In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 9 november 2015 uitspraak gedaan in een kort geding tussen de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid BEHEERMAATSCHAPPIJ [naam] B.V. (eiseres) en [gedaagde], die in persoon procedeerde. Eiseres vorderde ontruiming van een huurwoning vanwege een betalingsachterstand van drie maanden. De huurovereenkomst was ingegaan op 1 augustus 2015, maar [gedaagde] had de huur niet tijdig voldaan. Eiseres had [gedaagde] op 7 september 2015 gesommeerd de woning te ontruimen, maar dit was niet gebeurd. De kantonrechter oordeelde dat de betalingsachterstand en de niet-nakoming van de onderhoudsplicht door [gedaagde] voldoende grond vormden voor de vordering tot ontruiming. De rechter overwoog dat in een kort geding de vordering tot ontruiming slechts kan worden toegewezen als aannemelijk is dat de bodemrechter de vordering ook zal toewijzen. Aangezien [gedaagde] erkende dat hij de huur niet had betaald, was het aannemelijk dat de bodemrechter de ontbinding van de huurovereenkomst zou rechtvaardigen. Eiseres had bovendien een spoedeisend belang bij de ontruiming, omdat zij de woning snel aan een betalende huurder wilde verhuren. De vordering tot ontruiming werd toegewezen, met een termijn van veertien dagen voor [gedaagde] om de woning te verlaten. Daarnaast werd [gedaagde] veroordeeld tot betaling van de achterstallige huur en de proceskosten. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad.