ECLI:NL:RBLIM:2015:946

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
4 februari 2015
Publicatiedatum
5 februari 2015
Zaaknummer
03/659143-14
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Meervoudige strafzaak tegen verdachte wegens meerdere inbraken en diefstallen in Venray en omgeving

Op 4 februari 2015 heeft de Rechtbank Limburg in Roermond uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die wordt beschuldigd van meerdere inbraken en diefstallen in de gemeente Venray en omgeving. De verdachte, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. C.H. van Keulen, stond terecht voor zeven tenlastegelegde feiten, die zich voornamelijk in april 2014 hebben voorgedaan. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in vereniging met anderen heeft gehandeld en zich toegang heeft verschaft tot verschillende panden door middel van braak, verbreking en inklimming. De tenlastelegging omvatte onder andere diefstal van geld, elektronica en andere goederen, waarbij de verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaatsen des misdrijf hebben verschaft.

Tijdens de zittingen op 22 juli 2014 en 21 januari 2015 zijn de feiten besproken en is de verdachte gehoord. De rechtbank heeft de verklaringen van de verdachte en de getuigen in overweging genomen, evenals de aangiften van de benadeelden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan alle tenlastegelegde feiten, met uitzondering van enkele punten waar hij van is vrijgesproken. De rechtbank heeft de verdachte als verminderd toerekeningsvatbaar beoordeeld, rekening houdend met zijn psychologische toestand, en heeft een gevangenisstraf van 10 maanden opgelegd, waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar. De rechtbank heeft ook bijzondere voorwaarden opgelegd met betrekking tot reclasseringstoezicht.

Uitspraak

RECHTBANK Limburg

Zittingsplaats Roermond
Strafrecht
Parketnummer : 03/659143-14
Datum uitspraak : 4 februari 2015
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Limburg, meervoudige kamer voor strafzaken,
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortegegevens]
wonende aan de [adresgegevens]
Raadsvrouw is mr. C.H. van Keulen, advocaat te Amsterdam.

1.Het onderzoek van de zaak

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen
van 22 juli 2014 en 21 januari 2015.
De rechtbank heeft op 21 januari 2015 gehoord: de officier van justitie en de verdachte, bijgestaan door zijn raadsvrouw en de heer J.C. Punt, reclasseringsmedewerker als deskundige.

