ECLI:NL:RBLIM:2015:8841

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
30 september 2015
Publicatiedatum
22 oktober 2015
Zaaknummer
03/208488 / HA RK 15-153
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek tegen rechter-commissaris in strafzaak

In deze zaak heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Limburg op 30 september 2015 een verzoek tot wraking afgewezen dat was ingediend door mr. P.M.J. Graus, de advocaat van de verdachte. Het wrakingsverzoek was gericht tegen mr. M.M. Beije, de rechter-commissaris die belast was met de behandeling van de strafzaak. De verzoeker stelde dat de rechter-commissaris partijdig was, omdat hij getuigenverhoren had ingepland op een moment dat de verzoeker had aangegeven niet beschikbaar te zijn. De wrakingskamer heeft het verzoek beoordeeld aan de hand van de criteria voor rechterlijke onpartijdigheid, waarbij zowel het subjectieve als het objectieve criterium in overweging zijn genomen.

De wrakingskamer concludeerde dat er geen feiten of omstandigheden waren die duidden op subjectieve partijdigheid van de rechter-commissaris. Ook het objectieve criterium werd niet vervuld, aangezien de beslissing van de rechter-commissaris om de getuigenverhoren in te plannen niet als onbegrijpelijk of vooringenomen kon worden aangemerkt. De verzoeker had niet tijdig gereageerd op verzoeken om zijn beschikbaarheid door te geven, wat betekende dat hij voldoende gelegenheid had gehad om zijn verhindering kenbaar te maken. De wrakingskamer oordeelde dat de gronden voor het wrakingsverzoek ongegrond waren en dat er geen aanwijzingen waren voor partijdigheid.

Daarnaast werd opgemerkt dat mr. Graus eerder wrakingsverzoeken had ingediend die gebaseerd waren op vergelijkbare processuele beslissingen, zonder dat er aanwijzingen waren voor toewijzing. De wrakingskamer besloot dat verdere wrakingsverzoeken van mr. Graus, die geen gronden aandragen die zien op gedragingen van de rechter, niet meer in behandeling zouden worden genomen. De beslissing werd uitgesproken door de meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter en twee leden, bijgestaan door een griffier.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Wrakingskamer
Zittingslocatie Maastricht
Datum beslissing: 30 september 2015
Zaaknummer: 03/208488 / HA RK 15-153
Beslissing van de meervoudige kamer belast met de behandeling van wrakingsverzoeken
in de zaak van
[verzoeker] ,
geboren te [geboorteplaats verzoeker] op [geboortedag verzoeker] 1996,
wonende te [woonplaats verzoeker] aan de [adres verzoeker] ,
advocaat mr. P.M.J. GRAUS,(hierna: verzoeker),
indiener van een verzoek dat strekt tot wraking van:
mr. M.M. Beije, rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank (hierna ook: de rechter-commissaris).

1.Procesverloop

1.1.
Op 9 juli 2015 heeft in de strafzaak tegen [verzoeker] een getuigenverhoor plaatsgevonden. Verdachte [verzoeker] werd bij dit getuigenverhoor vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. P.M.J. Graus. Voorafgaand aan het getuigenverhoor heeft verzoeker de rechter-commissaris gewraakt. Van de zitting is proces-verbaal opgemaakt.
1.2.
De rechter-commissaris heeft de wrakingskamer bericht niet in het verzoek tot wraking te berusten.
1.3.
Het wrakingsverzoek is behandeld ter zitting van 22 september 2015, waar verzoeker alsook de rechter-commissaris is verschenen.
1.4.
Verzoeker heeft ter zitting het verzoek nader toegelicht. De rechter-commissaris heeft daarop gereageerd.
1.5.
De wrakingskamer heeft de datum van de uitspraak bepaald op heden.
2.De gronden van het wrakingsverzoek
Als grond voor het wrakingsverzoek heeft verzoeker aangevoerd dat de rechter-commissaris – ondanks dat verzoeker heeft aangegeven niet beschikbaar te zijn voor het betreffende getuigenverhoor – toch dit verhoor op genoemde datum en tijdstip heeft ingepland. Verzoeker was beschikbaar voor het getuigenverhoor van één getuige, maar daar zijn naderhand nog meerdere getuigenverhoren bijgekomen, zonder dat verzoeker daarvan op de hoogte is gesteld. Verzoeker voert aan dat hij in de verdediging van zijn cliënt systematisch wordt belemmerd door de rechtbank en de rechter-commissaris. Nadat de rechter-commissaris een verzoek tot verwijzing van de zaak naar een andere rechtbank heeft afgewezen, heeft verzoeker de rechter-commissaris gewraakt.

3.Het standpunt van de rechter-commissaris

De rechter-commissaris heeft ter zitting verklaard dat het getuigenverhoor is ingepland op 9 juli 2015 vanaf 10.30 uur nadat verzoeker in de gelegenheid is gesteld verhinderdata op te geven. Verzoeker heeft op dit verzoek niet gereageerd. De rechter-commissaris heeft de betreffende e-mails die zien op het inplannen van het getuigenverhoor overgelegd. De rechter-commissaris heeft voorts ter zitting aangegeven dat het lastig is om met verzoeker afspraken te maken. Hij is telefonisch moeilijk te bereiken en aan terugbelverzoeken wordt slechts summierlijk voldaan. Derhalve is intern besloten om de planning in zaken van verzoeker per e-mail te laten verlopen. Echter ook op e-mailberichten wordt niet altijd gereageerd.

