ECLI:NL:RBLIM:2016:10176

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
24 november 2016
Publicatiedatum
24 november 2016
Zaaknummer
03/659248-16, 03/659289-16 (ttz gev.)
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herstelvonnis in strafzaak tegen verdachte voor openlijke geweldpleging en bedreiging van politieagent

Op 24 november 2016 heeft de Rechtbank Limburg uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, die werd beschuldigd van openlijke geweldpleging en bedreiging van een politieagent. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van poging tot doodslag, maar hem wel veroordeeld voor bedreiging en openlijke geweldpleging in vereniging. De zaak betreft incidenten die plaatsvonden op 8 juli 2016 in Roermond en op 7 augustus 2016 in Venlo. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk met hoge snelheid op een politievoertuig is ingereden, wat leidde tot de bedreiging van de agent. Daarnaast heeft de verdachte samen met een medeverdachte geweld gepleegd tegen een slachtoffer, wat resulteerde in letsel. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 26 dagen, gelijk aan het voorarrest, en een taakstraf van 180 uren, subsidiair 90 dagen hechtenis. Tevens is er een gedeeltelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, waarbij de rechtbank de verdachte aansprakelijk heeft gesteld voor de schade die het slachtoffer heeft geleden. Het vonnis is hersteld op 30 november 2016, waarbij enkele fouten in de eerdere uitspraak zijn gecorrigeerd.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Strafrecht
Parketnummers: 03/659248-16, 03/659289-16 (ttz.gev.)
Tegenspraak

Herstelvonnis van de meervoudige kamer d.d. 24 november 2016

in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
wonende te [adresgegevens verdachte] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. M. Jeltes, advocaat kantoorhoudende te Amsterdam.
De rechtbank overweegt dat zij aanleiding ziet het op 24 november 2016 uitgesproken vonnis in de strafzaak tegen bovengenoemde verdachte te herstellen.

Onderdeel van het vonnis dat hersteld dient te worden

De rechtbank heeft op 24 november 2016 vonnis gewezen in de strafzaak tegen bovengenoemde verdachte.
Na de uitspraakdatum is de rechtbank gebleken dat de standpunten van de verdediging ten aanzien van de straf en/of de maatregel en ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] onjuist en/of onvolledig zijn opgenomen in het vonnis.
Onderstaande tekst op pagina 6:
“De verdediging heeft verzocht om verdachte te veroordelen tot een taakstraf voor de maximale duur van tweehonderdveertig uren met aftrek van voorarrest en daarnaast een forse voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen.”
dient te worden gelezen als:
“De verdediging heeft
geheel subsidiairverzocht om verdachte te veroordelen tot een taakstraf voor de maximale duur van tweehonderdveertig uren met aftrek van voorarrest en daarnaast een forse voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen.”
Onderstaande tekst op pagina 8:
“De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de vordering niet eenvoudig is en dat om die reden de benadeelde partij niet ontvankelijk in de vordering moet worden verklaard. De benadeelde partij heeft in zijn aangifte niet gesproken over de materiële schade. Bovendien heeft hij ook een eigen aandeel in het gebeuren gehad. De verdediging heeft subsidiair gesteld dat de materiële schade niet voor vergoeding in aanmerking komt, omdat er geen causaal verband is tussen het feit en de schadeposten die betrekking hebben op de telefoon en het horloge en omdat met betrekking tot de kleding de nieuwprijs is gevorderd. Daarnaast heeft de verdediging gesteld dat de immateriële schade dient te worden gematigd tot een bedrag van € 500,00.”
dient te worden gelezen als:
“De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering dient te worden verklaard, gelet op de verzochte vrijspraak.
De verdediging heeft subsidiair gesteld dat er bij de aangifte geen melding is gemaakt van schade die betrekking heeft op de telefoon, horloge, T-shirt en jeans en dat deze posten om die reden niet voor vergoeding in aanmerking komen. De post “eigen risico zorgverzekeraar” ad € 385,00 is wel voor toewijzing vatbaar. Ten aanzien van de gevorderde immateriële schade heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat het toe te wijzen bedrag dient te worden gematigd tot € 150,00.”
De rechtbank acht dit onwenselijk en daarom zal zij deze fouten herstellen door verbetering van het vonnis op genoemde punten.

