In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 8 december 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen een werkneemster en haar werkgever, Stichting Omroep Venlo. De werkneemster, die sinds 1988 in dienst was, verzocht om een aanvullende transitievergoeding na haar ontslag per 1 juli 2016, dat was gegeven om bedrijfseconomische redenen. De werkgever voerde aan dat de overbruggingsregeling transitievergoeding van toepassing was, waardoor de berekening van de transitievergoeding anders moest worden uitgevoerd. De kantonrechter oordeelde dat de werkgever voldeed aan de voorwaarden voor deze regeling, wat betekende dat de maanden voor 1 mei 2013 niet meegeteld hoefden te worden in de berekening van de transitievergoeding. De werkneemster had een transitievergoeding van € 1.703,40 ontvangen, maar stelde dat zij recht had op een hoger bedrag van € 20.577,92. De kantonrechter verwierp het beroep van de werkneemster op de redelijkheid en billijkheid van de overbruggingsregeling, en oordeelde dat de regeling al een belangenafweging bevatte die ten gunste van de werkgever was. De verzoeken van de werkneemster tot betaling van een aanvullende transitievergoeding werden afgewezen, en zij werd veroordeeld in de proceskosten van de werkgever.