ECLI:NL:RBLIM:2015:9267

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
3 november 2015
Publicatiedatum
3 november 2015
Zaaknummer
C/03/211488 / KG ZA 15-493
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot nakoming van koopovereenkomst en betaling van contractuele boete in kort geding

In deze zaak heeft eiser [A] een woning gekocht van gedaagde [B], maar [B] is ondanks een sommatie niet overgegaan tot levering van de woning. De koopovereenkomst, gesloten op 29 juli 2015, stipuleerde dat de levering op 10 september 2015 zou plaatsvinden. [A] heeft [B] op 10 september 2015 gesommeerd om zijn verplichtingen na te komen, maar [B] heeft hier geen gehoor aan gegeven. [A] vordert in kort geding dat [B] wordt veroordeeld om de woning binnen vijf dagen na betekening van het vonnis te leveren, alsook om de woning te ontruimen en de contractuele boete van € 594 per dag te betalen vanaf 18 september 2015.

De voorzieningenrechter oordeelt dat [B] in verzuim is, omdat hij niet heeft voldaan aan zijn verplichtingen uit de koopovereenkomst. Het verweer van [B] dat hij nog geen vervangende woonruimte heeft gevonden, wordt verworpen, aangezien dit geen voorbehoud in de overeenkomst is. De vordering van [A] tot nakoming van de overeenkomst en betaling van de boete wordt toegewezen. De voorzieningenrechter legt een dwangsom op voor het geval [B] niet aan de veroordelingen voldoet. Tevens wordt [B] veroordeeld in de proceskosten van [A].

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Roermond
zaaknummer / rolnummer: C/03/211488 / KG ZA 15-493
Vonnis in kort geding van 3 november 2015
in de zaak van

1.[A] ,

wonende te [woonplaats A] ,
2.
[X],
wonende te [woonplaats X] ,
eisers,
advocaat mr. J.E.A.J.C. van de Laak,
tegen

1.[B] ,

wonende te [woonplaats B] ,
2.
[Y],
wonende te [woonplaats Y] ,
gedaagden,
advocaat mr. A. Verbroekken.
Partijen zullen hierna [A] en [B] (beiden mannelijk enkelvoud) genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de mondelinge behandeling
  • de pleitnota van [A]
  • de pleitnota van [B] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Op 29 juli 2015 heeft [B] aan [A] verkocht een woning met ondergrond, erf en tuin, gelegen te [plaats verkochte woning] , aan de [adres verkochte woning] , kadastraal bekend gemeente [gemeente] , sectie [C] nummer [nummer] . De koopsom bedraagt € 198.000,= kosten koper.
2.2.
In artikel 9 van de koopovereenkomst is bepaald dat de levering van het verkochte zal plaatsvinden op 9 september 2015. Partijen zijn nadien overeengekomen dat de notariële akte van levering door de notaris zal worden verleden op 10 september 2015.
2.3.
Van de overeenkomst maakt onderdeel uit de “Algemene Bepalingen koopovereenkomst woning”. In artikel VI lid 2 is het navolgende bepaald:
“2. Indien één van de partijen, na schriftelijk in gebreke gesteld te zijn, gedurende acht dagen tekortschiet in de nakoming van één of meer van haar verplichtingen - daaronder begrepen het niet tijdig betalen van de waarborgsom of het niet tijdig doen stellen van een correcte bankgarantie - is deze partij in verzuim en heeft de wederpartij de al dan niet subsidiaire keuze tussen:
a. uitvoering van deze koopovereenkomst te verlangen, in welk geval de partij die in verzuim is na afloop van voormelde termijn van acht dagen voor elke sedertdien ingegane dag tot aan de dag van nakoming een onmiddellijk opeisbare boete verschuldigd is van drie pro mille van de koopprijs; of
b. deze koopovereenkomst door een schriftelijke verklaring voor ontbonden te verklaren en betaling van een onmiddellijk opeisbare boete te vorderen van tien procent (10%) van de koopprijs.
- alles onverminderd het recht van een wederpartij die meer schade lijdt, op aanvullende schadevergoeding (naast de boete).”
2.4.
Op 8 september 2015 heeft de makelaar van [B] aan [A] medegedeeld dat [B] niet aan de levering op 10 september 2015 zou meewerken, omdat hij nog geen vervangende woonruimte had gevonden.
2.5.
Op 10 september 2015 heeft [A] [B] gesommeerd om binnen acht dagen, uiterlijk op 18 september 2015, zijn verplichtingen alsnog na te komen, in het bijzonder om de woning leeg en ontruimd aan [A] te leveren en daartoe bij de notaris te verschijnen. Verder heeft [A] in dat schrijven aanspraak gemaakt op de contractuele boete van drie promille van de koopsom per dag ex artikel VI lid 2 onder a van de koopovereenkomst, welke [B] verschuldigd zou raken na afloop van de termijn van acht dagen tot aan de dag van nakoming, onverminderd zijn recht op aanvullende schadevergoeding en vergoeding van de kosten van verhaal. Voor het geval [B] aan die sommatie geen gehoor zou geven heeft [A] [B] direct gesommeerd, onder aanzegging van de wettelijke rente en de buitengerechtelijke kosten, om vanaf 18 september 2015 aan de dag van levering dagelijks de overeengekomen boete van € 594,= te betalen.
2.6.
[B] heeft aan de sommatie geen gehoor gegeven en heeft de woning tot op heden niet aan [A] geleverd.