Beslissing

De rechtbank:
- handhaaft haar beslissing van 24 november 2016, met herstel van een kennelijke misslag in het vonnis als volgt:
de tekst op pagina 6:
“De verdediging heeft verzocht om verdachte te veroordelen tot een taakstraf voor de maximale duur van tweehonderdveertig uren met aftrek van voorarrest en daarnaast een forse voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen.”
dient te worden gelezen als:
“De verdediging heeft
geheel subsidiairverzocht om verdachte te veroordelen tot een taakstraf voor de maximale duur van tweehonderdveertig uren met aftrek van voorarrest en daarnaast een forse voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen.”
de tekst op pagina 8:
“De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de vordering niet eenvoudig is en dat om die reden de benadeelde partij niet ontvankelijk in de vordering moet worden verklaard. De benadeelde partij heeft in zijn aangifte niet gesproken over de materiële schade. Bovendien heeft hij ook een eigen aandeel in het gebeuren gehad. De verdediging heeft subsidiair gesteld dat de materiële schade niet voor vergoeding in aanmerking komt, omdat er geen causaal verband is tussen het feit en de schadeposten die betrekking hebben op de telefoon en het horloge en omdat met betrekking tot de kleding de nieuwprijs is gevorderd. Daarnaast heeft de verdediging gesteld dat de immateriële schade dient te worden gematigd tot een bedrag van € 500,00.”
dient te worden gelezen als:
“De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering dient te worden verklaard, gelet op de verzochte vrijspraak.
De verdediging heeft subsidiair gesteld dat er bij de aangifte geen melding is gemaakt van schade die betrekking heeft op de telefoon, horloge, T-shirt en jeans en dat deze posten om die reden niet voor vergoeding in aanmerking komen. De post “eigen risico zorgverzekeraar” ad € 385,00 is wel voor toewijzing vatbaar. Ten aanzien van de gevorderde immateriële schade heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat het toe te wijzen bedrag dient te worden gematigd tot € 150,00.”
- bepaalt dat de griffier dit vonnis doet hechten aan het originele vonnis van 24 november 2016 en dit vonnis per brief ter kennis doet brengen van de verdachte, zijn raadsvrouw, de officier van justitie en de benadeelde partijen.
Dit herstelvonnis is op 30 november 2016 gewezen door mr. K.J.H. Hoofs, voorzitter,
mr. S.V. Pelsser en mr. R. Verkijk, rechters, in tegenwoordigheid van mr. F.A.E. van de Venne, griffier.
Buiten staat
Mr. K.J.H. Hoofs en mr. R. Verkijk zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Strafrecht
Parketnummers: 03/659248-16, 03/659289-16 (ttz.gev.)
Tegenspraak

Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 24 november 2016

in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
wonende te [adresgegevens verdachte] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. M. Jeltes, advocaat kantoorhoudende te Amsterdam.

Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 10 november 2016. De verdachte en zijn raadsvrouw zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking (na wijziging tenlastelegging) komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
parketnummer 03/659248-16
feit 1: op een politieagent heeft ingereden en daarmee heeft geprobeerd om deze politieagent opzettelijk van het leven te beroven dan wel deze politieagent heeft bedreigd;
feit 2: zich zodanig in het verkeer heeft gedragen dat hierdoor gevaar op de weg werd veroorzaakt en/of het verkeer werd gehinderd;
parketnummer 03/659289-16
samen met een ander of anderen heeft geprobeerd [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen dan wel op de openbare weg in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1] .

De beoordeling van het bewijs

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat het onder parketnummer 03/659248-16 feit 1 en feit 2 tenlastegelegde dient te worden bewezen verklaard, gelet op de verklaring van verdachte, het proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] en de verklaring van getuige [getuige] .
De officier van justitie heeft daarnaast gevorderd dat het onder parketnummer 03/659289-16 primair tenlastegelegde dient te worden bewezen verklaard, gelet op de camerabeelden.

Het standpunt van de verdediging

De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van het onder parketnummer 03/659248-16 ten laste gelegde op het standpunt gesteld dat verdachte integraal dient te worden vrijgesproken.
De raadsvrouw heeft zich verder op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder parketnummer 03/659289-16 primair en subsidiair tenlastegelegde, omdat er geen sprake is geweest van medeplegen en omdat er geen sprake is geweest van gedragingen die hadden kunnen leiden tot zwaar lichamelijk letsel.

