ECLI:NL:RBLIM:2016:10177

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
24 november 2016
Publicatiedatum
24 november 2016
Zaaknummer
03/659288-16, 03/659112-16 (TUL)
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak poging tot zware mishandeling en veroordeling voor openlijke geweldpleging, belediging politieambtenaar en wederspannigheid

Op 24 november 2016 heeft de Rechtbank Limburg in Roermond uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 7 augustus 2016 samen met anderen openlijk geweld heeft gepleegd tegen een persoon, genaamd [slachtoffer]. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de poging tot zware mishandeling, omdat er onvoldoende bewijs was dat hij bewust de kans op zwaar lichamelijk letsel had aanvaard. Echter, de rechtbank achtte het wel bewezen dat de verdachte openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer], wat resulteerde in een gevangenisstraf van 109 dagen, gelijk aan het voorarrest, met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld voor belediging van een politieambtenaar en wederspannigheid, wat ook leidde tot een gevangenisstraf van 38 dagen, die ten uitvoer werd gelegd. De rechtbank heeft ook een gedeeltelijke toewijzing gedaan van de vordering van de benadeelde partij, waarbij de verdachte werd veroordeeld tot betaling van € 635,00 aan schadevergoeding aan [slachtoffer]. De rechtbank heeft de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf toegewezen, omdat de verdachte zich tijdens de proeftijd schuldig had gemaakt aan nieuwe strafbare feiten.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Strafrecht
Parketnummer: 03/659288-16
Parketnummer vordering: 03/659112-16 (TUL)
Tegenspraak

Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 24 november 2016

in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
wonende te [adresgegevens verdachte] ,
gedetineerd in P.I. Zuid Oost, HvB Roermond te Roermond.
De verdachte wordt bijgestaan door mr. A.C.J. Lina, advocaat kantoorhoudende te Venlo.

Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 10 november 2016. De verdachte en zijn raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
Feit 1: samen met een ander of anderen heeft geprobeerd [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen dan wel op de openbare weg in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer] .
Feit 2: politieambtenaar [politieambtenaar] heeft beledigd.
Feit 3: zich met geweld heeft verzet tegen politieambtenaren.

De beoordeling van het bewijs

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat het onder feit 1 primair tenlastegelegde dient te worden bewezen verklaard, gelet op de camerabeelden. De officier van justitie heeft daarnaast gevorderd dat het onder feit 2 en feit 3 tenlastegelegde dient te worden bewezen verklaard, gelet op het proces-verbaal van bevindingen en de bekennende verklaring van verdachte.

