ECLI:NL:RBLIM:2015:9056

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
28 oktober 2015
Publicatiedatum
28 oktober 2015
Zaaknummer
03/866004-15
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontuchtige handelingen met kleindochter en strafoplegging

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Limburg op 28 oktober 2015, is de verdachte beschuldigd van ontuchtige handelingen met zijn kleindochter, geboren op 1 juni 2010. De verdachte heeft tijdens de zitting op 14 oktober 2015 bekennende verklaringen afgelegd, wat leidde tot de conclusie van de rechtbank dat het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen is. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte meermalen ontuchtige handelingen heeft gepleegd met zijn kleindochter in de periode van 1 januari 2014 tot en met 18 september 2014. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van een deel van de tenlastelegging, omdat er onvoldoende bewijs was voor de beschuldiging dat hij zich zou hebben laten aftrekken door zijn kleindochter.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een onvoorwaardelijke taakstraf van 180 uren, subsidiair 90 dagen vervangende hechtenis, in combinatie met een voorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden. De proeftijd is vastgesteld op 3 jaren, met als bijzondere voorwaarden een meldplicht en verplichte ambulante behandeling. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding toegewezen aan de benadeelde partij, bestaande uit reiskosten en immateriële schade, tot een totaalbedrag van 1.414 euro, te vermeerderen met wettelijke rente. De vordering tot schadevergoeding voor inkomstenderving en extra personeelskosten is niet-ontvankelijk verklaard, omdat deze geen directe schade betroffen.

De rechtbank heeft in haar oordeel rekening gehouden met de ernst van de feiten, de impact op het slachtoffer en de omstandigheden van de verdachte, waaronder het feit dat hij niet eerder is veroordeeld. De rechtbank heeft benadrukt dat de seksuele handelingen een ernstige inbreuk hebben gemaakt op de lichamelijke integriteit en waardigheid van de kleindochter, en dat de psychische gevolgen voor het slachtoffer op lange termijn niet te overzien zijn.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer: 03/866004-15
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 28 oktober 2015
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboortedatum] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. J.A. Moonen, advocaat, kantoorhoudende te Beek.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 14 oktober 2015. De verdachte en zijn raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte ontuchtige handelingen heeft gepleegd met zijn kleindochter.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen gelet op de bekennende verklaring van verdachte.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft opgemerkt dat de ten laste gelegde periode erg ruim is gekozen en dat enkel de bekennende verklaring van verdachte ex artikel 341 lid 4 van het Wetboek van Strafrecht mogelijk onvoldoende is om te komen tot bewezenverklaring.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
De verdachte heeft zowel bij de politie als ter terechtzitting bekennende verklaringen afgelegd. De raadsman heeft weliswaar enkele opmerkingen geplaatst bij het bewijs, maar heeft, zo begrijpt de rechtbank, gelet op de proceshouding van verdachte geen conclusie verbonden aan zijn opmerkingen. De rechtbank ziet echter ook ambtshalve geen belemmeringen om te komen tot een bewezenverklaring.
De rechtbank acht het ten laste gelegde dan ook wettig en overtuigend bewezen gelet op de bekennende verklaringen van verdachte ter terechtzitting en bij de politie [2] en de aangifte van [benadeelde 2] . [3]
De rechtbank zal verdachte overigens partieel vrijspreken voor het onderdeel inhoudende dat verdachte zich zou hebben laten aftrekken door zijn kleindochter, nu zich daartoe onvoldoende bewijsmiddelen in het dossier bevinden. Verdachte heeft immers verklaard dat sprake was van één op en neer gaande beweging en zulks acht de rechtbank onder de geschetste omstandigheden onvoldoende om te kwalificeren als aftrekken.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte:
meermalen, in de periode van 1 januari 2014 tot en met 18 september 2014 in de gemeente Valkenburg aan de Geul, met [benadeelde 1] , geboren op 1 juni 2010, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten zijn verdachtes, penis laten betasten door die [verdachte] .
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert het strafbare feit op:
met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen, meermalen gepleegd
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf en/of de maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan de verdachte op te leggen een onvoorwaardelijke taakstraf van 180 uren subsidiair 90 dagen vervangende hechtenis in combinatie met een voorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden met een proeftijd van 2 jaren en met als bijzondere voorwaarden een meldplicht en ambulante behandeling.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, terwijl de verdediging geen bezwaren heeft tegen een voorwaardelijke gevangenisstraf met algemene en bijzondere voorwaarden, zoals door de reclassering geadviseerd.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich gedurende een periode van enkele maanden diverse keren schuldig gemaakt aan ontuchtige handelingen met zijn destijds drie-, en op een gegeven moment vierjarige kleindochter. Verdachte heeft daarmee een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit en waardigheid van zijn kleindochter en daarmee ook het in hem als opa en opvoeder gestelde vertrouwen geschaad. Verdachte is ernstig tekort geschoten in zijn verplichting juist geborgenheid en veiligheid te bieden aan zijn nog zeer jonge kleindochter. Indrukwekkend waren de woorden die verdachtes schoondochter, [benadeelde 2] , ter terechtzitting uitsprak over de zeer ingrijpende gevolgen die verdachte met zijn handelen voor de hele familie heeft veroorzaakt.
De psychische gevolgen van het feit voor de kleindochter zijn niet eenvoudig op voorhand te overzien. De seksuele handelingen vonden plaats op zeer jonge leeftijd waarin de kleindochter nog geen weet had van seksualiteit. Het is weliswaar mogelijk dat zij op die momenten niet geleden heeft, maar het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van zedendelicten de psychische gevolgen daarvan later in hun leven kunnen ondervinden en die vervolgens nog langer mee zullen dragen.
Met betrekking tot de persoon van verdachte zal de rechtbank rekening houden met het feit dat verdachte niet eerder is veroordeeld, met de omstandigheden zoals weergegeven in het reclasseringsadvies d.d. 1 oktober 2015 en met de overige omstandigheden zoals ter terechtzitting zijn gebleken. Naast de ingrijpende gevolgen voor het slachtoffer en haar gezins- en overige familieleden, is de rechtbank zich ervan bewust dat verdachte een isolement voor zichzelf heeft veroorzaakt. Alle contacten met zijn gezin zijn verbroken en zijn vrouw is van hem gescheiden. De rechtbank houdt in positieve zin rekening met de omstandigheden dat verdachte inzicht toont en zijn verantwoordelijkheid neemt voor zijn daden. De verdachte lijkt daarin oprecht over te komen. De rechtbank kan zich tevens vinden in het advies van de reclassering inhoudende een meldplicht en verplichte ambulante behandeling.
Evenals de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat een onvoorwaardelijke taakstraf van 180 uren subsidiair 90 dagen alsmede een voorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden met als bijzondere voorwaarden een meldplicht en verplichte ambulante behandeling gerechtvaardigd is. De rechtbank zal de proeftijd echter bepalen op drie jaren, gelet op de aard en ernst van het feit en de tijd die behandeling mogelijk in beslag neemt.