2.De tenlastelegging

De verdachte staat terecht ter zake dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 14 april 2014 tot en met 15 april 2014 in
de gemeente Venray tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans
alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een
kantoorpand, gelegen aan de [adres 1], heeft weggenomen ongeveer 15
EURO, in elk geval een hoeveelheid geld, geheel of ten dele toebehorende aan
[naam behandelcentrum], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte
en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de
toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te
nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van
braak, verbreking en/of inklimming;
2.
hij in of omstreeks de periode van 07 april 2014 tot en met 08 april 2014 in
de gemeente Venray tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans
alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een
kantoorpand, gelegen aan de [adres 1], heeft weggenomen (onder meer)
een geldkistje, inhoudende 555,25 EURO, in elk geval een hoeveelheid geld en
een bankpas (Rabobank), een IPhone 4S, een aantal kastsleutels, een aantal
huissleutels en een aantal fietssleutels, in elk geval enig goed, geheel of
ten dele toebehorende aan [naam behandelcentrum], in elk geval aan een ander of
anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of
zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben
verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik
heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
3.
hij in of omstreeks de periode van 11 april 2014 tot en met 12 april 2014 in
de gemeente Venray tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans
alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een
kantoorpand, gelegen aan de [adres 1], heeft weggenomen (onder meer)
een laptop (HP Probook), een GSM (Nokia 113), een geldkistje, inhoudende onder
meer 380 EURO, in elk geval een hoeveelheid geld en 9 enveloppen met sleutels,
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam behandelcentrum],
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de
plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen
goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak,
verbreking en/of inklimming;
4.
hij in of omstreeks de periode van 13 april 2014 tot en met 14 april 2014 te
Oostrum, in elk geval in de gemeente Venray, ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of
anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening
in/uit een voetbalkantine, gelegen aan de [adres 2], weg te nemen wat van
hun/zijn gading is, geheel of ten dele toebehorende aan [sportclub 1], in elk
geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) en
zich daarbij de toegang tot die voetbalkantine te verschaffen en/of die/dat
weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik te brengen door middel van
braak, verbreking en/of inklimming, met een of meer van zijn mededader(s),
althans alleen, met dat oogmerk een deur van die voetbalkantine heeft
ingetrapt, in elk geval heeft verbroken, terwijl de uitvoering van dat
voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
5.
hij op of omstreeks 14 april 2014 te Velden, in elk geval in de gemeente
Venlo, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met
het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een sportkantine, gelegen
aan de [adres 3], heeft weggenomen een tas, inhoudende een aantal cd's,
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan de gemeente Venlo
althans [sportclub 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s)
zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of
de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht
door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
6.
hij in of omstreeks de periode van 13 april 2014 tot en met 14 april 2014 in
de gemeente Venlo tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans
alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een
clubgebouw/sportcomplex, gelegen aan de [adres 4], heeft weggenomen
een beamer, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [sportclub 3]
en/althans [onderwijsinstelling], in elk geval aan een ander of anderen dan
aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn
mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben
verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik
heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
7.
hij in of omstreeks de periode van 13 april 2014 tot en met 14 april 2014 te
Arcen, in elk geval in de gemeente Venlo, tezamen en in vereniging met een
ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke
toe-eigening in/uit een kantine, gelegen aan de [adres 5], heeft
weggenomen (onder meer) een televisie (Samsung), een computer (moederkast),
een telefoon met lader, 19,85 EURO, in elk geval een hoeveelheid geld, twee
portofoons (Topcom) en een GSM (Samsung), in elk geval enig goed, geheel of
ten dele toebehorende aan [sportclub 4], in elk geval aan een ander of
anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of
zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben
verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik
heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
Voor zover in de tenlastelegging kennelijke schrijffouten of misslagen voorkomen, zijn die in deze weergave van de tenlastelegging door de rechtbank verbeterd. De verdachte is door deze verbetering, zoals uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, niet in de verdediging geschaad.