Het standpunt van de verdediging

De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder feit 1 primair tenlastegelegde, omdat er geen sprake is geweest van medeplegen en omdat er geen sprake is geweest van gedragingen die hadden kunnen leiden tot zwaar lichamelijk letsel. De raadsman heeft zich verder op het standpunt gesteld dat het onder feit 2 en feit 3 tenlastegelegde kan worden bewezen verklaard, gelet op de bekennende verklaring van verdachte.
Het oordeel van de rechtbank [1]
Ten aanzien van feit 1:
[slachtoffer] heeft aangifte gedaan [2] en bij de politie verklaard dat hij op
7 augustus 2016 buiten voor een café aan de Parade in Venlo stond. Hij zag dat een jongen, die van buitenlandse komaf was en een camouflage shirt met felle kleuren droeg, naar hem toe liep. [slachtoffer] heeft verklaard dat er eerst gewoon wat duwen en trekken was, dat er vervolgens ineens een vechtpartij ontstond en dat toen het licht uit ging en hij zich niets meer kan herinneren.
In het centrum van Venlo wordt door middel van camera’s toezicht gehouden. Deze camerabeelden zijn door de verbalisant [verbalisant 1] bekeken en beschreven in een proces-verbaal van bevindingen. [3] Verbalisant zag dat er voor een café aan de Parade te Venlo een aantal personen buiten stonden. Verbalisant herkende de persoon die hij omschrijft als een man met een wit trainingsvest als [medeverdachte] . Verbalisant herkende de persoon die hij omschrijft als een man met een shirt in legerprint als [verdachte] . Verbalisant zag op de beelden dat [verdachte] en [medeverdachte] in de richting van een groep personen liepen. Een jongen uit deze groep, die later het slachtoffer [slachtoffer] bleek te zijn, ging een discussie aan met [medeverdachte] en met [verdachte] . [verdachte] schopte met zijn rechter geschoeide voet tegen het linkerbeen van [slachtoffer] . [slachtoffer] werd door collega’s (politieagenten) [politieagent 1] en [politieagent 2] vastgepakt teneinde hem weg te halen van [verdachte] . [medeverdachte] kwam vervolgens dichterbij en maakte een slaande beweging naar het hoofd van [slachtoffer] . [medeverdachte] raakt hierbij [slachtoffer] in het gelaat. [verdachte] kwam terug rennen naar [slachtoffer] en sloeg hem met kracht met gebalde vuist in het gelaat. [verdachte] werd door collega’s [politieagent 1] en [politieagent 2] afgeweerd toen hij nogmaals naar [slachtoffer] wilde uithalen. [medeverdachte] liep vervolgens rechts voorbij collega [politieagent 2] en pakte [slachtoffer] met zijn linkerhand vast. Direct daarop sloeg hij met een gebalde rechterhand met kracht tegen het hoofd van [slachtoffer] . [verdachte] rende vervolgens weer naar [slachtoffer] en schopte hem met een geschoeide rechtervoet tegen de benen. [verdachte] schopte daarna met kracht met zijn geschoeide rechtervoet tegen de linkerknie van [slachtoffer] . [slachtoffer] werd door een collega in burger die toevallig aanwezig was vastgepakt en naar achteren getrokken. [slachtoffer] kwam hierdoor ten val en kwam op zijn rug op het trottoir terecht. [verdachte] werd door collega’s [politieagent 1] en [politieagent 2] naar de zijkant begeleid. [medeverdachte] schopte [slachtoffer] , die nog op de grond zat, tweemaal met kracht met zijn rechter geschoeide voet. [slachtoffer] ging een stukje verderop weer rechtop staan. [medeverdachte] pakte [slachtoffer] vervolgens vanaf de achterzijde bij zijn vest en sloeg met gebalde rechterhand met kracht tegen de linkerkaak van [slachtoffer] . [slachtoffer] verloor hierdoor het bewustzijn en viel op de grond. [slachtoffer] kwam hard met het hoofd op de grond terecht en bleef bewegingsloos liggen. [verdachte] schopte met geschoeide rechtervoet met kracht tegen het bovenlichaam van [slachtoffer] . [verdachte] kwam aan het hoofdeinde van [slachtoffer] ten val. Hij tilde zijn rechterarm omhoog en sloeg deze met kracht in het gezicht van [slachtoffer] .
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij zichzelf herkent op de camerabeelden als degene met het camouflage shirt.
Tussenconclusie:
De rechtbank acht op grond van voornoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte samen met een ander op 7 augustus 2016 [slachtoffer] meermalen met kracht heeft geslagen, geschopt, ten val gebracht en, toen deze [slachtoffer] op de grond lag, tegen het lichaam heeft geslagen en geschopt. Er is sprake van medeplegen, omdat [verdachte] en [medeverdachte] samen om beurten en steeds weer opnieuw de aanval hebben gezocht, met [slachtoffer] als enige tegenstander.
Vrijspraakoverweging ten aanzien van feit 1 primair:
De rechtbank is van oordeel dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is dat verdachte met zijn handelen bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat door zijn handelen zwaar lichamelijk letsel bij het slachtoffer zou kunnen ontstaan, zodat verdachte van de primair tenlastegelegde poging tot zware mishandeling moet worden vrijgesproken.
Bewijsoverweging ten aanzien van feit 1 subsidiair:
De rechtbank is van oordeel dat het handelen van verdachte wel kan worden gekwalificeerd als het openlijk in vereniging plegen van geweld tegen personen. Verdachte heeft immers met zijn handelen opzettelijk een voldoende wezenlijke bijdrage geleverd aan het openlijke in vereniging gepleegde geweld. De rechtbank acht dan ook bewezen dat verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan.
Ten aanzien van feit 2 en feit 3:
Gelet op de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting, het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [politieambtenaar] [4] en het pv van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] [5] , acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 2 en feit 3 tenlastegelegde heeft begaan.

De bewezenverklaring

De rechtbank acht bewezen dat de verdachte

feit 1 subsidiair:

op 7 augustus 2016 in de gemeente Venlo, openlijk, te weten op of aan de openbare weg, de Parade, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, genaamd [slachtoffer] , welk geweld bestond uit het meermalen
- met kracht slaan van die [slachtoffer] en
- ten val brengen van die [slachtoffer] en
- slaan en schoppen tegen het lichaam van die [slachtoffer] , terwijl die [slachtoffer] op de grond lag;

feit 2:

op 7 augustus 2016 in de gemeente Venlo, opzettelijk een ambtenaar, te weten [politieambtenaar] , gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, in zijn tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hem de woorden toe te voegen: 'Ik neuk je moeder';

