In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Limburg op 12 oktober 2015, is de verdachte beschuldigd van het opzettelijk verbergen en weghalen van bewijsmateriaal in de periode van 20 januari 2015 tot en met 10 februari 2015. De verdachte had een scooter in de kelder van zijn woning geplaatst, terwijl hij wist dat een medeverdachte deze scooter had gebruikt om naar Bocholtz te rijden voor het tot ontploffing brengen van een vuurwerkbom. Daarnaast heeft de verdachte kleding, die door de medeverdachte was gedragen tijdens deze actie, in een vuilnisbak gegooid. Deze handelingen bemoeilijkten de inbeslagneming van de scooter en de kleding door de politie, wat cruciaal was voor het opsporingsonderzoek naar de explosie.
De rechtbank heeft de zaak inhoudelijk behandeld op 28 september 2015, waarbij de verdachte en zijn raadsman aanwezig waren. De officier van justitie beschouwde het feit als wettig en overtuigend bewezen, terwijl de verdediging betwistte dat de verdachte de kleding had weggegooid. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk de scooter en de kleding had verborgen en aan het onderzoek had onttrokken, met het doel de inbeslagneming te beletten. De verdachte werd veroordeeld tot een taakstraf van 60 uren, subsidiair 30 dagen hechtenis, waarbij de rechtbank rekening hield met de ernst van het feit en het strafblad van de verdachte. De beslissing is gebaseerd op de artikelen 9, 22c, 22d en 189 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.