3.De voorvragen

Bij het onderzoek ter terechtzitting:
  • is gebleken dat de dagvaarding aan alle wettelijke eisen voldoet en dus geldig is;
  • is gebleken dat de rechtbank krachtens de wettelijke bepalingen bevoegd is van het ten laste gelegde kennis te nemen;
  • zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. De officier van justitie kan dus in de vervolging worden ontvangen;
  • zijn geen gronden voor schorsing der vervolging gebleken.
4.
De beoordeling van het bewijs [1]
4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat het onder 1 tot en met 7 ten laste gelegde zal worden bewezen verklaard.
4.2
Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van de feiten 1 tot en met 5 heeft de raadsvrouw van verdachte te kennen gegeven zich te refereren aan het oordeel van de rechtbank. Met betrekking tot feit 6 heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat dit feit niet wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard, omdat geen sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking. Verdachte heeft immers meteen te kennen gegeven dat hij aan deze inbraak geen deel wilde nemen en hij heeft ook geen uitvoeringshandelingen verricht om de inbraak mogelijk te maken. Hetzelfde geldt volgens de raadsvrouw voor feit 7, nu verdachte ten aanzien van dit feit enkel de televisie heeft aangenomen en in de auto heeft gezet. Wellicht is met betrekking tot dit feit sprake van medeplichtigheid, maar er is volgens de raadsvrouw geen sprake van medeplegen. De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van feit 6 en feit 7.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierna vermelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd. Elk bewijsmiddel wordt - ook in zijn onderdelen - slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezen verklaarde feit, of die bewezen verklaarde feiten, waarop het, blijkens zijn inhoud, betrekking heeft.
Daar de verdachte de feiten 1, 2, 3, 4 en 5 ter terechtzitting heeft bekend en zijn raadsvrouw ten aanzien van deze feiten geen vrijspraak heeft bepleit, volstaat de rechtbank ten aanzien van deze feiten met een opgave van de bewijsmiddelen.
Ten aanzien van feit 1
De rechtbank acht feit 1 bewezen gelet op:
- de aangifte van [aangever 1], namens [naam behandelcentrum] [2] ;
- de bekennende verklaring van de verdachte bij de politie [3] en ter terechtzitting van 21 januari 2015.
Ten aanzien van feit 2
De rechtbank acht feit 2 bewezen gelet op:
- de aangifte van [aangever 2], namens [naam behandelcentrum] en de daarbij gevoegde bijlage goederen [4] ;
- de bekennende verklaring van de verdachte bij de politie [5] en ter terechtzitting van 21 januari 2015.
Ten aanzien van feit 3
De rechtbank acht feit 3 bewezen gelet op:
- de aangifte van [aangever 2], namens [naam behandelcentrum] en de daarbij gevoegde bijlage goederen [6] ;
- de bekennende verklaring van de verdachte bij de politie [7] en ter terechtzitting van 21 januari 2015.
Ten aanzien van feit 4
De rechtbank acht feit 4 bewezen gelet op:
- de aangifte van [aangever 3], namens [sportclub 1] [8] ;
- de bekennende verklaring van de verdachte bij de politie [9] en ter terechtzitting van 21 januari 2015.
Ten aanzien van feit 5
De rechtbank acht feit 5 bewezen gelet op:
- de aangifte van [aangever 4], namens de Gemeente Venlo [10] ;
- het relaas van verbalisant [verbalisant], betreffende de weergave van het telefonisch contact met J.M.A. Jacobs over de vermiste goederen [11] ;
- de bekennende verklaring van de verdachte bij de politie [12] en ter terechtzitting van 21 januari 2015.
Ten aanzien van feit 6
Aangever [aangever 5] verklaart [13] namens de [sportclub 3] – zakelijk weergegeven – als volgt:
“Op maandag 14 april 2014, omstreeks 04.23 uur, kreeg ik een telefoontje van een medewerker van de alarmcentrale. Deze zei tegen mij dat het inbraakalarm van [sportclub 3] afging. Het alarm zou in meerdere zones afgaan. Onder andere de kantine
en de kleedkamers. Hierop ben ik direct in mijn auto gestapt en naar de club gereden. Ter plaatse zag ik dat de toegangsdeur van de kantine geopend was. Ik zag dat de ruit van de toegangsdeur ingeslagen was.”
Verbalisant [verbalisant] relateert [14] - zakelijk weergegeven – het volgende:
“Hoewel aangever [aangever 5] in zijn aangifte had verklaard dat er geen goederen waren ontvreemd, sprak ik op donderdag 17 april 2014 omstreeks 12.30 uur met hem. Daarbij deelde ik hem onder meer mede dat bij de politie in Venray informatie aanwezig was, dat er kennelijk toch goederen waren ontvreemd. Aangever [aangever 5] deelde mij daarop mede dat hij niet zou weten welke goederen dit betreft. Op mijn vraag of hij, althans zijn bedrijf, over een beamer beschikt, antwoordde hij dat dat inderdaad het geval was, met dien verstande dat deze eigendom is van [onderwijsinstelling] dat gebruik maakt van de faciliteiten van zijn bedrijf. Spontaan verklaarde hij dat deze beamer in een kastje had gestaan, doch dat hij ervan uit was gegaan dat deze door medewerkers van [onderwijsinstelling] weer was meegenomen. Deze beamer was geborgen geweest in een “zwarte beamertas met een gele sticker”. Op deze tas was het merk van deze beamer vermeld. Op mijn vraag wat hij bedoelde met “beamertas” antwoordde hij dat deze tas te vergelijken was met een laptoptas.”
Verdachte verklaart bij de politie [15] - zakelijk weergegeven – als volgt:
“Toch zijn we toen naar de Boekend gereden, naar de sportkantine daar. Ik heb daar geplast en [betrokkene 1] is alleen daar naar binnen gegaan. [betrokkene 1] kwam daar naar buiten met een laptoptas. We zijn in de auto gegaan en [betrokkene 2] is gaan rijden. In de auto hebben we gekeken wat er in de laptoptas zat. Hier zat een beamer in. [betrokkene 2] en ik hebben [betrokkene 1] en [betrokkene 3] toen bij [betrokkene 3] thuis afgezet. Zij hebben die tas met die beamer meegenomen. Ik ben toen met [betrokkene 2] samen naar mij toe gegaan.”
Ten aanzien van feit 7
Aangever [aangever 6] verklaart [16] namens [bedrijf] – zakelijk weergegeven – als volgt:
“Ik doe aangifte van diefstal uit de kantine van [sportclub 4] te Arcen. Vanmorgen, 14 april 2014, omstreeks 7.40 uur werd ik gebeld met de mededeling dat er ingebroken was. Er zijn diverse goederen weggenomen. De daders hebben zich de toegang verschaft via de toegangsdeur. Van deze deur is een raam vernield.”
Bij de aangifte is een lijst van weggenomen goederen gevoegd, inhoudende:
  • tv Samsung
  • moederkast computer
  • telefoon met lader
  • 19,85 euro kleingeld.