feit 3:

op 7 augustus 2016 in de gemeente Venlo, zich met geweld heeft verzet tegen ambtenaren, te weten [politieambtenaar] , brigadier van de politie Eenheid Limburg en [verbalisant 2] , hoofdagent van de politie Eenheid Limburg en [verbalisant 3] , agent van de politie Eenheid Limburg, werkzaam in de rechtmatige uitoefening van hun bediening, door te rukken en te trekken in een richting tegengesteld aan die, waarin die ambtenaren verdachte trachtten te geleiden en die [verbalisant 2] te schoppen en trappen en te proberen die [politieambtenaar] te bijten.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
ten aanzien van feit 1 subsidiair:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen
ten aanzien van feit 2:
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening
ten aanzien van feit 3:
wederspannigheid, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

De straf en/of de maatregel

De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden met aftrek van voorarrest.

Het standpunt van de verdediging

De verdediging heeft verzocht om verdachte te veroordelen tot een straf gelijk aan het voorarrest.

Het oordeel van de rechtbank

Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Verdachte heeft zich samen met zijn medeverdachte schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging tegen het slachtoffer, [slachtoffer] . Uit de stukken in het dossier en tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat het slachtoffer door de geweldpleging buiten bewustzijn is geraakt, maar hij er geen ernstig blijvend letsel aan over heeft gehouden. Hoewel de rechtbank na het zien van de beelden op de terechtzitting met de raadsman van mening is, dat het slachtoffer een bijdrage heeft geleverd in de aanloop naar alsook tijdens het handgemeen, doet dit niet af aan feit dat het handelen van verdachte als een ernstig strafbaar feit dient te worden aangemerkt. De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij, ondanks herhaaldelijke pogingen van de verschillende aanwezige politieambtenaren de ruzie te beëindigen, zich telkens opnieuw in de richting van het slachtoffer begaf en daar waar mogelijk het slachtoffer trachtte te raken door te schoppen en te slaan. Het is een feit van algemene bekendheid dat er bij slachtoffers van een delict als het onderhavige, lange tijd gevoelens van angst en onzekerheid (kunnen) blijven bestaan, waardoor zij in hun deelname aan het maatschappelijk verkeer ernstig kunnen worden belemmerd. Ook heeft verdachte zich na de geweldpleging schuldig gemaakt aan belediging van een politieambtenaar en aan het zich met geweld verzetten tegen meerdere politieambtenaren. De rechtbank acht het zeer kwalijk dat verdachte de politieambtenaren heeft belemmerd in hun werk. Het gebruik van geweld tegen een ambtenaar in functie is temeer ernstig omdat die ambtenaar er door wordt aangetast in zijn of haar gezag.
Ten aanzien van de persoon van verdachte heeft de rechtbank mede gelet op de inhoud van het hem betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 18 oktober 2016, waaruit blijkt dat hij eerder meermalen door de strafrechter is veroordeeld.
De rechtbank is van oordeel dat met het oog op een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of lagere straf dan de hierna vermelde vrijheidsstraf. Bij de oplegging van de vrijheidsstraf is voorts overwogen dat de aard van de door verdachte geschonden normen en het door verdachte toegebrachte nadeel enerzijds en de persoonlijke belangen van verdachte anderzijds een vrijheidsstraf rechtvaardigen.
De op te leggen gevangenisstraf is korter dan geëist door de officier van justitie, onder meer omdat de rechtbank verdachte zal vrijspreken van het onder feit 1 primair ten laste gelegde. Ook houdt de rechtbank rekening met het eigen aandeel van het slachtoffer in het geheel.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest, dat wil zeggen voor de duur van 109 dagen, met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, passend en geboden. Zij zal dan ook dienovereenkomstig beslissen.

De benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

De vordering van de benadeelde partij

[slachtoffer] heeft een vordering benadeelde partij ingediend voor de schade die hij heeft geleden als gevolg van het hiervoor onder feit 1 ten laste gelegde. Hij vordert een bedrag van € 878,90 aan materiële schade en een bedrag van € 1.000,00 aan immateriële schade. Daarnaast heeft de benadeelde partij oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en de wettelijke rente gevorderd.
De materiële schade is opgebouwd uit de posten “eigen risico zorgverzekeraar” ad € 385,00, “telefoon” ad € 145,00, “horloge” ad € 209,00, “T-shirt” ad € 49,95 en “jeans” ad € 89,95.

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de materiële schade dient te worden toegewezen en dat de immateriële schade dient te worden gematigd tot een bedrag van € 500,00.

