ECLI:NL:RBLIM:2016:1028

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
8 februari 2016
Publicatiedatum
8 februari 2016
Zaaknummer
4707699 CV EXPL 15-12874
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • E.P. van Unen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot wedertewerkstelling van werkneemster na interne overplaatsing wegens disfunctioneren

In deze zaak vordert de werkneemster, die sinds 1 september 2000 in dienst is bij de stichting Meander, wedertewerkstelling op haar oude afdeling na een interne overplaatsing wegens disfunctioneren. De kantonrechter heeft op 8 februari 2016 uitspraak gedaan in een kort geding, waarin de werkneemster haar vordering heeft ingediend. De werkneemster was werkzaam als allround verzorgende en had een verstoorde arbeidsrelatie met haar leidinggevende. De werkgever heeft haar overgeplaatst naar een andere afdeling, wat de werkneemster betwistte. De rechter oordeelde dat de werkgever binnen de grenzen van goed werkgeverschap de werkneemster in andere onderdelen van de organisatie mocht inzetten. De werkneemster had eerder aangegeven niet meer op de oude afdeling te willen werken en was akkoord gegaan met de overplaatsing. De kantonrechter concludeerde dat de werkgever niet in strijd heeft gehandeld met goed werkgeverschap en wees de vordering van de werkneemster af. De werkneemster werd veroordeeld in de kosten van het geding.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 4707699 CV EXPL 15-12874
Vonnis in kort geding van de kantonrechter van 8 februari 2016
in de zaak van:
[eiseres],
wonend [adres] ,
[woonplaats] ,
eisende partij,
gemachtigde mr. H.A.A. Berendsen
tegen:
de stichting MEANDERGROEP ZUID-LIBURG,
gevestigd Minckelerstraat 2,
6372 PP Landgraaf,
gedaagde partij,
gemachtigde mr. C.A.H. Lemmens.
Partijen zullen hierna [eiseres] en Meander genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met 15 producties
  • de door [eiseres] nagezonden producties 16 en 17
  • de 12 door Meander ingezonden producties
  • de schriftelijke conclusie van antwoord
  • de mondelinge behandeling op 25 januari 2016 en de daarbij door partijen overgelegde pleitnota’s
  • het faxbericht van 3 februari 2016 van mr. Berendsen waarin hij vonnis vraagt omdat partijen geen overeenstemming hebben bereikt.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiseres] is op 1 september 2000 op grond van een arbeidsovereenkomst in dienst getreden van (de rechtsvoorganger van) Meander, laatstelijk in de functie allround verzorgende voor 25 uur per week.
2.2.
Van 2007 tot 2013 heeft [eiseres] in die functie gewerkt op afdeling 1 revalidatie neurologie en met ingang van 1 januari 2013 op afdeling 1 Geriatrische Revalidatiezorg (GRZ) van de Hamboskliniek te Kerkrade, laatstelijk in avonddiensten.
2.3.
Op 28 november 2014 heeft een “Aandacht gesprek” plaatsgevonden tussen [eiseres] en haar leidinggevende mevrouw [naam leidinggevende] (hierna: [naam leidinggevende] ). Van dat gesprek heeft [naam leidinggevende] een verslag gemaakt. Het verslag vermeldt (kort gezegd) dat:
  • [eiseres] (als enige werknemer) veel kritiek op werkprocessen en het werk van anderen heeft, met name op wat in de dagdiensten wordt gedaan en nagelaten;
  • [eiseres] dit op zodanige wijze uit dat daardoor met name in de avonddiensten de werksfeer negatief wordt beïnvloed;
  • [naam leidinggevende] en [eiseres] verbeterafspraken hebben gemaakt.
Het verslag bevat voorts de volgende passage:
“De leidinggevende gelooft in de oprechtheid van [eiseres][ [eiseres] ]
het verbetertraject aan te gaan en de huidige negativiteit om te buigen naar een positieve werksfeer. Dit is de tweede keer dat [eiseres] hierop is aangesproken en gewezen. Mocht het verbetertraject niet slagen is er geen gezamenlijk doel meer [eiseres] binnen de GRZ werkomgeving te houden en wordt er gekeken naar interne overplaatsing binnen Meander via Meander Werken.”
Dit verslag is niet door [eiseres] ondertekend.
2.4.
[eiseres] heeft na dit gesprek gedurende enige tijd in de dagdiensten gewerkt, teneinde zich te kunnen verplaatsen in de hectiek en dynamiek die dan speelt.