Verbalisant [verbalisant] relateert [17] – zakelijk weergegeven – het volgende:
“Aangever [aangever 6] deelde mij eveneens mede dat tijdens deze inbraak tevens twee zwart-gele portofoontjes waren ontvreemd, alsmede een “oude mobiele telefoon” van het merk Samsung.”
Verdachte verklaart bij de politie [18] - zakelijk weergegeven – als volgt:
“[betrokkene 2] en ik zijn toen verder gegaan. Ik dacht dat ik bij [betrokkene 2] zou blijven slapen maar hij reed naar Arcen. Hij zei dat hij naar binnen ging en daar een tv en portofoons ging halen. Hij heeft de tv gepakt en aan mij gegeven. Ik zette de tv in de auto. Toen kwam hij met de portofoons aan. Ik vroeg nog aan hem wat hij daar mee moest. Ook kwam hij met een witte computerkast. Die witte die bij mij thuis stond. Wij maakten de afspraak dat ik de tv zou houden en [betrokkene 2] zou de laptop houden.”
Overwegingen
Gelet op de bovenstaande bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte alle 7 tenlastegelegde feiten heeft begaan.
Ten aanzien van feit 6 is het verweer gevoerd dat geen sprake is geweest van medeplegen omdat verdachte bij deze inbraak te kennen had gegeven hier niet aan te willen deelnemen en omdat hij geen uitvoeringshandelingen heeft verricht. De rechtbank verwerpt dit verweer. Verdachte en zijn mededaders hebben in de nacht van 13 april 2014 op 14 april 2014 een rooftocht gemaakt die tot doel had door inbraken geld en goederen te verkrijgen. Verdachte heeft bij het plegen van die eerder die nacht gepleegde inbraken actief deelgenomen. Weliswaar is verdachte ten tijde van feit 6 niet met zijn mededader mee naar binnen gegaan, echter hij had wetenschap van de inbraak en heeft volgens zijn verklaring in de auto wel gekeken wat in de weggenomen laptoptas zat. De verdachte heeft zich ook niet gedistantieerd van het feit, terwijl hij daar wel de mogelijkheid toe had. Hij heeft vervolgens twee van zijn mededaders thuis afgezet en daarna heeft feit 7 nog plaatsgevonden. Gelet op deze omstandigheden is er naar het oordeel van de rechtbank die bewuste nacht voortdurend sprake geweest van een bewuste en nauwe samenwerking tussen verdachte en zijn mededaders, ook op momenten dat de rol van verdachte minder actief is geweest, zoals bij het plegen van feit 6.
Verder is namens verdachte ten aanzien van feit 7 het verweer gevoerd dat geen sprake is geweest van medeplegen, maar veeleer van medeplichtigheid. De rechtbank verwerpt ook dit verweer. Zoals hiervoor reeds overwogen, blijkt uit de verklaring van verdachte bij de politie dat hij en zijn mededader(s) die nacht samen op rooftocht waren. Voorts heeft verdachte verklaard dat hij de tv heeft aangepakt nadat de medeverdachte deze uit de kantine had weggehaald en dat hij de tv in de auto heeft gezet. Ook hebben verdachte en zijn mededader een afspraak gemaakt over de verdeling van de buit. Zo zou zijn mededader de laptop houden en verdachte de tv. De rechtbank leidt hieruit af dat er sprake was van een bewuste en nauwe samenwerking die gericht was op het wegnemen van goederen.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
1.
in de periode van 14 april 2014 tot en met 15 april 2014 in
de gemeente Venray tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een kantoorpand, gelegen aan de [adres 1], heeft weggenomen ongeveer 15 EURO, toebehorende aan [naam behandelcentrum],
waarbij verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft en het weg te nemen goed onder hun bereik hebben gebracht door middel van
braak;
2.
in de periode van 07 april 2014 tot en met 08 april 2014 in
de gemeente Venray tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een kantoorpand, gelegen aan de [adres 1], heeft weggenomen een geldkistje, inhoudende 555,25 EURO, en een bankpas (Rabobank), een IPhone 4S, een aantal kastsleutels, een aantal huissleutels en een aantal fietssleutels, toebehorende aan [naam behandelcentrum], waarbij verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft en de weg te nemen goederen onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak;
3.
in de periode van 11 april 2014 tot en met 12 april 2014 in de gemeente Venray tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een kantoorpand, gelegen aan de [adres 1], heeft weggenomen een laptop (HP Probook), een GSM (Nokia 113), een geldkistje, inhoudende een hoeveelheid geld en 9 enveloppen met sleutels, toebehorende aan [naam behandelcentrum], waarbij verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft en de weg te nemen goederen onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak;
4.
in de periode van 13 april 2014 tot en met 14 april 2014 te Oostrum, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een voetbalkantine, gelegen aan de [adres 2], weg te nemen wat van hun gading is, toebehorende aan een ander of anderen dan aan verdachte of zijn mededaders en zich daarbij de toegang tot die voetbalkantine te verschaffen en die weg te nemen goederen onder hun bereik te brengen door middel van braak, met dat oogmerk een deur van die voetbalkantine heeft ingetrapt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
5.
op 14 april 2014 te Velden, tezamen en in vereniging met anderen, met
het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een sportkantine, gelegen
aan de [adres 3], heeft weggenomen een tas, inhoudende een aantal cd's,
toebehorende aan een ander of anderen dan aan verdachte of zijn mededaders, waarbij verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft en
de weg te nemen goederen onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak;
6.
in de periode van 13 april 2014 tot en met 14 april 2014 in de gemeente Venlo tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een clubgebouw/sportcomplex, gelegen aan de [adres 4], heeft weggenomen
een beamer, toebehorende aan een ander dan aan verdachte of zijn mededaders, waarbij verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft en het weg te nemen goed onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak;
7.
in de periode van 13 april 2014 tot en met 14 april 2014 te Arcen, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een kantine, gelegen aan de [adres 5], heeft weggenomen een televisie (Samsung), een computer (moederkast), een telefoon met lader, 19,85 EURO, twee portofoons (Topcom) en een GSM (Samsung), toebehorende aan [sportclub 4], waarbij verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft en de weg te nemen goederen onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde en de kwalificatie