Het standpunt van de verdediging

De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de vordering niet eenvoudig is en dat om die reden de benadeelde partij niet ontvankelijk in de vordering moet worden verklaard. De benadeelde partij heeft in zijn aangifte niet gesproken over de materiële schade. Bovendien heeft hij ook een eigen aandeel in het gebeuren gehad. De verdediging heeft subsidiair gesteld dat de materiële schade niet voor vergoeding in aanmerking komt, omdat er geen causaal verband is tussen het feit en de schadeposten die betrekking hebben op de telefoon en het horloge en omdat met betrekking tot de kleding de nieuwprijs is gevorderd. Daarnaast heeft de verdediging gesteld dat de immateriële schade dient te worden gematigd tot een bedrag van € 500,00.

Het oordeel van de rechtbank

Het onder feit 1 ten laste gelegde feit is bewezen verklaard. Het is een strafbaar feit en aan verdachte zal voor dat feit een straf worden opgelegd. Door dit feit is aan de benadeelde partij rechtstreeks schade toegebracht. De benadeelde partij is ontvankelijk in zijn vordering.
Materiële schade
De rechtbank is van oordeel dat de schadepost “eigen risico zorgverzekeraar” ad € 385,00 geheel voor toewijzing vatbaar is.
Ten aanzien van de overige materiële schadeposten is de rechtbank van oordeel dat op grond van de stukken als door het slachtoffer in deze procedure zijn overgelegd, niet kan worden vastgesteld dat deze schadeposten in rechtstreeks verband met het ten laste gelegde staan. De rechtbank zal om die reden bepalen dat de vordering van de benadeelde partij ten aanzien van deze schadeposten niet-ontvankelijk is en dat de benadeelde dat deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Immateriële schade
Gelet op de aard van het bewezenverklaarde is het een ervaringsregel dat daardoor bij een slachtoffer immateriële schade van enige omvang wordt veroorzaakt. De rechtbank is in beginsel, evenals de officier van justitie en de verdediging, van oordeel dat een bedrag van
€ 500,00 een passend bedrag is. De rechtbank stelt echter bij de beoordeling van de toewijzing van het bedrag vast dat sprake is van een deel eigen schuld bij de benadeelde partij. Het intreden van de schade is zowel het gevolg van de handelingen van verdachte als van zekere gedragingen van de benadeelde. De rechtbank zal om die reden de gevorderde schade matigen en vaststellen op een bedrag van € 250,00, onder afwijzing van het overig gevorderde.
De rechtbank zal de hiervoor genoemde materiële en immateriële schade vaststellen op een totaalbedrag van € 635,00. Verdachte is naar burgerlijk recht aansprakelijk voor deze schade. De rechtbank zal verdachte daarom veroordelen tot betaling van dat bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag, te rekenen vanaf 7 augustus 2016 tot de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal tevens aan verdachte de verplichting opleggen aan de staat een bedrag te betalen van € 635,00 bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de tijd van 12 dagen, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag te rekenen vanaf 7 augustus 2016 tot de dag der algehele voldoening, te betalen ten behoeve van [slachtoffer] , zoals hierna in het dictum genoemd.
De rechtbank zal de vordering hoofdelijk toewijzen, nu verdachte de schade samen met zijn mededader heeft veroorzaakt.
De rechtbank zal over de vordering van de benadeelde partij, overeenkomstig het hiervoor overwogene, beslissen zoals hierna is vermeld, alsmede over de kosten die door de benadeelde partij zijn gemaakt, thans begroot op nihil.

De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 24c, 36f, 57, 141, 180, 266 en 267 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

De vordering tot tenuitvoerlegging

De vordering tot tenuitvoerlegging

Op 10 oktober 2016 heeft de officier van justitie een vordering tot tenuitvoerlegging ingediend ter griffie van deze rechtbank, strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in het arrondissement Limburg d.d. 27 mei 2016 in de zaak met parketnummer 03/659112-16 aan de veroordeelde opgelegde, doch voorwaardelijk niet ten uitvoer gelegde straf, te weten een gevangenisstraf voor de duur van 38 dagen, met als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat voormelde vordering zal worden toegewezen.

Het standpunt van de verdediging

De verdediging heeft geen verweer gevoerd.

Het oordeel van de rechtbank

De rechtbank stelt vast dat veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd heeft schuldig gemaakt aan nieuwe strafbare feiten en daarmee de algemene voorwaarde heeft overtreden. Gelet hierop en gelet op het bepaalde in artikel 14g van het Wetboek van Strafrecht acht de rechtbank termen aanwezig voornoemde vordering tot tenuitvoerlegging toe te wijzen.

