ECLI:NL:RBLIM:2015:9638

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
29 september 2015
Publicatiedatum
18 november 2015
Zaaknummer
03/700190-15
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling minderjarige jongen voor poging tot doodslag en wapenbezit

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 29 september 2015 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een minderjarige jongen, geboren in 1999, die werd beschuldigd van poging tot doodslag en het voorhanden hebben van een wapen. De verdachte had op 16 april 2015 in Sittard-Geleen een ploertendoder, een wapen van categorie I, voorhanden gehad en had geprobeerd een steen vanaf een viaduct op een passerende auto te gooien, met de intentie om de bestuurder, het slachtoffer, van het leven te beroven. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, die kampt met forse persoonlijkheidsproblematiek en verminderd toerekeningsvatbaar is, niet eerder in aanraking was gekomen met politie of justitie. Gezien zijn achtergrond en de omstandigheden van de zaak, heeft de rechtbank besloten om een deels voorwaardelijke taakstraf op te leggen van 100 uren, waarvan 50 uren voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. Tijdens deze proeftijd moet de verdachte zich houden aan de voorschriften van de gecertificeerde instelling die toezicht houdt op zijn gedrag. De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de geestelijke toestand van de verdachte, die lijdt aan een autismespectrumstoornis en zwakbegaafd is, en heeft geoordeeld dat hij in verminderde mate toerekeningsvatbaar is. De uitspraak is gedaan in tegenwoordigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK Limburg

Zittingsplaats Roermond
Familie en jeugd
Parketnummer : 03/700190-15
Datum uitspraak : 29 september 2015
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Limburg, meervoudige kamer voor jeugdstrafzaken,
in de zaak van de minderjarige:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1999,
wonende te [adres verdachte] .
Raadsman is mr. C.H.J.M. van Heugten, advocaat te Sittard.

1.Het onderzoek van de zaak

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
29 september 2015.
De rechtbank heeft op 29 september 2015 gehoord: de officier van justitie en de verdachte, bijgestaan door zijn raadsman.
Tevens zijn toen gehoord de pleegouders van verdachte en een vertegenwoordiger van de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdreclassering en Jeugdbescherming (hierna te noemen: de GI).

2.De tenlastelegging

De verdachte staat terecht ter zake dat:
1.
hij op of omstreeks 16 april 2015 in de gemeente Sittard-Geleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] , opzettelijk van het leven te beroven, met dat opzet een steen (trottoirtegel) vanaf een viaduct/brug op de Rijksweg Zuid heeft gegooid, zulks terwijl die [slachtoffer] over die Rijksweg Zuid reed en/of de doorgang onder dat/die viaduct/brug (kort) was genaderd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen
misdrijf niet is voltooid.
Subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij op of omstreeks 16 april 2015 in de gemeente Sittard-Geleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] , zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet een steen (trottoirtegel) vanaf een viaduct/brug op de Rijksweg Zuid heeft gegooid, zulks terwijl die [slachtoffer] over die Rijksweg Zuid reed en/of de doorgang onder dat/die viaduct/brug (kort) was genaderd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen
misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op of omstreeks 16 april 2015 in de gemeente Sittard-Geleen, een wapen van categorie I, onder 3, te weten (een zaklamp in de vorm van) een ploertendoder, voorhanden heeft gehad.
Voor zover in de tenlastelegging kennelijke schrijffouten of misslagen voorkomen, zijn die in deze weergave van de tenlastelegging door de rechtbank verbeterd. De verdachte is door deze verbetering, zoals uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, niet in de verdediging geschaad.

