ECLI:NL:RBLIM:2016:10429

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
1 december 2016
Publicatiedatum
1 december 2016
Zaaknummer
03/659192-16
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van diefstal met pinpassen en niet-ontvankelijkheid benadeelde partij

Op 1 december 2016 heeft de Rechtbank Limburg in Roermond uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd verdacht van het medeplegen van diefstal van een zevental pinpassen en het medeplegen van diefstal van geldbedragen met behulp van vier pinpassen. De zaak werd behandeld op zittingen op 15 september en 17 november 2016, waarbij de verdachte en zijn raadsvrouw aanwezig waren. Tijdens de inhoudelijke behandeling heeft de verdediging preliminair verweer gevoerd, waarbij werd betoogd dat het openbaar ministerie niet ontvankelijk was voor de feiten waarop de overlevering geen betrekking had, in overeenstemming met het specialiteitsbeginsel zoals neergelegd in artikel 27, tweede lid, van het Kaderbesluit.

De rechtbank oordeelde dat het openbaar ministerie niet ontvankelijk was voor de feiten waarvoor de verdachte niet was overgeleverd. Dit leidde tot een partiële niet-ontvankelijkheid ten aanzien van bepaalde feiten. De rechtbank concludeerde dat niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat de verdachte betrokken was bij de feiten, en sprak hem integraal vrij van het tenlastegelegde. De benadeelde partij, die een vordering tot schadevergoeding had ingediend, werd niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering, omdat deze was gebaseerd op feiten waarvoor de verdachte niet werd veroordeeld. De rechtbank besloot dat de benadeelde partij niet in de kosten van de verdachte werd veroordeeld, aangezien er geen bewijs was dat de verdachte extra kosten had gemaakt.

De uitspraak benadrukt het belang van het specialiteitsbeginsel en de noodzaak voor het openbaar ministerie om ontvankelijk te zijn in de vervolging van feiten waarvoor een verdachte niet is overgeleverd. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van alle tenlastegelegde feiten en de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Strafrecht
Parketnummer: 03/659192-16
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 1 december 2016
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboortegegevens] ,
wonende te [adres] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. A. Petrescu, advocaat kantoorhoudende te Amsterdam.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is behandeld op de zitting van 15 september 2016. De verdachte en zijn raadsvrouw zijn toen verschenen. De verdediging heeft een preliminair verweer gevoerd en de inhoudelijke behandeling van de zaak kon niet worden voortgezet.
De zaak is vervolgens inhoudelijk behandeld op de zitting van 17 november 2016. De verdachte en zijn raadsvrouw zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
feit 1: in de periode van 11 september 2015 tot en met 9 oktober 2015 samen met een ander of anderen een zevental pinpassen heeft gestolen.
Feit 2: in de periode van 11 september 2015 tot en met 28 september 2015 samen met een ander of anderen geldbedragen heeft gestolen met behulp van vier pinpassen waartoe hij en/of zijn mededaders niet gerechtigd waren.

3.De voorvragen

De raadsvrouw heeft als preliminair verweer gevoerd dat het openbaar ministerie niet ontvankelijk is ten aanzien van die feiten waarop de overlevering geen betrekking heeft, nu het specialiteitsbeginsel, zoals neergelegd in artikel 27, tweede lid, van het Kaderbesluit, hieraan in de weg staat.
De rechtbank is met de verdediging en de officier van justitie van oordeel dat het openbaar ministerie niet ontvankelijk is ten aanzien van die feiten waarvoor verdachte niet is overgeleverd. In concreto betekent dit niet-ontvankelijkheid ten aanzien van de zaken 19, 20 en 21 zoals vermeld onder feit 1 (diefstal pinpas), en ten aanzien van de zaken 19 en 20 zoals vermeld onder feit 2 (diefstal van een hoeveelheid geld) op de dagvaarding.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat feiten 1 en 2 (zaken 16, 18, 22 en 23) dienen te worden bewezenverklaard, gelet op de aangiftes, de modus operandi, de printscreens van de camerabeelden en de begeleidende processen-verbaal.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich ten aanzien van zaak 16 gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. De verdediging heeft zich ten aanzien van zaken 18, 22 en 23 op het standpunt gesteld dat de herkenning naar aanleiding van de stills, het telefoonnummer, de aangiftes en de beelden onvoldoende redengevend zijn om verdachte lijfelijk te koppelen aan de feiten. Verdachte dient daarom te worden vrijgesproken van deze feiten.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen hetgeen aan de verdachte is ten laste gelegd. De printscreens van de beelden en de wijze van herkenning door de verbalisanten zijn te onduidelijk om te komen tot wettig en overtuigend bewijs dat het verdachte is geweest die bij de feiten betrokken was en dat verdachte de rol van medepleger heeft gehad. Verdachte dient daarom integraal te worden vrijgesproken van het tenlastegelegde.