De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreektde verdachte
vrijvan
het onder feit 1 primairten laste gelegde;
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte tot een
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel
-
wijst toede vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer], tot een bedrag van
635,00 euro;
  • veroordeelt verdachte om tegen bewijs van betaling ten behoeve van voornoemde benadeelde partij te betalen een bedrag van
  • bepaalt dat voor zover dit bedrag door zijn mededader is betaald, de verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen;
  • legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat te betalen een som geld ten bedrage van 635,00 euro, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag te rekenen vanaf 7 augustus 2016 tot de dag der algehele voldoening, subsidiair
  • bepaalt dat indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van 635,00 euro, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag te rekenen vanaf 7 augustus 2016 tot de dag der algehele voldoening ten behoeve van voornoemd slachtoffer daarmede de verplichting van verdachte om dit bedrag aan voornoemde benadeelde partij te betalen komt te vervallen en dat indien dit bedrag door verdachte aan voornoemde benadeelde partij is betaald, daarmee de verplichting tot betaling van dit bedrag aan de Staat ten behoeve van voornoemd slachtoffer komt te vervallen;
- bepaalt dat voor zover dit bedrag door zijn mededader is betaald, de verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de Staat te betalen;
  • veroordeelt verdachte tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak en de invordering van voormeld bedrag alsnog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • verklaart de benadeelde partij
-
wijst afde vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer], ten aanzien van de
overige gevorderde immateriële schade;
Beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging
- wijst de vordering van de officier van justitie toe, met dien verstande dat zij de tenuitvoerlegging gelast van de eerder niet ten uitvoer gelegde
gevangenisstraf, opgelegd bij vonnis van de politierechter in het arrondissement Limburg van
27 mei 2016 in de zaak met parketnummer 03/659112-16, groot:
38 dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.J.H. Hoofs, voorzitter, mr. S.V. Pelsser en
mr. R. Verkijk, rechters, in tegenwoordigheid van mr. F.A.E. van de Venne, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 24 november 2016.
Buiten staat
Mr. R. Verkijk is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij, op of omstreeks 07 augustus 2016 in de gemeente Venlo, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededaders die [slachtoffer] meermalen althans eenmaal (met kracht) geslagen en/of gestompt en/of geschopt en/of die [slachtoffer] ten val gebracht en/of (vervolgens) toen deze [slachtoffer] op de grond lag tegen het hoofd, in elk geval het lichaam geslagen en/of geschopt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij, op of omstreeks 07 augustus 2016 in de gemeente Venlo, openlijk, te weten op of aan de openbare weg, de Parade, in elk geval op of aan een openbare weg, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, genaamd [slachtoffer] , welk geweld bestond uit het meermalen, althans eenmaal
- ( met kracht) slaan en/of stompen van die [slachtoffer] en/of
- ten val brengen van die [slachtoffer] en/of
- slaan en/of stompen en/of schoppen tegen het hoofd, althans het lichaam van die [slachtoffer] , terwijl die [slachtoffer] op de grond lag;
2.
hij, op of omstreeks 07 augustus 2016 in de gemeente Venlo, opzettelijk een ambtenaar, te weten [politieambtenaar] , gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn/haar bediening, in zijn/haar tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hem/haar de woorden toe te voegen: 'Ik neuk je moeder', althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking;
3.
hij, op of omstreeks 07 augustus 2016 in de gemeente Venlo, zich met geweld en/of bedreiging met geweld, heeft verzet tegen een of meer ambtenaren, te weten [politieambtenaar] , brigadier van de politie Eenheid Limburg en/of [verbalisant 2] , hoofdagent van de politie Eenheid Limburg en/of [verbalisant 3] , agent van de politie Eenheid Limburg, werkzaam in de rechtmatige uitoefening van zijn/haar/hun bediening, door te rukken en te trekken in een richting tegengesteld aan die, waarin die ambtena(a)r(en) verdachte trachtte(n) te geleiden en/of die [verbalisant 2] te schoppen en/of trappen en/of te proberen die [politieambtenaar] te bijten.

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Eenheid Limburg, VVC Venlo-Beesel, proces-verbaalnummer PL2300-2016144889, gesloten d.d. 13 september 2016, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 60.
2.Proces-verbaal van aangifte d.d. 7 augustus 2016, pagina’s 15 tot en met 18.
3.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 8 augustus 2016, pagina’s 10 tot en met 14.
4.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 7 augustus 2016, pagina’s 27 en 28.
5.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 7 augustus 2016, pagina’s 29 en 30.