2.5.
In augustus 2015 hebben [eiseres] en [naam leidinggevende] via e-mail gecorrespondeerd over de vraag of [eiseres] kan worden “uitgeleend” aan de thuiszorg “7 avonden op 7 avonden af”. [eiseres] heeft tegen [naam leidinggevende] haar ongenoegen geuit over het feit dat dit zonder overleg van haar gevraagd wordt. [naam leidinggevende] heeft [eiseres] vervolgens per e-mail medegedeeld dat zij de intonatie van de e-mail van [eiseres] bedreigend vindt. Nadat [eiseres] hierop per e-mail gereageerd heeft, heeft [naam leidinggevende] per e-mail geantwoord dat zij op 20 augustus 2015 een gesprek met [eiseres] wenst. Dit gesprek is niet doorgegaan omdat [naam leidinggevende] verhinderd was.
2.6.
Op 1 oktober 2015 is [eiseres] door een cliënt met de dood bedreigd. [eiseres] heeft diezelfde dag bij Meander hiervan melding gemaakt.
2.7.
Vervolgens hebben [naam leidinggevende] en [eiseres] op 5 oktober 2015 opnieuw een Aandacht gesprek gehad. [eiseres] is tijdens dit gesprek geëmotioneerd weggelopen en heeft [naam leidinggevende] daarbij medegedeeld dat zij zich ziek meldt. Bij e-mail van dezelfde datum heeft [naam leidinggevende] aan [eiseres] medegedeeld dat Meander [eiseres] niet ziek zal melden, dat terugkeer op de afdeling GRZ niet mogelijk is en dat er voor [eiseres] drie andere - ook in het gesprek voorgehouden - opties zijn om binnen Meander te werken.
2.8.
In een ongedateerde brief en bij e-mail van 9 oktober 2015 heeft [eiseres] aan de directeur van de Hamboskliniek gevraagd om voor haar een afspraak bij de bedrijfsarts te maken omdat [naam leidinggevende] weigert haar ziekmelding te accepteren.
2.9.
[eiseres] heeft op 22 oktober 2015 een gesprek met bedrijfsarts [naam bedrijfsarts 1] gehad. De bedrijfsarts vermeldt in het daarvan opgemaakte verslag:
“Het arbeidsconflict bepaalt het psychisch functioneren van betrokkene. Zij is evenals werkgever bereid tot het vinden van een oplossing. De ziektewet is niet (meer) van toepassing in deze situatie. De focus moet zich niet richten op de discussie: Ziektewet wel of niet maar op een snelle oplossing van het arbeidsconflict waarbij betrokkene tijdelijk de ruimte heeft gekregen om geen arbeid te verrichten tot de definitieve oplossing kan worden ingezet.”
2.10.
Op 26 oktober 2015 heeft [eiseres] tijdens een “toekomstgesprek” medegedeeld dat zij akkoord was met (weder)tewerkstelling op de locatie Calshof.
2.11.
Bij e-mail van 29 oktober 2015 heeft [eiseres] die keuze aan Meander bevestigd. Zij schrijft voorts in de e-mail: “Je vroeg me naar mijn voorkeuren van werkplek waarop ik heb geantwoord dat me dit niets uitmaakt behalve zoals reeds aangegeven niet naar de Hamboskliniek en niet naar de thuiszorg te willen. Jij gaf aan dat er op Dr. Calshof nog een plek/vacature was, deze was mij afgelopen maandag ook al door [naam] aangeboden en ik ging hier ook mee akkoord.”
2.12.
Op 4 november 2015 is [eiseres] met haar werkzaamheden gestart op de locatie Dr. Calshof. Op 13 november 2015 heeft zij zich ziek gemeld. Bij brief van dezelfde datum heeft [eiseres] aan [naam leidinggevende] verzocht haar toe te laten tot haar werkzaamheden op afdeling 1 GRZ. [eiseres] heeft naar aanleiding van deze ziekmelding op 9 december 2015 een gesprek gehad met bedrijfsarts [naam bedrijfsarts 2] . Deze bedrijfsarts heeft geconcludeerd dat de Ziektewet niet van toepassing is en dat de dialoog tussen werkgever en werknemer zo snel mogelijk moet worden hervat.
2.13.
