schade van de benadeelde partij
  • veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, begroot tot heden op nihil;
  • legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer
  • bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de staat in zoverre komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.H. Klifman, voorzitter, mr. P.H.M. Kuster en mr. G. Demmink, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.J.M. Penders, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van
9 december 2016.
Buiten staat
Mr. G. Demmink is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 23 januari 2016 in de gemeente Maastricht aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten zichtbare littekens, heeft toegebracht door
- met een (nagel)schaar (meermalen) een stuk huid van de arm van voornoemde
[slachtoffer] weg te knippen en/of
- voornoemde [slachtoffer] met een (nagel)schaar, althans met een scherp en/of
puntig voorwerp, te steken en/of te snijden en/of
- voornoemde [slachtoffer] met een mes, althans met een scherp en/of puntig
voorwerp, (meermalen) te snijden en/of (meermalen) te krassen en/of
(meermalen) te prikken en/of
- voornoemde [slachtoffer] bij de keel te grijpen en/of
- voornoemde [slachtoffer] (meermalen) te slaan;
subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij op of omstreeks 23 januari 2016 in de gemeente Maastricht ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
- met een (nagel)schaar (meermalen) een stuk huid van de arm van voornoemde
[slachtoffer] heeft weggeknipt en/of
- voornoemde [slachtoffer] met een (nagel)schaar, althans met een scherp en/of
puntig voorwerp, heeft gestoken en/of gesneden en/of
- voornoemde [slachtoffer] met een mes, althans met een scherp en/of puntig voorwerp,
(meermalen) heeft gesneden en/of (meermalen) heeft gekrast en/of (meermalen)
heeft geprikt en/of
- voornoemde [slachtoffer] bij de keel heeft gegrepen en/of
- voornoemde [slachtoffer] (meermalen) heeft geslagen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op of omstreeks 27 januari 2016 in de gemeente Meerssen, althans in Nederland, opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, immers heeft hij, verdachte voornoemde [slachtoffer] geduwd en/of tegen voornoemde [slachtoffer] gezegd dat ze in de kofferbak moest stappen en/of voornoemde [slachtoffer] gedwongen in de kofferbak van een auto plaats te nemen en/of heeft hij, verdachte, (vervolgens) de kofferbak gesloten en/of is hij, verdachte, vervolgens met deze auto weggereden;
3.
hij op of omstreeks 27 januari 2016 in de gemeente Meerssen [slachtoffer] heeft mishandeld door voornoemde [slachtoffer] met een mes, althans met een scherp en/of puntig voorwerp, te steken en/of te prikken en/of (meermalen) te slaan en/of (meermalen) te duwen en/of (meermalen) hardhandig vast te grijpen;
4.
hij op of omstreeks 27 januari 2016 in de gemeente Meerssen [slachtoffer]
heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een mes tegen de keel van voornoemde [slachtoffer] gehouden en/of voornoemde [slachtoffer] een mes getoond;
5.
hij op of omstreeks 28 januari 2016 in de gemeente Maastricht, althans in Nederland, [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend (via Whatsapp) berichten naar voornoemde [slachtoffer] gezonden met als inhoud
- " Morge weet je wat pyn is" en/of "Als ik je halve kk kop" en/of "Breek"
en/of
- " Sla jr alles ope wat ope kan" en/of "Breek je allea" en/of
- " Denkje die kleine wontje" en/of "Vn die mes doet pyn" en/of "Wag ma tot
morge" en/of "Dn weet je hoe t voel als die door je gezicht gaat" en/of
- " Morge s ke laatste kk dag" en/of "En voor dt k je je kk keel door snij"
en/of "Sla k k totaal los",
althans woorden van soortgelijke dreigende aard en/of strekking.

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van de Districtsrecherche Zuid-West-Limburg, proces-verbaalnummer 59, gesloten d.d. 18 mei 2016, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 361.
2.Proces-verbaal van verhoor aangeefster d.d. 29 januari 2016, doorgenummerde dossierpagina’s 167 tot en met 172.
3.Proces-verbaal van aangeefster d.d. 30 januari 2016, doorgenummerde dossierpagina’s 177 tot en met 180.
4.Proces-verbaal van verhoor van de getuige [getuige 1] d.d. 25 februari 2016, doorgenummerde dossierpagina’s 314 tot en met 316.
5.Proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming, doorgenummerde dossierpagina 35.
6.Proces-verbaal bevindingen (m.b.t. aantreffen sokken en maandverband), doorgenummerde dossierpagina’s 259-260.
7.Proces-verbaal van bevindingen (m.b.t. mogelijkheid dat aangeefster [slachtoffer] zich in kofferbak van voertuig [kenteken] heeft bevonden), doorgenummerde dossierpagina’s 244-245.
8.Proces-verbaal van bevindingen (m.b.t. zwarte trui [slachtoffer] ), doorgenummerde dossierpagina’s 255-256.
9.Deskundigenrapport, opgemaakt door M.W.G. Govaerts, forensisch geneeskundige KNMG, d.d. 14 maart 2016, inhoudende bevindingen van het forensisch medisch onderzoek betreffende [slachtoffer] .
10.Verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 25 november 2016.
11.Proces-verbaal van bevindingen, doorgenummerde dossierpagina 347.
12.Proces-verbaal analyse telefoondata (Samsung GT-i9060), doorgenummerde dossierpagina 348.
13.Proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 30 januari 2016, doorgenummerde dossierpagina 130.
14.Proces-verbaal analyse telefoondata (Samsung GT-i9060), doorgenummerde dossierpagina’s 348, 349, 354 tot en met 355.