4.3Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft de dagvaarding partieel nietig verklaard met betrekking tot het primair, en subsidiair ten laste gelegde. Zij komt dus niet aan een inhoudelijke bespreking van deze verwijten toe. Wel moet de rechtbank een oordeel vellen over het aan de verdachte meer subsidiair ten laste gelegde (bedreiging).
Inleiding
Op 13 augustus 2016, omstreeks 22.00 uur, kregen ambtenaren van de politie de opdracht naar de woning aan de [adres] in Geleen te gaan, omdat op die woning zou zijn geschoten. Daar aangekomen, werd de deur van de woning geopend door een bewoner van deze woning genaamd [slachtoffer 1] .
De verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]
[slachtoffer 1] heeft verklaard dat hij op 13 augustus 2016, omstreeks 17.00 uur zijn woning aan de [adres] in Geleen heeft verlaten. Op dat moment bevonden zich onder meer zijn vriendin, [slachtoffer 2] en hun zoon [slachtoffer 4] in de woning. Omstreeks 22.00 uur werd [slachtoffer 1] door zijn vriendin gebeld. Zij vertelde dat er was geschoten op hun woning. [slachtoffer 1] is vervolgens naar huis gereden. Eenmaal daar aangekomen zag [slachtoffer 1] dat op een raam op de eerste etage van zijn woning was geschoten.
[slachtoffer 2] heeft verklaard dat zij zich op 13 augustus 2016 in haar woning aan de
[adres] in Geleen bevond. Vanaf 21.50 uur was zij alleen met haar zoontje in de woning. [slachtoffer 2] heeft haar zoontje in de box in de keuken gelegd en is gaan opruimen. Ze heeft een plastic vuilniszak uit de prullenbak gehaald en wilde deze buiten in de vuilniscontainer gooien die voor de woning staat. Toen ze de voordeur opende, kreeg [slachtoffer 2] een onprettig gevoel; ze had het idee dat ze in de gaten werd gehouden. [slachtoffer 2] is vervolgens naar binnen gegaan en liep naar het washok. Toen zich zij daar bevond, hoorde zij geluid dat uit de richting van de eerste etage kwam. Eerst hoorde [slachtoffer 2] een klap, vervolgens hoorde zij een soort van geknetter. Dit geluid stopte niet, maar werd luider. Aanvankelijk kwam dit geluid uit de richting van de eerste etage en vervolgens uit de richting van de garagepoort. Kort daarna hoorde [slachtoffer 2] dat een scooter wegreed.
De getuigenverklaring
[getuige] was op 13 augustus 2016, omstreeks 22.00 uur, met zijn hond aan het wandelen. Hij zag dat een witte scooter van het merk Yamaha, type Aerox stilstond op het fietspad aan de zijde van de straat [adres] . Deze scooter werd bestuurd door een man die een donkere gewatteerde jas en een crosshelm zonder vizier droeg. De bestuurder van de scooter richtte met iets dat op een pistool leek in de richting van de woningen die aan de [adres] zijn gelegen. Hij richtte naar de eerste verdieping van deze woningen. [getuige] zag en hoorde dat de bestuurder ongeveer 8 keer schoot. Direct nadat de bestuurder van de scooter de schoten had gelost, reed hij met gedoofde lichten weg.
Het forensisch technisch onderzoek
De politie constateerde dat 5 inschotopeningen zichtbaar waren in de garagepoort van de woning aan de [adres] in Geleen. Ook was een inschot in het kozijn van de voordeur van deze woning zichtbaar en bleek de ruit van de woonkamer, die is gesitueerd op de eerste verdieping aan de voorzijde van de woning, beschadigd. Tot slot was de voorgevel van de woning op 3 plaatsen beschadigd.
De aanhouding van verdachte
Op 13 augustus 2016, omstreeks 22.08 uur, werd de verdachte aangehouden op de rotonde Mauritsweg/Kerenshofweg in Stein. Na de aanhouding van de verdachte trof de politie een zwart vuurwapen tussen de scooter, die door verdachte werd bestuurd, en de politieauto aan. Nadien bleek dit vuurwapen een Beretta, kaliber 9 mm te zijn. Dit vuurwapen bleek voorzien te zijn van een patroonhouder. Deze patroonhouder biedt ruimte aan 12 patronen, maar bleek leeg. De verdachte verklaarde dat dit een echt vuurwapen was en antwoordde, daarnaar gevraagd door de politie of er patronen in het vuurwapen zaten, dat hij het vuurwapen helemaal leeg had geschoten.Tijdens het vervoer naar het politiebureau zei verdachte ongevraagd dat “hij had geschoten op de woning en dat hij dit had gedaan in opdracht van drie onbekenden, vermoedelijk Russen of Tsjetsjenen.” Ook deelde verdachte mede dat “deze drie hem onbekende personen bij hem thuis in België binnen waren gekomen en hem hadden gezegd dat hij op het adres [adres] zou moeten schieten met een vuurwapen. Dit vuurwapen zou door deze personen aan hem geleverd zijn.”
Uit de hiervoor opgesomde bewijsmiddelen leidt de rechtbank af dat verdachte op
13 augustus 2016 vanaf de openbare weg meermalen met een vuurwapen op de woning van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] aan de [adres] te Geleen heeft geschoten. Op dat moment bevonden [slachtoffer 2] en de zoon van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , [slachtoffer 4] , zich in deze woning.
[slachtoffer 1] hoorde later dat op zijn woning was geschoten. De rechtbank acht bewezen dat de verdachte op 13 augustus 2016 in Geleen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] met de dood heeft bedreigd. Daarentegen acht de rechtbank niet bewezen dat de verdachte, zoals ook meer subsidiair ten laste is gelegd, [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] heeft bedreigd. Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad is voor een bewezenverklaring van bedreiging namelijk vereist dat bij de bedreigde de redelijke vrees kan ontstaan dat het misdrijf waarmee gedreigd wordt, feitelijk gepleegd zal worden. Uit de bewijsmiddelen en het verhandelde ter terechtzitting kan niet worden afgeleid dat [slachtoffer 3] zich in de woning bevond op het moment dat daarop werd geschoten, noch dat hij later op de hoogte is gebracht dat er op die woning werd geschoten. [slachtoffer 4] , de zoon van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , was op 13 augustus 2016, twee maanden oud. Gelet op de leeftijd van [slachtoffer 4] kan niet worden bewezen dat bij hem de redelijke vrees kan zijn ontstaan dat het misdrijf waarmee door verdachte werd gedreigd, op enig moment door hem gepleegd zal worden.