5.1
De strafbaarheid
Het bewezenverklaarde is strafbaar.
5.2
De kwalificatie
Het bewezenverklaarde levert op de navolgende strafbare misdrijven:
Ten aanzien van feit 1, feit 2, feit 3, feit 5, feit 6 en feit 7:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de
toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen
goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak
Ten aanzien van feit 4:
poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige
zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te
nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak
De misdrijven zijn strafbaar gesteld bij de artikelen 45, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

6.De strafbaarheid van verdachte

Door de psycholoog H.E.W. Koornstra is omtrent de geestvermogens van verdachte op
30 oktober 2014 een rapportage uitgebracht. De deskundige geeft aan dat er bij verdachte sprake is van zwakbegaafdheid, een autistiforme stoornis en een genetische afwijking, te weten het 47XYY syndroom waarbij dit kenmerkend is. Verdachte loopt vanwege zijn stoornis in zijn ontwikkeling ver achter bij zijn leeftijdgenoten; feitelijk is op sociaal-emotioneel niveau sprake van een niveau vergelijkbaar met dat van een 8-jarige en op cognitief niveau komt hij niet boven het niveau van een 10-jarige uit. Hij heeft een duidelijk beeld van hoe zijn leven eruit hoort te zien maar het ontbreekt hem te enen male aan het inzicht dat dit voor hem niet bereikbaar is. Verdachte is niet leerbaar zodat een pedagogische aanpak niet zinvol is in de zin waar dit gericht zou zijn op ontwikkelingsstimulatie; wel geldt dat een autoritatieve pedagogische stijl levenslang voor verdachte aangewezen is. Verdachte zal altijd afhankelijk zijn van extern aangebrachte structuur om zijn gedrag en emoties te kunnen reguleren ten gevolge van zijn ernstige beperkingen. Zolang niet aan de optimale randvoorwaarden in deze is voldaan, is het feitelijk van het toeval afhankelijk dat hij niet in de problemen komt door zich te voegen naar emotioneel en intellectueel sterkeren.
De deskundige komt tot de conclusie dat zowel het syndroom als de stoornissen van permanente aard zijn en derhalve bepalend waren voor het gedrag van verdachte ten tijde van de hem ten laste gelegde feiten. Het advies van de deskundige is om het ten laste gelegde in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen.
De rechtbank neemt de conclusie van de deskundige over en maakt deze tot de hare. Op grond daarvan is de rechtbank van oordeel dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde nu overigens geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die verdachtes strafbaarheid opheffen.