Het oordeel van de rechtbank

Ten aanzien van parketnummer 03/659248-16 [1] :
Vrijspraakoverweging ten aanzien van feit 2:
De rechtbank overweegt dat voor een bewezenverklaring gebaseerd op artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994 sprake dient te zijn van gevaarzettend of hinderlijk gedrag dat in concreto een bepaalde minimale ernst dient te hebben. De rechtbank is van oordeel dat in het onderhavige geval de gedragingen van verdachte onvoldoende zijn geconcretiseerd in de tenlastelegging om tot een bewezenverklaring te komen. Onduidelijk is immers waaruit het gevaarzettend of hinderlijk gedrag concreet zou hebben bestaan. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van het onder feit 2 tenlastegelegde.
Bewijsmiddelen en overwegingen ten aanzien van feit 1:
Verbalisant [slachtoffer 2] heeft aangifte gedaan. [2] Hij heeft verklaard dat hij op 8 juli 2016 met zijn collega’s een personenauto achtervolgde, een Volkswagen Golf, voorzien van het Duitse kenteken [kenteken] , die werd bestuurd door de hem ambtshalve bekende [verdachte] . [slachtoffer 2] heeft verklaard dat hij zijn politievoertuig schuin op de Mercuriusstraat, voor de verkeersdrempel, ter hoogte van het jeugdcentrum DB4ALL, plaatste teneinde te trachten een einde te maken aan de achtervolging. Door de manier waarop hij het politievoertuig had geplaatst, was er geen mogelijkheid voor andere voertuigen om over de Mercuriusstraat richting de Donderbergweg te rijden. [slachtoffer 2] zag dat de Volkswagen vanuit de Saturnusstraat rechtsaf de Mercuriusstraat op reed en met hoge snelheid de bocht om kwam. [slachtoffer 2] zag dat de personenauto met hoge snelheid in zijn richting kwam gereden en hij zag dat de personenauto met onverminderde snelheid recht op hem afgereden kwam. [slachtoffer 2] heeft verklaard dat hem een hevig gevoel van angst bekroop dat de bestuurder bewust op zijn voertuig wilde inrijden teneinde zijn dienstvoertuig schade en hem ernstig letsel of erger toe te brengen. Hem bekroop het hevige gevoel van angst dat de genoemde personenauto met hoge snelheid op de bijrijderszijde van zijn dienstvoertuig zou rijden. Tijdens het naderen van de personenauto zag hij dat de bestuurder van de personenauto [verdachte] was. Om een aanrijding te voorkomen heeft [slachtoffer 2] zijn dienstvoertuig zeer snel achteruit moeten zetten.
Verbalisant [slachtoffer 2] heeft samen met verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] een proces-verbaal van bevindingen opgemaakt. [3] Verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 1] hebben gerelateerd dat zij, toen zij rechtsaf de Mercuriusstraat insloegen, zagen dat een Volkswagen Golf personenauto, voorzien van het kenteken [kenteken] , kleur zwart, rechts voorbij het politievoertuig van collega [slachtoffer 2] reed en dat collega [slachtoffer 2] achteruit reed.
Getuige [getuige] [4] heeft verklaard dat zij de Mercuriusstraat in reed met haar fiets. Zij zag een politieauto aan komen rijden en zij zag dat de politieauto zo ging staan dat hij ervoor zorgde dat de zwarte auto niet door kon rijden. Zij zag dat de zwarte auto wel doorreed. Zij zag dat de zwarte auto voorbij de tweede politieauto reed.
Tussenconclusie
De rechtbank acht op grond van voornoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 8 juli 2016 opzettelijk dreigend als bestuurder van een personenauto met verhoogde snelheid is ingereden op een politievoertuig dat bestuurd werd door [slachtoffer 2] .
Vrijspraakoverweging ten aanzien van feit 1 primair:
Met de officier van justitie en de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat de primair ten laste gelegde poging tot doodslag niet wettig en overtuigend kan worden bewezen gelet op de jurisprudentie van de Hoge Raad (het Porsche-arrest). De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van het onder feit 1 primair tenlastegelegde.
Bewijsoverweging ten aanzien van feit 1 subsidiair:
De rechtbank is van oordeel dat het handelen van verdachte wel kan worden gekwalificeerd als bedreiging in de zin van artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). De rechtbank overweegt dat voor een veroordeling ter zake van artikel 285 Sr vereist is dat de bedreiging van een zodanige aard is of onder zodanige omstandigheden is gedaan dat bij het slachtoffer de redelijke vrees kon ontstaan dat hij het leven zou kunnen verliezen dan wel zwaar lichamelijk letsel zou kunnen oplopen. Door met verhoogde snelheid recht op verbalisant [slachtoffer 2] af te rijden, kon bij deze verbalisant de redelijk vrees ontstaan dat hij bij een frontale botsing zou komen te overlijden. De rechtbank acht dan ook bewezen dat verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan.
Ten aanzien van parketnummer 03/659289-16 [5] :
[slachtoffer 1] heeft aangifte gedaan [6] en bij de politie verklaard dat hij op