4.De beoordeling van het verzoek

4.1.
De wrakingskamer beoordeelt louter of sprake is van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Uitgangspunt daarbij is dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing vormen dat een rechter ten opzichte van een procespartij vooringenomen is, althans dat de bij die partij daarvoor bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is. Het (subjectieve) standpunt van een verzoeker daarover is belangrijk, maar niet doorslaggevend; de vrees voor partijdigheid moet objectief gerechtvaardigd zijn.
De vraag of sprake is van rechterlijke partijdigheid moet worden beantwoord aan de hand van twee criteria: het subjectieve en het objectieve criterium. Bij het subjectieve criterium gaat het om de vraag of sprake is van een gebleken persoonlijke overtuiging en/of zodanig gedrag van een rechter, dat door een verzoeker de conclusie moet worden getrokken dat deze rechter partijdig is. Bij het objectieve criterium gaat het om de vraag of sprake is van een bij een verzoeker bestaande, objectief gerechtvaardigde vrees dat de onpartijdigheid bij de rechter ontbreekt, waarbij ook de schijn van partijdigheid van belang is.
4.2.
Ten aanzien van het subjectieve criterium oordeelt de wrakingskamer dat er in het onderhavige verzoek tot wraking door verzoeker geen feiten of omstandigheden zijn gesteld waaruit zou kunnen worden afgeleid dat er sprake is van subjectieve partijdigheid. De wrakingskamer zal dan ook enkel beoordelen of er sprake geweest kan zijn van objectieve partijdigheid.
4.3.
Ten aanzien van het objectieve criterium wordt het navolgende overwogen.
4.3.1.
De door verzoeker aangevoerde grond die tot het wrakingsverzoek heeft geleid ziet op een procesbeslissing, - de weigering van de rechter-commissaris om de zaak naar een andere rechtbank te verwijzen - die in beginsel geen feiten of omstandigheden oplevert waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Dat kan anders zijn indien een aangevochten procesbeslissing zozeer onbegrijpelijk is, dat daarvoor redelijkerwijs geen andere verklaring te geven is dan dat die beslissing door vooringenomenheid is ingegeven en een dergelijke beslissing of de motivering daarvan een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat de rechter jegens een partij een vooringenomenheid koestert althans dat de bij een partij dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is. In de beslissing van de rechter-commissaris om het getuigenverhoor in de onderliggende strafzaak niet naar een andere rechtbank te verwijzen, ziet de wrakingskamer geen aanwijzing voor vooringenomenheid van de rechter, laat staan een zwaarwegende aanwijzing.
4.3.2.
Datzelfde geldt ook ten aanzien van de beslissing van de rechter-commissaris om de getuigenverhoren in te plannen op genoemde datum en tijdstip. Uit het e-mailverkeer blijkt dat verzoeker niet tijdig heeft gereageerd op het verzoek van het kabinet RC om aan te geven of hij beschikbaar is voor het getuigenverhoor van een vijftal getuigen op maandagmiddag 15 juni 2015. Verzoeker is aldus vooraf geïnformeerd omtrent het aantal te horen getuigen en is voldoende in de gelegenheid gesteld zijn verhindering vooraf kenbaar te maken. De omstandigheid dat verzoeker niet tijdig heeft gereageerd op het verzoek van het kabinet RC dient voor zijn risico te blijven. Ook nu is er sprake van een processuele beslissing die niet getuigt van vooringenomenheid.
4.3.3.
Voor het overige heeft verzoeker geen feiten of omstandigheden gesteld die zouden moeten leiden tot de conclusie dat er gronden zijn voor het aannemen van objectiveerbare partijdigheid of een objectiveerbare schijn van partijdigheid bij de rechter. Op grond van het bovenstaande is de wrakingskamer van oordeel dat het wrakingsverzoek ongegrond is en daarom moet worden afgewezen.
5. Nu het de wrakingskamer ambtshalve bekend is dat mr. Graus eerder wrakingsverzoeken heeft ingediend die hun grondslag vinden in processuele beslissingen, zonder dat de wrakingskamer in één van die zaken enige aanwijzing heeft gezien die zou kunnen leiden tot de toewijzing van een wrakingsverzoek, en bovendien mr. Graus ter terechtzitting te kennen heeft gegeven dat zijn verzoek mede ook is ingegeven door zijn vrees dat hij geen eerlijk proces kan krijgen binnen de rechtbank Limburg zal de wrakingskamer voorts bepalen dat verdere wrakingsverzoeken van mr. Graus (namens zijn cliënten), waarbij hij geen gronden aandraagt die zien op gedragingen, uitlatingen dan wel andere feiten en omstandigheden die moeten worden toegerekend aan de behandelend rechter(s) niet meer in behandeling worden genomen.

6.Beslissing

De wrakingskamer van de rechtbank:
  • wijst het verzoek tot wraking van mr. M.M. Beije af;
  • bepaalt, dat verdere wrakingsverzoeken van verzoeker (namens zijn cliënten), voor zover deze zien op beslissingen van processuele aard, niet meer in behandeling worden genomen.
Deze beslissing is gegeven door mrs. P.J.M. Bruijnzeels, voorzitter, E.V.L. Heuts en F.A.G.M. Vluggen, leden, bijgestaan door P.J.C. Hendriks als griffier en uitgesproken op 30 september 2015.