Op 17 november 2015 en 10 december 2015 hebben nog gesprekken tussen [eiseres] en Meander plaatsgevonden, waarbij [eiseres] zich op het standpunt heeft gesteld terug te willen keren naar afdeling 1 GRZ van de Hamboskliniek en waarbij Meander het standpunt ingenomen heeft dat dit niet mogelijk is. Bij brief van 10 december 2015 heeft Meander [eiseres] dat standpunt nogmaals medegedeeld. Voorts wordt [eiseres] in die brief medegedeeld dat, rekening houdend met haar wens om terug te keren naar de Hamboskliniek op afdeling 5 van die kliniek een passende (structurele) werkplek voor haar gevonden is alwaar [eiseres] op 21 december 2015 kan hervatten.
2.14.
[eiseres] heeft op 21 december 2015 haar werkzaamheden hervat op afdeling 5 van de Hamboskliniek. Zij heeft zich dezelfde dag ziek gemeld en heeft sindsdien niet meer voor Meander gewerkt, terwijl haar loon is doorbetaald.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert Meander te veroordelen haar binnen 48 uur na betekening van dit vonnis toe te laten tot haar werkzaamheden op de afdeling GRZ op de Hamboskliniek in de functie van Allround verzorgende, op straffe van verbeurte van een dwangsom, met verwijzing van Meander in de kosten van dit geding.
3.2.
Ter onderbouwing van haar vordering voert [eiseres] (samengevat) het volgende aan.
Tot op heden heeft Meander aan haar niet duidelijk gemaakt wat er mankeert aan haar functioneren. Meander heeft haar niet (door middel van een verbeter-/coachingtraject) de gelegenheid gegeven haar functioneren te verbeteren, voor zover dat al nodig geweest zou zijn. Meander heeft bovendien niet genoeg gedaan om het arbeidsconflict met [naam leidinggevende] op te lossen. Voorts heeft Meander haar geen nazorg geboden nadat [eiseres] door een cliënt met de dood is bedreigd. Om deze redenen is [eiseres] van mening dat het Meander niet was toegestaan om haar eenzijdig weg te halen van de afdeling GRZ.
3.3.
Het verweer van Meander strekt tot afwijzing van de vordering.

4.De beoordeling

4.1.
Het voor het treffen van de gevorderde voorziening vereiste spoedeisend belang van [eiseres] is aannemelijk, mede omdat het niet is betwist.
4.2.
Op grond van hetgeen partijen over en weer aangevoerd hebben is er onvoldoende grond om die voorziening te treffen. Daarvoor moet hoogst aannemelijk zijn dat de bodemrechter, om een oordeel gevraagd, een gelijkluidende vordering zal toewijzen, en dat is het niet. De kantonrechter baseert dit oordeel op de volgende overwegingen.
4.3.
[eiseres] is door haar leidinggevende op 28 november 2014 erop aangesproken dat zij zorgt voor een negatieve sfeer op afdeling 1 GRZ van de Hamboskliniek (zie 2.3). Het feit dat [eiseres] het gespreksverslag niet heeft willen ondertekenen, leidt niet tot het oordeel dat de (niet gemotiveerd betwiste) inhoud ervan onwaar is. Er is ook een door beide partijen gewenst vervolg aan gegeven, aldus dat [eiseres] enige tijd haar werkzaamheden gedurende de dagdiensten heeft verricht, zodat zij zou kunnen ervaren dat deze dermate hectisch zijn dat daardoor werkzaamheden niet altijd afgerond kunnen worden, op grond van welke ervaring [eiseres] haar kritiek wellicht zou matigen (zie 2.3 en 2.4). Dat verbetering in de werkhouding en de wijze van communiceren van [eiseres] - in elk geval volgens haar leidinggevende bij Meander - noodzakelijk was om haar op de afdeling GRZ te kunnen handhaven, is hiermee aannemelijk. Aannemelijk is ook dat [eiseres] zich van deze wens van de werkgever tot verbetering van haar gedrag bewust was en dat de latere mededeling dat zij niet meer te handhaven was (zie 2.7) niet als een volledige verrassing kan zijn gekomen.
4.4.
