Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.[eiser 1],
[eiser 2],
1.De procedure
2.De verdere beoordeling
a) Belvi N.V.
8.027,50(2,5 punten × tarief € 3.211,00)
Rechtbank Limburg
In deze zaak, die voor de Rechtbank Limburg is behandeld, gaat het om een vordering van curatoren van verschillende failliete vennootschappen tegen een gedaagde, die wordt beschuldigd van onrechtmatige daden die hebben geleid tot benadeling van de schuldeisers. De curatoren, in hun hoedanigheid als vertegenwoordigers van de failliete vennootschappen, hebben de gedaagde aangeklaagd op basis van artikel 6:162 BW, dat onrechtmatige daad regelt, en artikel 2:248 lid 7 BW, dat betrekking heeft op feitelijk bestuurderschap. De rechtbank heeft in eerdere vonnissen overwogen dat de gedaagde niet kan worden aangemerkt als feitelijk bestuurder, maar dat hij mogelijk als derde aansprakelijk kan worden gehouden voor zijn betrokkenheid bij selectieve betalingen aan hemzelf en zijn broer, die de vennootschappen benadeelden. De rechtbank heeft de curatoren in de gelegenheid gesteld om hun vorderingen nader te onderbouwen, maar heeft uiteindelijk geoordeeld dat de curatoren onvoldoende bewijs hebben geleverd voor hun claims. De rechtbank heeft de vorderingen van de curatoren afgewezen en hen veroordeeld in de proceskosten van de gedaagde. Dit vonnis benadrukt de noodzaak voor curatoren om concrete feiten en omstandigheden te stellen die de onrechtmatigheid van het handelen van derden kunnen onderbouwen, vooral in het kader van faillissement en bestuurdersaansprakelijkheid.