3.Het geschil

3.1.
[A] vordert
bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
[B] te veroordelen om binnen vijf dagen na betekening van het in dezen te wijzen vonnis de koopovereenkomst na te komen door mee te werken aan de levering van de onroerende zaak gelegen te [plaats verkochte woning] , aan de [adres verkochte woning] , kadastraal bekend gemeente [gemeente] , sectie [C] , no. [nummer] , conform de bepalingen van de koopovereenkomst en conform de bepalingen van het concept van de akte van levering welke als productie 3 aan deze dagvaarding is gehecht, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 2.500,= per dag dagdeel dat [B] nalaat zijn medewerking te verlenen, onder bepaling dat het onderhavige vonnis in de plaats komt van de noodzakelijke medewerking/handtekening/wilsverklaring van [B] indien hij niet binnen tien dagen na betekening van het vonnis zijn medewerking heeft verleend;
[B] te veroordelen om de onroerende zaak gelegen te [plaats verkochte woning] , aan de [adres verkochte woning] , kadastraal bekend gemeente [gemeente] , sectie [C] , no. [nummer] , met al degenen die en al hetgeen dat zich daarin of daarop bevinden/ bevindt, binnen vijf dagen na betekening van het in dezen te wijzen vonnis, althans binnen een door de voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen termijn, volledig en behoorlijk te verlaten en te ontruimen, met afgifte van de sleutels aan [A] , en in lege en behoorlijke staat ter vrije beschikking van [A] te stellen en vervolgens verlaten en ontruimd te houden, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,= voor iedere dag of ieder dagdeel dat [B] in gebreke blijft om aan deze veroordeling te voldoen, zulks met machtiging van [A] bij gebreke van volledige voldoening hieraan deze verlating en ontruiming en dit vervolgens verlaten en ontruimd houden zelf te bewerkstelligen, een en ander op kosten van [B] , op vertoon van de daartoe nodige in het kortgedingvonnis te vermelden bescheiden;
[B] hoofdelijk - des dat de één betalende de ander zal zijn bevrijd - te veroordelen om tegen behoorlijk bewijs van kwijting - al dan niet als voorschot - aan [A] te voldoen de contractuele boete van € 594,= per dag vanaf 18 september 2015 tot aan de dag van levering, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 18 september 2015, althans vanaf de dag der dagvaarding, althans vanaf een door de voorzieningenrechter te bepalen datum, tot aan de dag van algehele voldoening, en te bepalen dat deze contractuele boete mag worden verrekend met de door [A] aan [B] te bepalen (de voorzieningenrechter leest hiervoor: betalen) koopprijs;
[B] hoofdelijk - des dat de één betalende de ander zal zijn bevrijd - te veroordelen om ter zake van kosten van buitengerechtelijke rechtsbijstand aan [A] schadevergoeding te betalen ter hoogte van twee punten van het toepasselijke liquidatietarief, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 18 september 2015, althans vanaf een door de voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen datum, tot aan de dag van algehele voldoening;
[B] te veroordelen in de kosten van deze procedure, en [B] te veroordelen om de wettelijke rente over deze kosten te betalen indien hij de proceskosten niet binnen veertien dagen na dagtekening van het in dezen te wijzen kortgedingvonnis heeft voldaan.
3.2.
[B] voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Aan de orde is - kort gezegd - de vraag of [B] gehouden is de door hem aan [A] verkochte woning leeg en ontruimd aan [A] te (doen) leveren. Die vraag dient naar het oordeel van de voorzieningenrechter bevestigend beantwoord te worden. Daartoe wordt het navolgende overwogen.
4.2.
Vast staat dat de woning van [B] bij overeenkomst van 29 juli 2015 is verkocht aan [A] . Partijen zijn overeengekomen dat de woning (uiteindelijk) op 10 september 2015 zou worden geleverd. Nu [A] zijn eigen woning reeds verkocht en geleverd heeft is daarmee reeds het spoedeisend belang gegeven. De verbintenis tot levering aan [A] is door [B] niet nagekomen. Daarop is [B] door [A] in gebreke gesteld bij schrijven van 10 september 2015 en heeft [A] aan [B] een termijn geboden van acht dagen om alsnog na te komen. Ook daaraan is door [B] geen gehoor gegeven. Op grond van het een en ander is er naar het oordeel van de voorzieningenrechter sprake van verzuim aan de zijde van [B] .
4.3.