7 augustus 2016 buiten voor een café aan de Parade in Venlo stond. Hij zag dat een jongen, die van buitenlandse komaf was en een camouflage shirt met felle kleuren droeg, naar hem toe liep. [slachtoffer 1] heeft verklaard dat er eerst gewoon wat duwen en trekken was, dat er vervolgens ineens een vechtpartij ontstond en dat toen het licht uit ging en hij zich niets meer kan herinneren.
In het centrum van Venlo wordt door middel van camera’s toezicht gehouden. Deze camerabeelden zijn door de verbalisant [verbalisant 3] bekeken en beschreven in een proces-verbaal van bevindingen. [7] Verbalisant zag dat er voor een café aan de Parade te Venlo een aantal personen buiten stonden. Verbalisant herkende de persoon die hij omschrijft als een man met een wit trainingsvest als [verdachte] . Verbalisant herkende de persoon die hij omschrijft als een man met een shirt in legerprint als [medeverdachte] . Verbalisant zag op de beelden dat [medeverdachte] en [verdachte] in de richting van een groep personen liepen. Een jongen uit deze groep, die later het slachtoffer [slachtoffer 1] bleek te zijn, ging een discussie aan met [verdachte] en met [medeverdachte] . [medeverdachte] schopte met zijn rechter geschoeide voet tegen het linkerbeen van [slachtoffer 1] . [slachtoffer 1] werd door collega’s (politieagenten) [politieagent 1] en [politieagent 2] vastgepakt teneinde hem weg te halen van [medeverdachte] . [verdachte] kwam vervolgens dichterbij en maakte een slaande beweging naar het hoofd van [slachtoffer 1] . [verdachte] raakt hierbij [slachtoffer 1] in het gelaat. [medeverdachte] kwam terug rennen naar [slachtoffer 1] en sloeg hem met kracht met gebalde vuist in het gelaat. [medeverdachte] werd door collega’s [politieagent 1] en [politieagent 2] afgeweerd toen hij nogmaals naar [slachtoffer 1] wil uithalen. [verdachte] liep vervolgens rechts voorbij collega [politieagent 2] en pakte [slachtoffer 1] met zijn linkerhand vast. Direct daarop sloeg hij met een gebalde rechterhand met kracht tegen het hoofd van [slachtoffer 1] . [medeverdachte] rende vervolgens weer naar [slachtoffer 1] en schopte hem met een geschoeide rechtervoet tegen de benen. [medeverdachte] schopte daarna met kracht met zijn geschoeide rechtervoet tegen de linkerknie van [slachtoffer 1] . [slachtoffer 1] werd door een collega in burger die toevallig aanwezig was vastgepakt en naar achteren getrokken. [slachtoffer 1] kwam hierdoor ten val en kwam op zijn rug op het trottoir terecht. [medeverdachte] werd door collega’s [politieagent 1] en [politieagent 2] naar de zijkant begeleid. [verdachte] schopte [slachtoffer 1] , die nog op de grond zat, tweemaal met kracht met zijn rechter geschoeide voet. [slachtoffer 1] ging een stukje verderop weer rechtop staan. [verdachte] pakte [slachtoffer 1] vervolgens vanaf de achterzijde bij zijn vest en sloeg met gebalde rechterhand met kracht tegen de linkerkaak van [slachtoffer 1] . [slachtoffer 1] verloor hierdoor het bewustzijn en viel op de grond. [slachtoffer 1] kwam hard met het hoofd op de grond terecht en bleef bewegingsloos liggen. [medeverdachte] schopte met geschoeide rechtervoet met kracht tegen het bovenlichaam van [slachtoffer 1] . [medeverdachte] kwam aan het hoofdeinde van [slachtoffer 1] ten val. Hij tilde zijn rechterarm omhoog en sloeg deze met kracht in het gezicht van [slachtoffer 1] .
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij zichzelf herkent op de camerabeelden als degene met het witte shirt.
Tussenconclusie:
De rechtbank acht op grond van voornoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte samen met een ander op 7 augustus 2016 [slachtoffer 1] meermalen met kracht heeft geslagen, geschopt, ten val gebracht en, toen deze [slachtoffer 1] op de grond lag, tegen het lichaam heeft geslagen en geschopt. Er is sprake van medeplegen, omdat [medeverdachte] en [verdachte] samen om beurten en steeds weer opnieuw de aanval hebben gezocht, met [slachtoffer 1] als enige tegenstander.
Vrijspraakoverweging ten aanzien van het primair tenlastegelegde:
De rechtbank is van oordeel dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is dat verdachte met zijn handelen bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat door zijn handelen zwaar lichamelijk letsel bij het slachtoffer zou kunnen ontstaan, zodat verdachte van de primair tenlastegelegde poging tot zware mishandeling moet worden vrijgesproken.
Bewijsoverweging ten aanzien van het subsidiair tenlastegelegde:
De rechtbank is van oordeel dat het handelen van verdachte wel kan worden gekwalificeerd als het openlijk in vereniging plegen van geweld tegen personen. Verdachte heeft immers met zijn handelen opzettelijk een voldoende wezenlijke bijdrage geleverd aan het openlijke in vereniging gepleegde geweld. De rechtbank acht dan ook bewezen dat verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan.