5.De benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

5.1
De vordering van de benadeelde partij
De benadeelde partij [naam] heeft een vordering tot schadevergoeding ingediend met betrekking tot de als gevolg van het tenlastegelegde geleden materiële en immateriële schade.
5.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering dient te worden afgewezen
.
5.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich eveneens op het standpunt gesteld dat de vordering dient te worden afgewezen.
5.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat, aangezien aan de vordering een feitencomplex ten grondslag ligt waarvoor verdachte niet zal worden veroordeeld, de benadeelde partij niet-ontvankelijk in haar vordering dient te worden verklaard. Zij zal dan ook dienovereenkomstig beslissen.
Aangezien de benadeelde partij niet-ontvankelijk in haar vordering zal worden verklaard, zal de verdachte niet worden veroordeeld in de kosten die door de benadeelde partij zijn gemaakt. Niet gebleken is dat verdachte (extra) kosten heeft gemaakt ten aanzien van de civiele vordering. De rechtbank heeft deze kosten vastgesteld op nihil.

6.De beslissing

De rechtbank:
Niet ontvankelijkheid
- ten aanzien van de zaken 19, 20 en 21 zoals vermeld onder feit 1, en ten aanzien van de zaken 19 en 20 zoals vermeld onder feit 2 op de dagvaarding;

Vrijspraak

- spreekt de verdachte
vrij van het tenlastegelegde;
Benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel
- verklaart de benadeelde partij
[naam] niet-ontvankelijkin haar vordering;
- veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door verdachte gemaakt tot heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.J.H. Hoofs, voorzitter, mr. A.K. Kleine en
mr. S.V. Pelsser, rechters, in tegenwoordigheid van mr. F.A.E. van de Venne, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 1 december 2016.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd, na partiële niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie, dat
1.
hij in of omstreeks de periode van 11 september 2015 tot en met 9 oktober 2015 op een of meer hierna te noemen plaatsen in het arrondissement Limburg en/of in het arrondissement Oost Nederland, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meermalen, in elk geval eenmaal, telkens met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen de hierna te noemen goederen, in elk geval (telkens) enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan de hierna te noemen rechthebbenden, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s):
- ( zaak 16) op 11 september 2015 te Groesbeek, in de gemeente Berg en Dal: een pinpas, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] en/of
- ( zaak 18) op 18 september 2015 te Geleen, in de gemeente Sittard-Geleen: een pinpas, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] en/of
- ( zaak 19) op 19 september 2015 in de gemeente Horst aan de Maas: een pinpas, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] en/of
- ( zaak 20) op 19 september 2015 in de gemeente Horst aan de Maas: een pinpas, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] en/of
- ( zaak 21) op 22 september 2015 te Denekamp, in de gemeente Dinkelland: een pinpas, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] en/of
- ( zaak 22) op 9 oktober 2015 in de gemeente Vanray: een pinpas, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] en/of
- ( zaak 23) op 9 oktober 2015 in de gemeente Vanray: een pinpas, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] ;
2.
hij in of omstreeks de periode van 11 september 2015 tot en met 28 september 2015 op een of meer hierna te noemen plaatsen in het arrondissement Limburg en/of in het arrondissement Oost Nederland en/of in het arrondissement Oost Brabant, althans in Nederland en/of in de Bondsrepubliek Duitsland en/of in België tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meermalen, in elk geval eenmaal, telkens met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen de hierna te noemen goederen, in elk geval (telkens) enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan de hierna te noemen rechthebbenden, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s):
- ( zaak 16) op 11 september 2015 te Groesbeek, in de gemeente Berg en Dal: een hoeveelheid geld (circa 1000 euro), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] en/of
- ( zaak 18) in of omstreeks de periode van 18 september 2015 tot en met 21 september 2015 te Geleen, in de gemeente Sittard-Geleen, althans in Nederland: een hoeveelheid geld (in totaal circa 1471,29 euro), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] en/of
- ( zaak 19) op 19 september 2015 in de gemeente Horst aan de Maas en/of in de gemeente Boxmeer en/of te Maasduinen, in de gemeente Gennep en/of in de gemeente Cuijk en/of te Gelsenkirchen (Bondsrepubliek Duitsland) en/of te Goch (Bondsrepubliek Duitsland): een hoeveelheid geld (in totaal circa 4503,40 euro), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] en/of
- ( zaak 20) in of omstreeks de periode van 19 september 2015 tot en met 28 september 2015 in de gemeente Horst aan de Maas, althans in Nederland: een hoeveelheid geld (in totaal circa 1092,34 euro), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] ,
waarbij verdachte en/of zijn mededaders (telkens) dat weg te nemen geld onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel, bestaande deze valse sleutel (telkens) uit het gebruik van een bij die pinpas behorende code, tot welk gebruik hij, verdachte en/of zijn mededader(s) niet gerechtigd was/waren.