7.De oplegging van straf en/of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht, gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden met aftrek als bedoeld in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar en als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van verdachte heeft aangevoerd dat de feiten waarvan verdachte wordt verdacht allemaal binnen een week tijd hebben plaatsgevonden. Zij wijst erop dat de laatste veroordeling van verdachte alweer van 6 jaar geleden dateert. Verder heeft hij vrijwel vanaf het begin openheid van zaken gegeven en heeft hij zijn medewerking verleend aan het opstellen van een pro justitia rapportage. Uit deze rapportage komt naar voren dat de tenlastegelegde feiten slechts in verminderde mate aan verdachte kunnen worden toegerekend. De raadsvrouw verzoekt aan verdachte een gevangenisstraf op te leggen voor de duur van het voorarrest, gecombineerd met een nader door de rechtbank te bepalen voorwaardelijk deel met als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht, nu verdachte zelf graag ziet dat het reclasseringstoezicht wordt voorgezet.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich in een periode van één week tijd schuldig gemaakt aan zes inbraken en één poging daartoe. Vier van deze inbraken hebben plaatsgevonden in de nacht van 13 april 2014 op 14 april 2014. Verdachte en zijn mededaders hebben die nacht een rooftocht gemaakt. Aan het plegen van inbraken tilt de rechtbank zwaar, omdat inbraken de nodige materiële schade veroorzaken, bij in dit geval ten aanzien van de feiten 4 tot en met 7 toch al minder vermogende sportclubs. Daar komt bij dat deze inbraken allemaal zijn gepleegd in de nachtelijke uren. Verdachte en zijn mededaders hebben dit gedaan puur uit geldelijk gewin en hebben zich daarbij aan de overlast en schade die zij veroorzaakten in het geheel niets gelegen laten liggen. Verder heeft de rechtbank in het nadeel van verdachte rekening gehouden met het gegeven dat bij alle inbraken sprake is geweest van medeplegen en dat verdachte een actieve bijdrage heeft geleverd aan de inbraken.
In het voordeel van verdachte heeft de rechtbank rekening gehouden met het feit dat verdachte blijkens zijn Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 30 december 2014, vanaf 2009 niet meer is veroordeeld voor strafbare feiten. De rechtbank houdt eveneens rekening met de omstandigheid dat verdachte openheid van zaken heeft gegeven. Bij de strafoplegging is tevens rekening gehouden met het advies van de deskundige H.E.W. Koornstra, hiervoor onder 6 besproken, om verdachte verminderd toerekeningsvatbaar te achten. Voorts houdt de rechtbank rekening met hetgeen de deskundige J.C. Punt, reclasseringswerker, ter terechtzitting van 21 januari 2015 naar voren heeft gebracht over verdachte. De deskundige Punt heeft zich ter terechtzitting op het standpunt gesteld dat verdachte zich tot nu toe begeleidbaar heeft opgesteld en actief meewerkt aan begeleiding. Duidelijk is dat verdachte behandeling en begeleiding nodig heeft en dit in de toekomst ook nodig zal blijven hebben. Het is volgens Punt voor verdachte van groot belang dat hij een zinnige dagbesteding gaat krijgen en dat voor verdachte een passende woonvorm wordt gezocht met passende begeleiding. Derhalve heeft hij verzocht om, indien aan de orde, als bijzondere voorwaarde het reclasseringstoezicht zo algemeen te formuleren dat de reclassering de vrijheid heeft hier naar op zoek te gaan. Dit gelet op de voorgeschiedenis van verdachte en omdat de proeftijd voor hem een periode van oefenen en proberen zal gaan worden.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat de door de officier van justitie gevorderde strafmodaliteit, te weten een deels voorwaardelijke gevangenisstraf passend is en een bijdrage kan leveren aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten. De rechtbank zal bij het bepalen van de duur in belangrijke mate rekening houden met de verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte. De rechtbank zal opleggen, overeenkomstig de eis van de officier van justitie, een gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden met aftrek ex artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar.
Conform het gegeven advies van de deskundige Punt ter terechtzitting, zal de rechtbank verdachte in het kader van het voorwaardelijke deel van de gevangenisstraf als bijzondere voorwaarde het algemene reclasseringstoezicht opleggen, zodat de reclassering de vrijheid heeft om op zoek te gaan naar een passende woonvorm met passende begeleiding en een zinnige dagbesteding voor verdachte.

