In deze zaak heeft de kinderrechter op 23 oktober 2015 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige]. De Gecertificeerde Instelling (GI) had verzocht om de ondertoezichtstelling van [minderjarige] te verlengen voor een jaar en de uithuisplaatsing bij de pleegouders, de grootouders vaderszijde, te verlengen. De kinderrechter oordeelde dat de GI onvoldoende had onderbouwd dat er geen perspectief meer was op thuisplaatsing van [minderjarige]. De kinderrechter merkte op dat de ouders niet in staat waren om de samenwerking met de grootouders te verbeteren en dat er geen uitbreiding van het bezoekcontact had plaatsgevonden. De kinderrechter concludeerde dat er een ernstige ontwikkelingsbedreiging voor [minderjarige] bestond, maar dat er ook geen recente problemen in de thuissituatie bij de ouders waren geconstateerd. De kinderrechter besloot de ondertoezichtstelling te verlengen tot 25 oktober 2016 en de machtiging tot uithuisplaatsing tot 25 april 2016, met de opdracht aan de GI om een duidelijk stappenplan op te stellen voor een geleidelijke thuisplaatsing van [minderjarige].