ECLI:NL:RBLIM:2015:9039

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
27 oktober 2015
Publicatiedatum
27 oktober 2015
Zaaknummer
C/03/212299 / KG ZA 15-529
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toerekenbaar niet nakomen van een vaststellingsovereenkomst door de gemeente met betrekking tot de installatie van een sanitaire voorziening

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Limburg op 27 oktober 2015 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een eiser en de Gemeente Eijsden-Margraten. De eiser vorderde dat de Gemeente binnen 48 uur na betekening van het vonnis een spoel-föhn installatie met sta-op functie zou installeren in zijn woning, op straffe van een dwangsom. De eiser stelde dat de Gemeente toerekenbaar tekort was geschoten in de nakoming van een vaststellingsovereenkomst die op 27 augustus 2015 was gesloten. De Gemeente had zich verplicht om binnen zes weken een sanitaire voorziening te plaatsen, maar deze termijn was inmiddels verstreken zonder dat de installatie was gerealiseerd.

De voorzieningenrechter oordeelde dat de Gemeente niet had gedaan wat van haar verwacht mocht worden en dat de vertraging aan haar toe te rekenen was. De Gemeente had onvoldoende regie gevoerd over de noodzakelijke stappen in het proces en had niet tijdig de benodigde maatregelen getroffen om de installatie te realiseren. De voorzieningenrechter benadrukte dat de Gemeente zich nu maximaal moest inspannen om alsnog de sanitaire voorziening te bewerkstelligen en dat het belang van de eiser bij de plaatsing van de voorziening evident was.

De vordering van de eiser werd toegewezen, met de bepaling dat de Gemeente een dwangsom van € 1,00 per dag zou verbeuren indien zij in gebreke bleef, tot een maximum van € 30,00. Daarnaast werd de Gemeente veroordeeld in de kosten van het geding, die aan de zijde van de eiser werden begroot op € 988,19, vermeerderd met nakosten. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
zaaknummer / rolnummer: C/03/212299 / KG ZA 15-529
Vonnis in kort geding van 27 oktober 2015
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
eiser,
advocaat mr. R.C.C.M. Nadaud,
tegen
de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE EIJSDEN-MARGRATEN,
zetelend te Margraten, gemeente Eijsden-Margraten,
gedaagde,
vertegenwoordigd door mr. L.H.A. Revier, juridisch medewerker van de Gemeente.
Partijen zullen hierna [eiser] en de Gemeente genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 16 oktober 2015, met producties,
  • de mondelinge behandeling van 26 januari 2015,
  • de pleitaantekeningen van [eiser] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Het geschil

2.1.
[eiser] vordert de Gemeente te veroordelen om binnen 48 uur na betekening van het vonnis een spoel-föhn installatie met sta-op functie te installeren in zijn woning op straffe van een dwangsom.
2.2.
[eiser] stelt spoedeisend belang bij en recht op de gevraagde voorziening te hebben, omdat de Gemeente toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van een met [eiser] overeengekomen vaststellingsovereenkomst van 27 augustus 2015.
2.3.
Gemeente voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

3.De beoordeling

3.1.
In het kader van een schikking bereikt tussen [eiser] en de Gemeente ten overstaan van de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep (hierna: CRvB) op 27 augustus 2015 is onder meer tussen partijen afgesproken dat de Gemeente binnen een termijn van zes weken zal bewerkstelligen dat een sanitaire voorziening zal worden geplaatst in de woning van [eiser] , te weten een spoel-föhn installatie in combinatie met een sta-op functie.
3.2.
De overeengekomen termijn van zes weken is ten tijde van dit kort geding verstreken. Ook de in de ingebrekestelling van 9 oktober 2015 gestelde termijn om alsnog na te komen is verstreken.
De Gemeente erkent dat zij er niet in is geslaagd om te bewerkstellingen dat de spoel-föhn installatie met sta-op functie is gerealiseerd. De Gemeente erkent bovendien dat [eiser] over de gevraagde voorziening moet kunnen beschikken. De spoedeisendheid van de gevraagde voorziening staat daarmee vast.
3.3.
Anders dan de Gemeente stelt is de vertraging wel degelijk aan haar toe te rekenen. De Gemeente heeft niet gedaan wat van haar, als verantwoordelijke voor het leveren van WMO-voorzieningen, verwacht mag worden. Dat de toegekende voorziening strikt genomen niet in het kader van haar wettelijke taken, maar bij wijze van coulance in het kader van een vaststellingsovereenkomst is toegekend, doet daar niet aan af. Sterker nog, naar het oordeel van de voorzieningenrechter hebben de redelijkheid en billijkheid in dit verband een aanvullende werking op de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. De voorzieningenrechter overweegt als volgt.
3.4.
Ten eerste is ter zitting door de Gemeente erkend dat reeds op 27 augustus 2015 duidelijk was dat een termijn van zes weken aan de krappe kant was. Het had dan ook op de weg van de Gemeente gelegen om extra alert te zijn op de volgtijdigheid van alle noodzakelijke handelingen. Dat is niet gebeurd, zo blijkt ook uit het volgende.
3.5.
Ten tweede is niet weersproken dat reeds op voorhand bekend was, althans bekend mocht worden verondersteld bij de Gemeente, dat de optie om het aangepaste toilet waarover [eiser] in zijn woning in Vaals kon beschikken, over te nemen, niet reëel was, omdat deze sanitaire voorziening niet hergebruikt kon worden. Daar komt bij, zo merkt de voorzieningenrechter op, dat indien meteen was verwerkt dat de voorziening uit Vaals niet kon worden overgenomen de (“vaste”) installateur van de Gemeente Caris en Renier B.V. (hierna: de installateur) op zoek had kunnen gaan naar eenzelfde model of, indien dat niet (meer) geleverd zou kunnen worden, een andere passende spoel-föhn voorziening met sta-op functie. Er was dan ook eerder duidelijk geworden dat het gewenste model niet meer geleverd kon worden en er was dan ook eerder duidelijk geweest dat een aanvullende offerte nodig zou zijn voor de sta-op functie.
3.6.
Ten derde is uit het verhandelde ter zitting gebleken dat een dergelijke voorziening op maat moet worden gemaakt. Daartoe moet een inpassing plaatsvinden. Een inpassing moet gebeuren in overleg c.q. op advies van een ergonoom. De voorzieningenrechter is van oordeel dat gelet op de volgtijdigheid van noodzakelijke werkzaamheden en gelet op de krappe termijn die was overeengekomen, een dergelijke inpassing zo spoedig mogelijk na de zitting bij de CRvB had moeten plaatsvinden. De voorzieningenrechter is van oordeel dat, omdat de Gemeente de gevraagde voorziening zou leveren, het inschakelen van een ergonoom onder de verantwoordelijkheid van de Gemeente valt en dat niet van [eiser] verlangd kan worden dat hij daar zelf voor zou moeten zorgen.
In dat verband is door de Gemeente ter zitting erkend dat bij het eerste contact tussen de installateur, dat door onvoorziene omstandigheden pas op 25 september 2015 plaatsvond, in ieder geval een passing had moeten plaatsvinden, zodat de noodzakelijke gegevens meteen voor het installatiebedrijf ter beschikking zouden zijn geweest.
3.7.
De Gemeente heeft ter zitting bij de CRvB een vaststellingsovereenkomst gesloten met [eiser] waaruit voor haar een resultaatsverbintenis voortvloeit. Vast staat dat dit resultaat niet is bereikt, omdat de Gemeente onvoldoende de regie heeft gevoerd op de noodzakelijke stappen in het proces.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat de Gemeente zich nu dan ook maximaal zal moeten inspannen om alsnog de sanitaire voorziening te bewerkstelligen. Ook al was op zitting niet bekend of een ergonoom per omgaande voornoemde maten kon opnemen, toch houdt de voorzieningenrechter het erop dat het in ieder geval mogelijk moet zijn voor de gemeente om te regelen dat een ergonoom binnen enkele dagen, in overleg met [eiser] , de noodzakelijke gegevens verzamelt. Tegelijkertijd zal de Gemeente, gelet op het feit dat ter zitting is toegezegd dat de noodzakelijke offertes direct zullen worden afgetekend, bij haar installateur de opdracht moeten neerleggen om nu al de noodzakelijke werkzaamheden in te plannen in het werkschema, rekening houdend met een levertermijn van drie à vier weken. Het belang van [eiser] bij de plaatsing van de voorziening is evident en gelet op de eerdere afspraak die partijen met elkaar hebben gemaakt, gaat de voorzieningenrecht ervan uit dat de gemeente zich nu ook gehouden voelt om realisatie binnen een termijn zes weken daadwerkelijk te halen. Het is een kwestie van regie nemen door de gemeente en regie houden. In dit verband is ter zitting opgemerkt dat [eiser] een vast aanspreekpunt moet hebben binnen de gemeente die ook ervoor verantwoordelijk is dat gemaakte afspraken worden nagekomen.
3.8.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat de vordering kan worden toegewezen, met dien verstande dat de termijn voor het realiseren van het resultaat niet nader zal worden bepaald. De voorzieningenrechter heeft immers al ter zitting aangegeven dat hij er vanuit gaat dat de Gemeente voldoende doordrongen is van de noodzaak dat zij haar verplichtingen zo spoedig mogelijk, in ieder geval binnen zes weken, dient na te komen en dat langer uitstel niet past bij een betrouwbare overheid. De voorzieningenrechter zal om dit feit te benadrukken een dwangsom opleggen van € 1,00 per dag dat de Gemeente in gebreke blijft dit vonnis na te komen tot aan de dag dat de voorziening zal zijn gerealiseerd, met een maximum van € 30,00. Om de extra inspanning te benadrukken die van de gemeente wordt verwacht, zal de dwangsom die een symbolisch karakter heeft al verbeurd worden vijf weken na dagtekening van dit vonnis.
3.9.
De Gemeente zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van dit geding. Deze worden aan de zijde van [eiser] begroot op:
  • exploot van dagvaarding € 94,19
  • griffierecht € 78,00 (toevoeging verleend aan echtgenote eiser)
  • salaris advocaat
  • totaal: € 988,19.
De nakosten zullen worden toegewezen als in het dictum.

4.De beslissing

De voorzieningenrechter
4.1.
veroordeelt de Gemeente om de spoel-föhn installatie met sta-op functie, als bedoeld in het proces-verbaal van de zitting van 27 augustus 2015 van de CRvB in zaaknummer 15/110 WMO, te (laten) installeren in de woning van [eiser] , een en ander op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 1,00 per dag vanaf vijf weken na dagtekening van dit vonnis tot aan de dag waarop de sanitaire voorziening is gerealiseerd, met een maximum van € 30,00,
4.2.
veroordeelt de Gemeente in de kosten van het geding, aan de zijde van [eiser] begroot op € 988,19, vermeerderd met de nakosten ad € 131,00, als de Gemeente alleen wordt aangeschreven zonder betekening van dit vonnis, en ad € 199,00 indien wel betekening van dit vonnis plaatsvindt,
4.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J. Henzen en in het openbaar uitgesproken. [1]

Voetnoten

1.type: EvB