3.De voorvragen

Bij het onderzoek ter terechtzitting:
  • is gebleken dat de dagvaarding aan alle wettelijke eisen voldoet en dus geldig is;
  • is gebleken dat de rechtbank krachtens de wettelijke bepalingen bevoegd is van het ten laste gelegde kennis te nemen;
  • zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. De officier van justitie kan dus in de vervolging worden ontvangen;
  • zijn geen gronden voor schorsing der vervolging gebleken.
4.
De beoordeling van het bewijs [1]
4.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het primair tenlastegelegd
feit 1 en feit 2 wettig en overtuigend kunnen worden bewezen.
4.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat verdachte van het tenlastegelegde feit 1 dient te worden vrijgesproken, nu verdachte - kort gezegd - geen opzet had op het doden of verwonden van het slachtoffer. De aangifte van het slachtoffer is erg summier en op punten ongeloofwaardig. Bovendien is de aangifte in strijd met de verklaring van verdachte, die aangeeft dat hij de tegel pas van het viaduct heeft gegooid op het moment dat de auto van het slachtoffer het viaduct had gepasseerd.
Ten aanzien van het tenlastegelegde feit 2 heeft de raadsman eveneens aangevoerd dat verdachte dient te worden vrijgesproken, omdat de zaklamp enkel onder bepaalde omstandigheden een wapen is. Verdachte had de zaklamp bij zich als hulpmiddel bij het stelen van een fiets. Hij droeg de lamp aldus niet bij zich als wapen. Subsidiair heeft de raadsman bepleit om verdachte schuldig te verklaren zonder oplegging van een straf of maatregel.
4.3.
Het oordeel van de rechtbank
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierna vermelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
Ten aanzien van feit 1 primair:
- de aangifte van [slachtoffer] van 16 april 2015; [2]
- de verklaring van verdachte, ter terechtzitting van 29 september 2015 afgelegd. [3]
De rechtbank is van oordeel dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot doodslag. Uit de aangifte van het slachtoffer blijkt dat het slachtoffer spreekt over een steen die vlak voor haar auto naar beneden werd gegooid. Het slachtoffer geeft een duidelijke beschrijving van deze steen en de beschrijving vertoont gelijkenissen met de later ter plekke aangetroffen trottoirtegel.
Gelet hierop kan het niet anders zijn dan dat het slachtoffer de trottoirtegel heeft zien vallen en dat verdachte deze tegel dus vóór (en niet achter) haar auto heeft gegooid. Verdachte heeft weliswaar aangegeven dat hij geen opzet had op het doden of verwonden van het slachtoffer en daarom heeft gewacht totdat de auto het viaduct had gepasseerd, maar klaarblijkelijk heeft hij dit onvoldoende gecontroleerd en de tegel toch al eerder van het viaduct gegooid. De rechtbank acht de verklaring van verdachte dat de tegel achter de auto terecht is gekomen ongeloofwaardig, aangezien het slachtoffer in dat geval mogelijk niet eens zou hebben gemerkt dat er een tegel van het viaduct was gegooid en zij in dit geval ook niet een duidelijke beschrijving van de tegel had kunnen geven.
Door het gooien van de tegel op het moment dat de auto van het slachtoffer het viaduct passeerde, heeft verdachte de aanmerkelijke kans op de dood van het slachtoffer aanvaard, zodat hij voor het primair tenlastegelegde feit zal worden veroordeeld.
Ten aanzien van feit 2:
- proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant] ; [4]
- de verklaring van verdachte tijdens het verhoor op 22 april 2015. [5]
4.4.
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
1.
op 16 april 2015 in de gemeente Sittard-Geleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] , opzettelijk van het leven te beroven, met dat opzet een steen (trottoirtegel) vanaf een viaduct op de Rijksweg Zuid heeft gegooid, zulks terwijl die [slachtoffer] over die Rijksweg Zuid reed en de doorgang onder dat viaduct (kort) was genaderd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
op 16 april 2015 in de gemeente Sittard-Geleen, een wapen van categorie I, onder 3, te weten (een zaklamp in de vorm van) een ploertendoder, voorhanden heeft gehad
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde en de kwalificatie

5.1.
De strafbaarheid
Het bewezenverklaarde is strafbaar.
5.2.
De kwalificatie
Het bewezenverklaarde levert op de navolgende strafbare misdrijven:
Ten aanzien van feit 1 primair:
poging tot doodslag.
Het misdrijf is strafbaar gesteld bij artikel 287 in verband met artikel 45 van het Wetboek van Strafrecht.
Ten aanzien van feit 2:
handelen in strijd met artikel 13 lid 1 van de Wet wapens en munitie.
Het misdrijf is strafbaar gesteld bij artikel 13 in verband met artikel 55 van de Wet wapens en munitie.

6.De strafbaarheid van verdachte

Door psycholoog drs. [naam deskundige] is omtrent de geestvermogens van verdachte op 27 juli 2015 een rapportage uitgebracht. De deskundige komt - voor zover hier van belang - tot de conclusie:
  • dat onderzochte is gediagnosticeerd met een autismespectrumstoornis en een aandachtstekortstoornis. Onderzochte is zwakbegaafd en heeft impulsproblemen. Hij is zeer kwetsbaar en weinig leerbaar. Onderzochte heeft hierdoor continue zorg en toezicht nodig;
  • dat onderzochte ten tijde van het plegen van de hem tenlastegelegde feiten lijdende was aan een zodanige gebrekkige ontwikkeling zijner geestvermogens, dat deze feiten
- indien bewezen - hem slechts in verminderde mate kunnen worden toegerekend.
De rechtbank verenigt zich, gelet op de daarvoor gegeven gronden, geheel met de in het rapport gegeven conclusie en maakt deze mitsdien tot de hare. De verdachte is aldus verminderd strafbaar.