7.De benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

7.1
De vordering van de benadeelde partij
De benadeelde partij [benadeelde 1] vordert (d.t.v. [benadeelde 2] ) een schadevergoeding van 4.295,68 euro. De vordering bestaat uit de volgende posten:
1.
reiskosten Maastricht
16,13
2.
reiskosten Eindhoven
47,71
3.
reiskosten Slachtofferloket
10,96
4.
parkeerkosten totaal
17,10
5.
kosten maaltijd
22,10
6.
inkomstenderving
1.334,88
7.
extra personeelskosten
1.546,80
8.
immateriële schade
1.300,00
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering tot een bedrag van 1.414 euro, bestaande uit de posten 1, 2, 3, 4, 5 en 8, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich eveneens op het standpunt gesteld dat de vordering toegewezen kan worden tot een bedrag van 1.414 euro, bestaande uit de posten 1, 2, 3, 4, 5 en 8.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
Ten laste van verdachte is het ten laste gelegde feit (art. 247 Sr) bewezen. Het is een strafbaar feit en verdachte zal ter zake van dat feit worden veroordeeld.
Naar het oordeel van de rechtbank zijn de posten 1, 2, 3, 4, 5 en 8, zijnde de reis-, parkeer- en maaltijdkosten evenals de immateriële schade, die door de verdediging niet zijn weersproken, voor toewijzing vatbaar, zodat de rechtbank het schadebedrag zal vaststellen op een totaalbedrag van 1.414 euro te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag, te rekenen vanaf 18 september 2014 tot de dag der algehele voldoening.
Verdachte is naar burgerlijk recht aansprakelijk voor deze schade.
Aangezien de vordering met betrekking tot de posten 6 (inkomstenderving) en 7 (extra personeelskosten) naar het oordeel van de rechtbank geen directe schade betreffen van het slachtoffer, zal de benadeelde partij voor dat deel niet-ontvankelijk in haar vordering dienen te worden verklaard.
De rechtbank zal de verdachte veroordelen in de kosten door de benadeelde partij in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, thans begroot op nihil.
De rechtbank zal tevens aan verdachte de verplichting opleggen aan de Staat een bedrag van 1.414 euro te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag, te rekenen vanaf 18 september 2014 tot de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de tijd van 24 dagen, te betalen ten behoeve van benadeelde partij [benadeelde 1] .