De bewezenverklaring

De rechtbank acht bewezen dat de verdachte

parketnummer 03/659248-16

feit 1, subsidiair:

op 8 juli 2016 in de gemeente Roermond [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend als bestuurder van een personenauto met verhoogde snelheid ingereden op een als zodanig herkenbaar politievoertuig bestuurd door voornoemde [slachtoffer 2] ;

parketnummer 03/659289-16, subsidiair:

op 7 augustus 2016 in de gemeente Venlo, openlijk, te weten op of aan de openbare weg, de Parade, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, genaamd [slachtoffer 1] , welk geweld bestond uit het meermalen
- met kracht slaan van die [slachtoffer 1] en
- ten val brengen van die [slachtoffer 1] en
- slaan en schoppen tegen het lichaam van die [slachtoffer 1] , terwijl die [slachtoffer 1] op de grond lag.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
parketnummer 03/659248-16, feit 1, subsidiair:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht
parketnummer 03/659289-16, subsidiair:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

De straf en/of de maatregel

De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van acht maanden met aftrek van voorarrest. Deze straf geldt ten aanzien van de feiten zoals ten laste gelegd onder parketnummer 03/659248-16 feit 1 subsidiair en parketnummer 03/659289-16 feit 1 primair. Ten aanzien van het ten laste gelegde onder parketnummer 03/659248-16, feit 2 heeft de officier van justitie gevorderd aan verdachte op te leggen een geldboete van zevenhonderdvijftig euro te vervangen door vijftien dagen hechtenis en een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van zes maanden.

Het standpunt van de verdediging

De verdediging heeft verzocht om verdachte te veroordelen tot een taakstraf voor de maximale duur van tweehonderdveertig uren met aftrek van voorarrest en daarnaast een forse voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. Ten aanzien van het ten laste gelegde onder parketnummer 03/659248-16, feit 2 heeft de verdediging aangegeven zich te kunnen vinden in een geldboete van zevenhonderdvijftig euro en verzocht om aan verdachte een geheel voorwaardelijke rijontzegging op te leggen.

