Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 24 november 2016
[verdachte] ,
Onderzoek van de zaak
De tenlastelegging
De beoordeling van het bewijs
Het standpunt van de officier van justitie
Het standpunt van de verdediging
De bewezenverklaring
feit 1 subsidiair:
feit 2:
feit 3:
De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
De strafbaarheid van de verdachte
De straf en/of de maatregel
De vordering van de officier van justitie
Het standpunt van de verdediging
Het oordeel van de rechtbank
De benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel
De vordering van de benadeelde partij
Het standpunt van de officier van justitie
Het standpunt van de verdediging
Het oordeel van de rechtbank
De wettelijke voorschriften
De vordering tot tenuitvoerlegging
De vordering tot tenuitvoerlegging
Het standpunt van de officier van justitie
Het standpunt van de verdediging
Het oordeel van de rechtbank
De beslissing
spreektde verdachte
vrijvan
het onder feit 1 primairten laste gelegde;
- verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
- spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
- verklaart de verdachte strafbaar;
- veroordeelt de verdachte tot een
- beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
wijst toede vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer], tot een bedrag van
- veroordeelt verdachte om tegen bewijs van betaling ten behoeve van voornoemde benadeelde partij te betalen een bedrag van
- bepaalt dat voor zover dit bedrag door zijn mededader is betaald, de verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat te betalen een som geld ten bedrage van 635,00 euro, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag te rekenen vanaf 7 augustus 2016 tot de dag der algehele voldoening, subsidiair
- bepaalt dat indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van 635,00 euro, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag te rekenen vanaf 7 augustus 2016 tot de dag der algehele voldoening ten behoeve van voornoemd slachtoffer daarmede de verplichting van verdachte om dit bedrag aan voornoemde benadeelde partij te betalen komt te vervallen en dat indien dit bedrag door verdachte aan voornoemde benadeelde partij is betaald, daarmee de verplichting tot betaling van dit bedrag aan de Staat ten behoeve van voornoemd slachtoffer komt te vervallen;
- veroordeelt verdachte tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak en de invordering van voormeld bedrag alsnog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- verklaart de benadeelde partij
wijst afde vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer], ten aanzien van de
overige gevorderde immateriële schade;
gevangenisstraf, opgelegd bij vonnis van de politierechter in het arrondissement Limburg van
38 dagen.