Meander stelt dat gedurende korte tijd nadat [eiseres] in dagdiensten had gewerkt haar gedrag was verbeterd, maar dat zij vervolgens al snel weer verviel in haar oude gedrag, en dat zij om die reden niet meer werkzaam kan zijn op afdeling 1 GRZ van de Hamboskliniek. Een concrete aanleiding waar zij dit oordeel op baseert, heeft Meander niet gegeven. Het lijkt erop dat de e-mailcorrespondentie met [naam leidinggevende] (zie 2.5) een belangrijke rol heeft gespeeld. Dat de verhouding tussen in elk geval [naam leidinggevende] en [eiseres] verstoord is, is op grond van deze e-mailcorrespondentie aannemelijk. Dit blijkt voorts uit het feit dat [eiseres] nadien heeft verklaard dat zij niet meer met [naam leidinggevende] in één ruimte wil zitten. De verhouding is vervolgens verder verstoord toen [naam leidinggevende] aan [eiseres] op 5 oktober 2015 meedeelde dat zij wegens disfunctioneren niet meer werkzaam kon blijven op afdeling 1 GRZ van de Hamboskliniek.
4.5.
Het staat Meander, binnen de door normen van goed werkgeverschap getrokken grenzen, vrij om [eiseres] als Allround verzorgende in te zetten in andere onderdelen van haar organisatie, zelfs indien vast zou staan dat [eiseres] niet heeft gedisfunctioneerd op de afdeling 1 GRZ op de Hamboskliniek. [eiseres] is immers niet aangesteld als Allround verzorgende voor alleen die afdeling. De door Meander aan [eiseres] na 5 oktober 2015 aangeboden werkzaamheden op andere werkplekken binnen Meander passen (onbetwist) binnen die functie en bij de kennis en ervaring van [eiseres] . Die werkplekken zijn kennelijk niet haar eerste voorkeur, maar de normen van goed werkgeverschap brengen niet mee dat Meander gehouden was [eiseres] de plek van haar eerste voorkeur te gunnen.
4.6.
Bovendien heeft [eiseres] expliciet ingestemd met overplaatsing en heeft zij daarbij zelfs te kennen gegeven juist niet naar de Hamboskliniek te willen (zie 2.11). [eiseres] wenst thans kennelijk hiervan terug te komen, maar er is geen norm (aangevoerd) op grond waarvan kan worden geoordeeld dat Meander gehouden is haar hierin tegemoet te komen, te minder nu vaststaat dat de arbeidsrelatie tussen [naam leidinggevende] en [eiseres] verstoord is. Het verwijt van [eiseres] dat Meander onvoldoende pogingen heeft gedaan om de arbeidsrelatie te verbeteren, moet worden verworpen aangezien [eiseres] zelf tot zeer recent mediation onmogelijk gemaakt heeft omdat, zoals door Meander gesteld en door [eiseres] niet betwist, zij [naam leidinggevende] niet wilde zien. Het gegeven dat [eiseres] zich na het gesprek op 5 oktober 2015 diverse malen ziek heeft gemeld, leidt ook niet tot een ander oordeel. De beslissing van Meander dat [eiseres] voor het werk bij de afdeling GRZ niet (langer) geschikt is, is niet gebaseerd op de (dreigende) arbeidsongeschiktheid van [eiseres] . [eiseres] stelt dat zij thans (ook) ziek is vanwege de bedreiging door een cliënt (zie 2.6). De bedrijfsartsen hebben in hun verslagen daarvan echter geen melding gemaakt. En ook als het juist is, valt niet in te zien dat Meander de op grond van deze (gestelde, bijkomende) oorzaak van de ziekmelding van [eiseres] gehouden is haar opnieuw toe te laten tot afdeling 1 GRZ van de Hamboskliniek. Tot slot geldt dat, ook indien juist is dat Meander naar aanleiding van de doodsbedreiging niet de van haar te vergen zorg en begeleiding van [eiseres] heeft verleend (hetgeen [eiseres] stelt en Meander betwist), dit feit geen grond vormt om te oordelen dat Meander gehouden is [eiseres] opnieuw de door haar zelf gewenste werkzaamheden te gunnen.
4.7.
De kantonrechter is als voorzieningenrechter, voorshands, samengevat van oordeel dat Meander met het overplaatsen van [eiseres] niets heeft gedaan dat een goed werkgever had moeten nalaten. Hieruit volgt dat de vordering van [eiseres] zal worden afgewezen.
4.8.
[eiseres] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van dit geding, aan de zijde van Meander tot op heden begroot op € 600,00 salaris gemachtigde.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
wijst de vordering af,
5.2.
veroordeelt [eiseres] tot betaling van de kosten van dit geding, aan de zijde van Meander tot op heden begroot op € 600,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.P. van Unen en is in het openbaar uitgesproken.