[B] heeft verweer gevoerd en aangevoerd dat hij niet tot levering is overgegaan omdat hij nog niet beschikt over vervangende woonruimte. Aan dat verweer gaat de voorzieningenrechter voorbij, reeds omdat ten aanzien van het vinden van een (passende, vervangende) woonruimte door [B] in de overeenkomst geen voorbehoud is gemaakt. Dat [B] nog geen passende woonruimte heeft gevonden kan daarom niet aan [A] worden tegengeworpen en kan aan het verlenen van de gevorderde nakoming van de overeenkomst niet in de weg staan. In dat licht bezien is hetgeen door [B] verder is aangevoerd over het zoeken naar passende woonruimte niet relevant, zodat daaraan voorbij gegaan wordt.
4.4.
Op grond van het vorenstaande ligt de door [A] gevorderde nakoming (levering van de woning in lege en ontruimde toestand) voor toewijzing gereed, met dien verstande dat ontruiming zal worden gelast uiterlijk op het moment van de levering van de onroerende zaak. Ten aanzien van de vordering om het verlaten en de ontruiming zelf te bewerkstelligen gaat de voorzieningenrechter ervan uit dat bedoeld zal zijn een en ander te doen bewerkstelligen door een deurwaarder, een en ander als bedoeld in de artikelen 556 en 557 Rv. Met inachtneming daarvan ligt ook dat deel van de vordering voor toewijzing gereed.
4.5.
Door [A] is verder aanspraak gemaakt op de contractuele boete. [A] heeft gevorderd die boete te verrekenen met de door hem aan [B] te betalen koopsom.
4.6.
[B] heeft ook tegen dit deel van de vordering verweer gevoerd en aangevoerd dat hij, indien hij de boete moet betalen, in een financiële noodtoestand komt te verkeren en mogelijk zelfs insolvabel wordt. [B] heeft verder aangevoerd dat [A] geen schade heeft geleden als gevolg van de niet-nakoming en dat de boete op nihil gesteld dient te worden dan wel op een bedrag, gelijk aan een redelijke gebruiksvergoeding voor de woning, zijnde € 600,= á € 700,= per maand.
4.7.
Ook aan dat verweer gaat de voorzieningenrechter voorbij. Vast staat dat is overeengekomen dat de partij die in verzuim is na afloop van de (voor het intreden van het verzuim noodzakelijke) termijn van acht dagen voor elke sedertdien ingegane dag tot aan de dag van nakoming een onmiddellijk opeisbare boete verschuldigd is van drie pro mille van de koopprijs. [A] heeft gesteld dat die boete € 594,= per dag bedraagt. Nu er 41 dagen zijn verstreken sedert 18 september 2015 (er daarbij van uitgaande dat [B] tot op heden niet aan zijn leveringsplicht heeft voldaan) is [B] een boete verbeurd van € 24.354,=. Dat betaling van die boete een financiële noodtoestand zal doen ontstaan aan de zijde van [B] is naar het oordeel van de voorzieningenrechter een omstandigheid die niet aan [A] kan worden tegengeworpen, temeer niet nu [B] die toestand zeer gemakkelijk zelf had kunnen voorkomen door te doen waartoe hij gehouden was: tijdige levering van de woning. Bovendien kan het niet zo zijn dat enerzijds wordt nagelaten om aan een contractuele verplichting te voldoen en anderzijds een beroep wordt gedaan op een financiële noodtoestand vanwege het feit dat door dat nalaten een boete is verbeurd. De betwisting door [B] van de door [A] gestelde schade maakt het vorenstaande niet anders, temeer niet omdat de overeengekomen boete niet (alleen) strekt tot vergoeding van die schade, maar met name bedoeld is als prikkel om te doen waartoe [B] zich verbonden heeft. In het licht van het vorenstaande dient naar het oordeel van de voorzieningenrechter ook voorbij gegaan te worden aan het verzoek van [B] om de boete op nihil te stellen dan wel die boete te beperken tot een bedrag gelijk aan een redelijke gebruiksvergoeding: honorering van dat verzoek zou immers betekenen dat aan het boetebeding de prikkelende werking geheel wordt ontnomen.
4.8.
Door [A] is gevorderd de boete te verrekenen met de koopsom, althans - voor zoveel mogelijk - met het na aflossing van de nog openstaande hypotheekschuld resterende deel van de koopsom. Tegen dit deel van de vordering is door [B] - afgezien van hetgeen is aangevoerd in het kader van de verschuldigdheid van de boete - geen verweer gevoerd.
4.9.
Op grond van het vorenstaande is de voorzieningenrechter van oordeel dat de vordering tot betaling van de boete door middel van verrekening van de door [B] aan [A] verbeurde boete met de door [A] aan [B] verschuldigde koopsom voor toewijzing gereed ligt. De gevorderde rente over de boete vanaf 18 september 2015, althans vanaf de dagvaarding of een andere datum, zal worden afgewezen nu niet is gesteld op grond waarvan [B] rente over de boete verschuldigd is.
4.10.
De vordering van [A] tot betaling van de buitengerechtelijke incassokosten zal worden afgewezen, nu is gesteld noch gebleken dat (en zo ja, welke) incassomaatregelen zijn getroffen.
4.11.
De gevorderde dwangsom zal worden beperkt als hierna in het dictum te bepalen.
4.12.
[B] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [A] worden begroot op:
- dagvaarding € 98,13
- griffierecht 285,00
- salaris advocaat
816,00
Totaal € 1.199,13