Het oordeel van de rechtbank

Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Verdachte heeft zich samen met zijn medeverdachte schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging tegen het slachtoffer, [slachtoffer 1] . Uit de stukken in het dossier en het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat het slachtoffer door de geweldpleging buiten bewustzijn is geraakt, maar hij er geen ernstig blijvend letsel aan over heeft gehouden.
Hoewel de rechtbank na het zien van de beelden op de terechtzitting met de raadsman van mening is, dat het slachtoffer een bijdrage heeft geleverd in de aanloop naar alsook tijdens het handgemeen, doet dit niet af aan feit dat het handelen van verdachte als een ernstig strafbaar feit dient te worden aangemerkt. De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij, ondanks herhaaldelijke pogingen van de verschillende aanwezige politieambtenaren de ruzie te beëindigen, zich telkens opnieuw in de richting van het slachtoffer begaf en daar waar mogelijk het slachtoffer trachtte te raken door te schoppen en te slaan.
Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan bedreiging van verbalisant [slachtoffer 2] door opzettelijk en met zeer hoge snelheid met een auto op de politieauto, waarin de verbalisant zich bevond, in te rijden. Hiermee heeft verdachte verbalisant [slachtoffer 2] ernstige vrees aangejaagd. Ook dit is, evenals de openlijke geweldpleging jegens [slachtoffer 1] een ernstig strafbaar feit. Het is een feit van algemene bekendheid dat er bij slachtoffers van delicten als de onderhavige, lange tijd gevoelens van angst en onzekerheid (kunnen) blijven bestaan, waardoor zij in hun deelname aan het maatschappelijk verkeer ernstig kunnen worden belemmerd.
Ten aanzien van de persoon van verdachte heeft de rechtbank mede gelet op de inhoud van het hem betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 18 oktober 2016, waaruit blijkt dat hij eerder meermalen door de strafrechter is veroordeeld. Voorts heeft de rechtbank acht geslagen op het reclasseringsadvies van 4 november 2016.
Alles overwegende zal de rechtbank aan de verdachte opleggen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest, dat wil zeggen voor de duur van zesentwintig dagen, met aftrek overeenkomstig artikel 27 Sr en daarnaast een taakstraf voor de duur van honderdtachtig uren, te vervangen door negentig dagen hechtenis.
De rechtbank zal een lagere straf opleggen dan door de officier van justitie is geëist, onder meer omdat de rechtbank verdachte deels zal vrijspreken. Ook houdt de rechtbank rekening met het eigen aandeel van slachtoffer [slachtoffer 1] in het geheel.

De benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]

heeft een vordering benadeelde partij ingediend met betrekking tot de als gevolg van het hiervoor onder parketnummer 03/659248-16 feit 1 ten laste gelegde geleden schade. Hij vordert een bedrag van € 600,00 aan immateriële schade. Daarnaast heeft de benadeelde partij oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en de wettelijke rente gevorderd.

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering dient te worden gematigd tot een bedrag van € 300,00.

Het standpunt van de verdediging

De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet ontvankelijk in de vordering dient te worden verklaard, gelet op de verzochte vrijspraak.
De verdediging heeft subsidiair verzocht de vordering te matigen tot een bedrag van
€ 150,00.

Het oordeel van de rechtbank

Ten aanzien van het onder parketnummer 03/659248-16 feit 1 is het subsidiair ten laste gelegde bewezen verklaard. Het is een strafbaar feit en aan verdachte zal voor dat feit een straf worden opgelegd. Door dit feit is aan de benadeelde partij rechtstreeks schade toegebracht.
De rechtbank is van oordeel dat vergoeding van psychisch letsel alleen mogelijk is indien er sprake is van dusdanig letsel dat dit kan worden aangemerkt als een aantasting van de persoon. Het bestaan van een zodanig psychisch letsel is in dit geval onvoldoende onderbouwd. De rechtbank zal daarom de benadeelde partij niet ontvankelijk in de vordering verklaren.
De rechtbank zal over de vordering van de benadeelde partij, overeenkomstig het hiervoor overwogene, beslissen zoals hierna is vermeld, alsmede over de kosten die door de benadeelde partij zijn gemaakt, thans begroot op nihil.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]

heeft een vordering benadeelde partij ingediend voor de schade die hij heeft geleden als gevolg van het hiervoor onder parketnummer 03/659289-16 ten laste gelegde geleden. Hij vordert een bedrag van € 878,90 aan materiële schade en een bedrag van € 1.000,00 aan immateriële schade. Daarnaast heeft de benadeelde partij oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en de wettelijke rente gevorderd.
De materiële schade is opgebouwd uit de posten “eigen risico zorgverzekeraar” ad € 385,00, “telefoon” ad € 145,00, “horloge” ad € 209,00, “T-shirt” ad € 49,95 en “jeans” ad € 89,95.

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de materiële schade dient te worden toegewezen en dat de immateriële schade dient te worden gematigd tot een bedrag van € 500,00.

Het standpunt van de verdediging

De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de vordering niet eenvoudig is en dat om die reden de benadeelde partij niet ontvankelijk in de vordering moet worden verklaard. De benadeelde partij heeft in zijn aangifte niet gesproken over de materiële schade. Bovendien heeft hij ook een eigen aandeel in het gebeuren gehad. De verdediging heeft subsidiair gesteld dat de materiële schade niet voor vergoeding in aanmerking komt, omdat er geen causaal verband is tussen het feit en de schadeposten die betrekking hebben op de telefoon en het horloge en omdat met betrekking tot de kleding de nieuwprijs is gevorderd. Daarnaast heeft de verdediging gesteld dat de immateriële schade dient te worden gematigd tot een bedrag van € 500,00.