7.De oplegging van straf

7.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte op te leggen een taakstraf voor de duur van 180 uren, waarvan 100 uren voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht. Gedurende de proeftijd dient de verdachte zich te gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die aan hem worden gegeven door de GI.
Voorts heeft de officier van justitie gevorderd het geschorste bevel voorlopige hechtenis op te heffen met ingang van de dag van de uitspraak.
7.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat de op te leggen taakstraf gezien de problematiek van verdachte overzienbaar moet zijn. Dat is de door de officier van justitie gevorderde taakstraf voor de duur van 180 uren niet. De raadsman heeft daarom bepleit een taakstraf op te leggen voor de duur van 50 uren.
7.3.
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Ten aanzien van de ernst van het bewezen verklaarde heeft de rechtbank mede gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag en het aanwezig hebben van een wapen. Ten aanzien van het aanwezig hebben van de ploertendoder overweegt de rechtbank allereerst dat verdachte zich weliswaar schuldig heeft gemaakt aan het bij zich dragen van een wapen, maar dat hij niet wist dat de zaklamp ook kon worden gebruikt als wapen. De rechtbank zal daarom voor dit feit geen (extra) straf opleggen.
Voorts heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag door een trottoirtegel van een viaduct in Sittard te gooien, waarbij hij bijna de auto van het slachtoffer [slachtoffer] heeft geraakt. Door de bewezen verklaarde poging tot doodslag wordt inbreuk gemaakt op de geestelijke en lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Het is een feit van algemene bekendheid is dat er bij slachtoffers van een delict als het bewezenverklaarde, lange tijd gevoelens van angst en onzekerheid kunnen blijven bestaan, waardoor zij in hun deelname aan het maatschappelijk verkeer worden belemmerd.
Ter terechtzitting heeft verdachte inzicht getoond in de onjuistheid van zijn handelwijze. De verdachte heeft veel spijt van zijn handelen. De rechtbank zal hier in het voordeel van de verdachte rekening mee houden.
Ten aanzien van de persoon van verdachte heeft de rechtbank rekening gehouden met de inhoud van het hem betreffende strafblad van 9 september 2015, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder door de kinderrechter is veroordeeld. Voorts houdt de rechtbank rekening met het feit dat verdachte verminderd toerekeningsvatbaar is. Verdachte heeft een autismespectrumstoornis en is zwakbegaafd. Hij is zeer afhankelijk van begeleiding en toezicht en kan op momenten dat deze begeleiding niet aanwezig is, impulsief handelen. Het is zeer waarschijnlijk dat de stoornis van verdachte zijn keuzes bepaalde ten tijde van de gepleegde delicten.
Gelet hierop en gelet op het feit dat verdachte niet eerder met justitie in aanraking is gekomen, acht de rechtbank een deels voorwaardelijke taakstraf passend en geboden. Met de GI acht de rechtbank het hierbij van belang dat de taakstraf voor verdachte - gelet op zijn stoornis - allereerst overzienbaar moet zijn. De rechtbank zal daarom een taakstraf opleggen voor de duur van 100 uren, waarvan 50 uren voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren en met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
Gedurende deze proeftijd dient verdachte zich te gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen van de GI.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 27, 45, 77h, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77gg en 287 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 13 en 55 van de Wet wapens en munitie, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het ten laste gelegde bewezen, zoals hierboven onder 4.4. is omschreven;
  • spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 5.2. is omschreven;
  • verklaart verdachte strafbaar;
Straffen
  • veroordeelt verdachte tot
  • beveelt dat indien verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht,
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast omdat verdachte voor het einde van
een proeftijd van twee jaar de algemene voorwaarden of de bijzondere voorwaarden heeft overtreden;
  • stelt als algemene voorwaarden dat de verdachte:
  • zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt en;
  • medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
  • stelt als bijzondere voorwaarden dat de verdachte:
  • zich tijdens de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, afdeling jeugdreclassering;
  • draagt deze gecertificeerde instelling op toezicht te houden op naleving van deze voorwaarden en veroordeelde daarbij te begeleiden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde taakstraf, naar rato van twee uur per dag;
- heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. drs. C.M.J. van den Acker, voorzitter, mr. J.C. Sluymer en mr. drs. E.J.M. Boogaard-Derix, kinderrechters, in tegenwoordigheid van mr. J.J.M. Verhey, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 29 september 2015.
Mr. drs. Boogaard-Derix is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen

Voetnoten

1.De vindplaatsvermeldingen, voorkomend in de hierna opgenomen bewijsmiddelen en de motivering van de bewezenverklaring, verwijzen naar de doorlopende paginanummering in de voor eensluidend afschrift gewaarmerkte kopie van het in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde verbalisanten van de politie Eenheid Limburg opgemaakt proces-verbaal, genummerd PL2015070067 en de als bijlagen daarbij gevoegde schriftelijke bescheiden, welke alle wettige bewijsmiddelen zijn als bedoeld in artikel 344, eerste lid jo artikel 339, eerste lid onder 5º van het Wetboek van Strafvordering.
2.Procesdossier pagina 70-71.
3.Proces-verbaal ter terechtzitting van 29 september 2015.
4.Procesdossier pagina 63.
5.Procesdossier pagina 53 en 54.