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
veroordeelt [B] om binnen vijf dagen na betekening van dit vonnis de koopovereenkomst na te komen door mee te werken aan de levering van de onroerende zaak gelegen te [plaats verkochte woning] , aan de [adres verkochte woning] , kadastraal bekend gemeente [gemeente] , sectie [C] , no. [nummer] , conform de bepalingen van de koopovereenkomst en conform de bepalingen van het concept van de akte van levering welke als productie 3 aan de dagvaarding is gehecht,
5.2.
bepaalt dat dit vonnis in de plaats komt van de noodzakelijke rechtshandeling van [B] indien hij niet binnen tien dagen na betekening van het vonnis zijn medewerking als onder 5.1. bedoeld heeft verleend,
5.3.
veroordeelt [B] om de onroerende zaak gelegen te [plaats verkochte woning] , aan de [adres verkochte woning] , kadastraal bekend gemeente [gemeente] , sectie [C] , no. [nummer] , met al degenen die en al hetgeen dat zich daarin of daarop bevinden/ bevindt, uiterlijk op het moment waarop de levering plaats vindt, volledig en behoorlijk te verlaten en te ontruimen, met afgifte van de sleutels aan [A] , en in lege en behoorlijke staat ter vrije beschikking van [A] te stellen en vervolgens verlaten en ontruimd te houden, zulks met machtiging van [A] om bij gebreke van volledige voldoening hieraan deze verlating en ontruiming en dit vervolgens verlaten en ontruimd houden zelf te doen bewerkstelligen door een deurwaarder, een en ander op kosten van [B] ,
5.4.
veroordeelt [B] om aan [A] een dwangsom te betalen van € 250,= voor iedere dag of gedeelte daarvan dat hij niet aan de in 5.1. en/of 5.3. uitgesproken hoofdveroordelingen voldoet, tot een maximum van € 25.000,= is bereikt,
5.5.
veroordeelt [B] hoofdelijk - des dat de één betalende de ander zal zijn bevrijd - om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [A] te voldoen de contractuele boete van € 594,= per dag vanaf 18 september 2015 tot aan de dag van levering van de onroerende zaak,
5.6.
bepaalt dat de onder 5.5. bedoelde contractuele boete mag worden verrekend met de door [A] aan [B] te betalen koopprijs voor de onroerende zaak,
5.7.
veroordeelt [B] in de proceskosten, aan de zijde van [A] tot op heden begroot op € 1.199,13, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na dagtekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.8.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.9.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Y.J.C.A. Roeffen en in het openbaar uitgesproken op 3 november 2015. [1]

Voetnoten

1.type: MvA