Het oordeel van de rechtbank

Het onder parketnummer 03/659289-16 subsidiair ten laste gelegde feit is bewezen verklaard. Het is een strafbaar feit en aan verdachte zal voor dat feit een straf worden opgelegd. Door dit feit is aan de benadeelde partij rechtstreeks schade toegebracht. De benadeelde partij is ontvankelijk in zijn vordering.
Materiële schade
De rechtbank is van oordeel dat de schadepost “eigen risico zorgverzekeraar” ad € 385,00 geheel voor toewijzing vatbaar is.
Ten aanzien van de overige materiële schadeposten is de rechtbank op grond van de stukken als door het slachtoffer in deze procedure zijn overgelegd, van oordeel dat niet kan worden vastgesteld dat deze schadeposten in rechtstreeks verband met het ten laste gelegde staan. De rechtbank zal om die reden bepalen dat de vordering van de benadeelde partij ten aanzien van deze schadeposten niet ontvankelijk is en dat de benadeelde dat deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Immateriële schade
Gelet op de aard van het bewezenverklaarde is het een ervaringsregel dat daardoor bij een slachtoffer immateriële schade van enige omvang wordt veroorzaakt. De rechtbank is in beginsel, evenals de officier van justitie en de verdediging, van oordeel dat een bedrag van
€ 500,00 een passend bedrag is. De rechtbank stelt echter bij de beoordeling van de toewijzing van het bedrag vast dat sprake is van een deel eigen schuld bij de benadeelde partij. Het intreden van de schade is zowel het gevolg van de handelingen van verdachte als van zekere gedragingen van de benadeelde. De rechtbank zal om die reden de gevorderde schade matigen en vaststellen op een bedrag van € 250,00, onder afwijzing van het overig gevorderde.
De rechtbank zal de hiervoor genoemde materiële en immateriële schade vaststellen op een totaalbedrag van € 635,00.
Verdachte is naar burgerlijk recht aansprakelijk voor deze schade. De rechtbank zal verdachte daarom veroordelen tot betaling van dat bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag, te rekenen vanaf 7 augustus 2016 tot de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal tevens aan verdachte de verplichting opleggen aan de staat een bedrag van € 635,00 te betalen bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de tijd van 12 dagen, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag te rekenen vanaf
7 augustus 2016 tot de dag der algehele voldoening, te betalen ten behoeve van
[slachtoffer 1] , zoals hierna in het dictum genoemd.
De rechtbank zal de vordering hoofdelijk toewijzen, nu verdachte de schade samen met zijn mededader heeft veroorzaakt.
De rechtbank zal over de vordering van de benadeelde partij, overeenkomstig het hiervoor overwogene, beslissen zoals hierna is vermeld, alsmede over de kosten die door de benadeelde partij zijn gemaakt, thans begroot op nihil.

