In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 5 december 2016 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst door een werknemer, [werknemer], die sinds 22 april 2013 in dienst was bij de werkgever, Mens & Water B.V. De werknemer was sinds 4 augustus 2014 volledig arbeidsongeschikt en had een WIA-uitkering aangevraagd. De werknemer verzocht de kantonrechter om de arbeidsovereenkomst per 1 november 2016 te ontbinden, onder verwijzing naar een volledig verstoorde arbeidsverhouding en het feit dat de werkgever in gebreke bleef met het betalen van looncomponenten.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de werknemer geen feiten of omstandigheden heeft aangevoerd die de onmiddellijke ontbinding van de arbeidsovereenkomst rechtvaardigen. De omstandigheden waarop de werknemer zich beroept, zijn gelegen in het verleden, en er is sprake van een slapend dienstverband. De kantonrechter oordeelde dat het aan de werkgever is om te besluiten of de arbeidsovereenkomst moet worden ontbonden, en dat er geen wettelijke verplichting is om dit te doen. De verzoeken van de werknemer om een transitievergoeding en een billijke vergoeding werden afgewezen, evenals het verzoek om uitbetaling van verlofdagen en vakantiegeld, aangezien de arbeidsovereenkomst nog steeds bestaat, zij het slapend.
De kantonrechter heeft de werknemer als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten, die tot op heden zijn begroot op € 479,00. De beslissing van de kantonrechter is openbaar uitgesproken.