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 24c, 36f en 247 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde het strafbare feit oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte tot een
  • beveelt dat indien de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van
  • veroordeelt de verdachte tevens tot een
  • bepaalt dat het voorwaardelijke gedeelte van de straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd:
  • zich heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit of
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de Identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of
  • geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- stelt voorts de volgende
bijzondere voorwaarden, waaraan de veroordeelde gedurende de proeftijd heeft te voldoen:
dat hij zich binnen 5 werkdagen na onherroepelijk worden van dit vonnis telefonisch meldt bij de Reclassering Nederland, locatie Roermond (0475-399120) voor het maken van een afspraak en dat hij zich vervolgens blijft melden zo frequent en zo lang de Reclassering dit noodzakelijk acht;
dat hij zich laat behandelen bij de GGzE, de Omslag in Eindhoven of soortgelijke instelling, zulks ter beoordeling van de Reclassering, waarbij de veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven;
- geeft de reclassering opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
Benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel
- wijst de vordering van de benadeelde [benadeelde 1] (d.t.v. [benadeelde 2] ), wonende te [adres benadeelde] , gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de (ouders van) [benadeelde 1] te betalen
1.414,00 euro(bestaande uit 1.300,00 euro immateriële schade en de materiële schadeposten posten ter zake reis-, parkeer- en maaltijdkosten) te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode van 18 september 2014 tot aan de dag van de volledige voldoening;
- veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, thans begroot op nihil;
- bepaalt dat de vordering van de benadeelde partij ten aanzien van de posten ‘inkomstenderving’ en ‘extra personeelskosten’ niet-ontvankelijk is;
- legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de staat ten behoeve van [benadeelde 1] voornoemd van 1.414,00 euro, bij niet betaling en verhaal te vervangen door 24 dagen hechtenis, met dien verstande dat de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode vanaf 18 september 2014 tot aan de dag van de volledige voldoening;
- bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de staat in zoverre komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. van Blaricum, voorzitter, mr. A.M. Schutte en mr. N.H.W. Montulet-van der Meer, rechters, in tegenwoordigheid van mr. O.A.G. Corten, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 28 oktober 2015.
Buiten staat
mr. P. van Blaricum, mr. N.H.W. Montulet-van der Meer en de griffier zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.hij, meermalen, althans eenmaal, in of omstreeks de periode van 1 januari 2014 tot en met 18 september 2014 in de gemeente Valkenburg aan de Geul, (telkens) met [benadeelde 1] , geboren op 1 juni 2010, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten
- zijn verdachtes, penis laten betasten door die [verdachte] en/of
- zich laten aftrekken door die [verdachte] ;
art. 247 Wetboek van Strafrecht
RECHTBANK LIMBURG
Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer: 03/866004-15
Proces-verbaal van de openbare zitting van 28 oktober 2015 in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboortedatum] .
Raadsman is mr. J.A. Moonen, advocaat, kantoorhoudende te Beek.
Tegenwoordig:
mr. , rechter,
mr. , officier van justitie,
, griffier.
De rechter doet de zaak uitroepen.
De verdachte is wel/niet in de zittingzaal aanwezig.
De rechter spreekt het vonnis uit en geeft de kennis dat de verdachte daartegen binnen veertien dagen hoger beroep kan instellen.
Dit proces-verbaal is vastgesteld en ondertekend door de rechter en de griffier.

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie, divisie regionale recherche, afdeling expertise centrum zeden, proces-verbaalnummer 2014106936, gesloten d.d. 3 december 2014, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 51.
2.Proces-verbaal 1e verhoor verdachte [verdachte] d.d. 2 december 2014, p. 41-46.
3.Proces-verbaal aangifte [benadeelde 2] d.d. 9 oktober 2014, p. 20-24.