De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 22c, 22d, 24c, 36f, 57, 141 en 285 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt de verdachte vrij van de onder parketnummer 03/659248-16 feit 1 primair en feit 2 en onder parketnummer 03/659289-16 primair ten laste gelegde feiten;
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte tot een
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
  • veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van
  • beveelt dat indien de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van
Benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregelen
- verklaart de benadeelde partij
[slachtoffer 2] niet-ontvankelijkin zijn vordering;
- veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak en de invordering van voormeld bedrag alsnog te maken, tot op heden begroot op nihil;
-
wijst toede vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 1], tot een bedrag van
635,00 euro;
  • veroordeelt verdachte om tegen bewijs van betaling ten behoeve van voornoemde benadeelde partij te betalen een bedrag van
  • bepaalt dat voor zover dit bedrag door zijn mededader is betaald, de verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen;
  • legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat te betalen een som geld ten bedrage van 635,00 euro, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag te rekenen vanaf 7 augustus 2016 tot de dag der algehele voldoening, subsidiair
  • bepaalt dat indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van 635,00 euro, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag te rekenen vanaf 7 augustus 2016 tot de dag der algehele voldoening ten behoeve van voornoemd slachtoffer daarmede de verplichting van verdachte om dit bedrag aan voornoemde benadeelde partij te betalen komt te vervallen en dat indien dit bedrag door verdachte aan voornoemde benadeelde partij is betaald, daarmee de verplichting tot betaling van dit bedrag aan de Staat ten behoeve van voornoemd slachtoffer komt te vervallen;
- bepaalt dat voor zover dit bedrag door zijn mededader is betaald, de verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de Staat te betalen;
  • veroordeelt verdachte tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak en de invordering van voormeld bedrag alsnog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • verklaart de benadeelde partij
-
wijst afde vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 1], ten aanzien van de
overige gevorderde immateriële schade.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.J.H. Hoofs, voorzitter, mr. S.V. Pelsser en
mr. R. Verkijk, rechters, in tegenwoordigheid van mr. F.A.E. van de Venne, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 24 november 2016.
Buiten staat
Mr. R. Verkijk is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
parketnummer 03/659248-16
feit 1:
hij op of omstreeks 8 juli 2016 in de gemeente Roermond ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 2] , agent Politie Eenheid Limburg, opzettelijk van het leven te beroven, als bestuurder van een (personen)auto met verhoogde snelheid heeft ingereden op een als zodanig herkenbaar politievoertuig, bestuurd door voornoemde [slachtoffer 2] , terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij op of omstreeks 08 juli 2016 in de gemeente Roermond [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend als bestuurder van een (personen)auto met verhoogde snelheid ingereden op een als zodanig herkenbaar politievoertuig bestuurd door voornoemde [slachtoffer 2] ;
feit 2:
hij op of omstreeks 8 juli 2016, in de gemeente Roermond,als bestuurder van een motorrijtuig (een (personen)auto, Volkswagen Golf)), daarmee rijdende op de wegen:
- Terbaansweg en/of
- Mozartstraat en/of
- Sint Wirosingel en/of
- Karel Doormanplein en/of
- Karel Doormanstraat en/of
- Bredeweg en/of
- Kasteel Hillenraedstraat en/of
- Kasteel Heysterumstraat en/of
- Donderbergweg en/of
- Marsstraat en/of
- Plutolaan en/of
- Venusstraat en/of
- Saturnusstraat en/of
- Mercuriusstraat,
met zodanige snelheid en/of zo onvoorzichtig en/of onoplettend en/of onoordeelkundig en/of verkeerslichten en/of gebods- en/of verbodsborden negerend en/althans op zodanige wijze heeft gereden en/althans zo onvoorzichtig en/of onoplettend en/of zo onoordeelkundig heeft geremd, door welke gedraging(en) van verdachte (telkens) gevaar op die weg(en) werd
veroorzaakt, althans (telkens) kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg(en) (telkens) werd gehinderd, althans (telkens) kon worden gehinderd;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
parketnummer 03/659289-16
hij, op of omstreeks 07 augustus 2016 in de gemeente Venlo, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededaders die [slachtoffer 1] meermalen althans eenmaal (met kracht) geslagen en/of gestompt en/of geschopt en/of die [slachtoffer 1] ten val gebracht en/of (vervolgens) toen deze [slachtoffer 1] op de grond lag tegen het hoofd, in elk geval het lichaam geslagen en/of geschopt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij, op of omstreeks 07 augustus 2016 in de gemeente Venlo, openlijk, te weten op of aan de openbare weg, de Parade, in elk geval op of aan een openbare weg, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, genaamd [slachtoffer 1] , welk geweld bestond uit het meermalen, althans eenmaal
- ( met kracht) slaan en/of stompen van die [slachtoffer 1] en/of
- ten val brengen van die [slachtoffer 1] en/of
- slaan en/of stompen en/of schoppen tegen het hoofd, althans het lichaam van die [slachtoffer 1] , terwijl die [slachtoffer 1] op de grond lag.

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Eenheid Limburg, Recherche Noord- en Midden-Limburg, proces-verbaalnummer PL2300-2016123925, gesloten d.d. 30 september 2016, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 78.
2.Proces-verbaal van aangifte d.d. 8 juli 2016, pagina’s 15 tot en met 17.
3.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 8 juli 2016, pagina’s 27 tot en met 30.
4.Proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 15 juli 2016, pagina’s 47 tot en met 51.
5.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Eenheid Limburg, VVC Venlo-Beesel, proces-verbaalnummer PL2300-2016144889, gesloten d.d. 13 september 2016, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 78.
6.Proces-verbaal van aangifte d.d. 7 augustus 2016, pagina’s 15 tot en met 17.
7.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 8 augustus 2016, pagina’s 10 tot en met 14.