8.Het beslag

Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat onder meer inbeslaggenomen zijn:
2
STK Schoeisel
NIKE AIR
met goednummer 445450
Nu met betrekking tot deze voorwerpen niet (meer) wordt voldaan aan de voorwaarden van artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering, dienen deze voorwerpen te worden teruggegeven aan degenen aan wie deze toebehoren, zoals hierna in het dictum genoemd.

9.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 27, 45, 57, 310, 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

10.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het ten laste gelegde bewezen, zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 5.2 is omschreven;
  • verklaart verdachte strafbaar;
Straffen
  • veroordeelt verdachte tot
  • bepaalt dat de tijd die verdachte door de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf;
  • bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast omdat verdachte voor het einde van
  • stelt als algemene voorwaarden dat de verdachte
  • zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
  • stelt als bijzondere voorwaarde dat de verdachte
  • zich tijdens de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens de Reclassering;
  • draagt deze reclasseringsinstelling op om aan verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarde;
Beslag
- gelast de teruggave van het inbeslaggenomen goed aan verdachte, te weten een paar schoenen Nike Air, met goednummer 445450.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.P.A. Bisscheroux, voorzitter, mr. J.H.M. Engels en
mr. P. van Blaricum, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.M.A. Akkers, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 4 februari 2015.

Voetnoten

1.De vindplaatsvermeldingen, voorkomend in de hierna opgenomen bewijsmiddelen en de motivering van de bewezenverklaring, verwijzen naar de doorlopende paginanummering in de voor eensluidend afschrift gewaarmerkte kopie van het in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde verbalisanten van de politie eenheid Limburg, district Venray, basiseenheid Venray opgemaakte proces-verbaal, genummerd PL2300-2014041654 z d.d. 21 mei 2014 en de als bijlagen daarbij gevoegde schriftelijke bescheiden, welke alle wettige bewijsmiddelen zijn als bedoeld in artikel 344, eerste lid jo artikel 339, eerste lid onder 5º van het Wetboek van Strafvordering.
2.Proces-verbaal van aangifte d.d. 15 april 2014, pagina 24-25.
3.Proces-verbaal verhoor verdachte d.d. 16 april 2014, 123-132.
4.Proces-verbaal van aangifte d.d. 8 april 2014, pagina 30-34.
5.Proces-verbaal verhoor verdachte d.d. 16 april 2014, 123-132.
6.Proces-verbaal van aangifte d.d. 15 april 2014, pagina 45-48.
7.Proces-verbaal verhoor verdachte d.d. 16 april 2014, 123-132.
8.Proces-verbaal van aangifte d.d. 14 april 2014, pagina 57-58.
9.Proces-verbaal verhoor verdachte d.d. 16 april 2014, 123-132.
10.Proces-verbaal van aangifte d.d. 14 april 2014, pagina 59-61.
11.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 17 april 2014, pagina 62-63.
12.Proces-verbaal verhoor verdachte d.d. 16 april 2014, 123-132.
13.Proces-verbaal van aangifte d.d. 14 april 2014, pagina 64-65.
14.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 17 april 2014, pagina 69-70.
15.Proces-verbaal verhoor verdachte d.d. 16 april 2014, 123-132.
16.Proces-verbaal van aangifte d.d. 14 april 2014, pagina 88-90.
17.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 30 april 2014, pagina 91-92.
18.Proces-verbaal verhoor verdachte d.d. 29 april 2014, 137-141.