ECLI:NL:RBLIM:2015:8840

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
6 oktober 2015
Publicatiedatum
22 oktober 2015
Zaaknummer
03/211897 / HA RK 15-222
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van rechters in jeugdstrafzaken op basis van processuele gronden

Op 6 oktober 2015 heeft mr. P.M.J. Graus, advocaat te Heerlen, een wrakingsverzoek ingediend tegen de rechters van de meervoudige kamer voor de behandeling van jeugdstrafzaken van de Rechtbank Limburg, bestaande uit mrs. C.M.J. van den Acker, P.H.J. Frénay en M.B.T.G. Steeghs. Dit verzoek werd gedaan tijdens een achter gesloten deuren gehouden terechtzitting. De rechters hebben niet ingestemd met het verzoek en hebben een gezamenlijke schriftelijke reactie ingediend. De wrakingskamer heeft het verzoek op dezelfde dag behandeld, maar mr. Graus en de rechters zijn niet verschenen. Namens het Openbaar Ministerie was mr. D.J.M.M. Weymar aanwezig.

De wrakingskamer heeft de procedure en de gronden van het wrakingsverzoek beoordeeld. Het verzoek was gebaseerd op verschillende gronden, waaronder eerdere beslissingen van de wrakingskamer en de persoonlijke instelling van de rechters. De wrakingskamer heeft vastgesteld dat de eerste wrakingsgrond niet in behandeling kon worden genomen, omdat deze betrekking had op een beslissing van processuele aard die al eerder was behandeld. De andere gronden waren ook niet ontvankelijk, omdat deze al eerder waren ingediend in een ander wrakingsverzoek.

Uiteindelijk heeft de wrakingskamer het verzoek tot wraking afgewezen, omdat de gronden niet objectief gerechtvaardigd waren. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verzoeker niet ontvankelijk was voor de wrakingsgronden en dat het verzoek op basis van de tweede grond ongegrond was. De beslissing is openbaar uitgesproken op 6 oktober 2015, en tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Wrakingskamer
Datum uitspraak : 6 oktober 20152015
Zaaknummer : 03/211897/ HA RK 15-222
Beslissing van de meervoudige kamer, belast met de behandeling van wrakingszaken
in de zaak van
[verzoeker] ,
wonende te [woonplaats verzoeker] , verzoeker,
advocaat mr. P.M.J. Graus, advocaat te Heerlen,
indiener van een verzoek dat strekt tot de wraking van de meervoudige kamer voor de behandeling van jeugdstrafzaken van deze rechtbank, bestaande uit:
- mr. drs. C.M.J. van den Acker, voorzitter
- mr. P.H.J. Frénay
- mr. M.B.T.G. Steeghs, leden, rechters bij de rechtbank Limburg.

1.Het verloop van de procedure

Op 6 oktober 2015 heeft mr. Graus tijdens de achter gesloten deuren gehouden terechtzitting de meervoudige kamer voor de behandeling van jeugdstrafzaken, mrs. C.M.J. van den Acker, P.H.J. Frénay en M.B.T.G. Steeghs, rechters bij deze rechtbank, (andermaal) gewraakt.
De rechters hebben niet in het verzoek berust. Zij hebben een gezamenlijke schriftelijke reactie ingediend.
Het verzoek is behandeld ter zitting van de wrakingskamer op 6 oktober 2015. Mr. Graus is op 6 oktober 2015 rond 15.50 uur door de griffier van de wrakingskamer in kennis gesteld van het feit dat de wrakingskamer het wrakingsverzoek diezelfde dag rond 16.30 uur zou behandelen. Mr. Graus heeft daarop de griffier medegedeeld dat hij andere afspraken had en dat hij niet op de zitting van de wrakingskamer kon wachten. Mr. Graus heeft kort daarna het gerechtsbouw te Roermond verlaten.
De behandeling van het verzoek heeft vervolgens plaatsgehad ter zitting van de wrakingskamer op 6 oktober 2015, waar verzoeker noch mr. Graus zijn verschenen.
De rechters, mrs. Van den Acker, Frénay en Steeghs zijn evenmin verschenen. Namens het OM is verschenen mr. D.J.M.M. Weymar, officier van justitie.

2.De beoordeling

Wraking is het middel dat de verdachte in het strafproces ten dienste staat om het hem
– onder meer ingevolge artikel 6, eerste lid, van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: EVRM) – toekomende recht op behandeling van zijn strafzaak door een onpartijdige rechter af te dwingen. Gelet op het bepaalde in artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) is wraking mogelijk van elk van de rechters die een zaak behandelen, op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Dit criterium dient uitgelegd te worden tegen de achtergrond van het bepaalde in artikel 6 van het EVRM en de jurisprudentie van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (hierna: EHRM).
Van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden, kan in de eerste plaats sprake zijn in verband met de persoonlijke instelling van de te wraken rechter (de partijdigheid in subjectieve zin). Voor dat geval heeft als uitgangspunt te gelden dat de rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, totdat het tegendeel komt vast te staan.
Daarnaast is wraking mogelijk als controleerbare feiten en omstandigheden, los van de persoonlijke instelling en het gedrag van de rechter, een partij grond geven te vrezen dat de rechter niet onpartijdig is (de partijdigheid in objectieve zin). In dat verband is de overtuiging van de verzoeker ten aanzien van veronderstelde partijdigheid van de rechter weliswaar relevant, maar is doorslaggevend of de twijfel aan de onpartijdigheid objectief gerechtvaardigd is (vergelijk het arrest van het EHRM van 15 februari 2007, NJ 2007, 536).
Uit het proces-verbaal van de terechtzitting van 6 oktober 2015 blijkt dat verzoeker zijn wrakingsverzoek gebaseerd heeft op - samengevat - de navolgende gronden:
Het ten onrechte niet toestaan van het maken van audio-opnames door de raadsman, terwijl sprake is van eerdere foute weergaves in het proces-verbaal van de terechtzitting van 10 maart 2015.
Er is sprake van een zwartboek van 1 juli 2015 waarin rechters van deze rechtbank klagen bij de deken over deze raadsman.
De vrije raadsmankeuze is door de rechtbank met voeten getreden.
In het bijzonder mr. Frénay heeft geklaagd bij de president en heeft op schandelijke wijze een privézaak van mr. Graus behandeld.
In zijn algemeenheid is duidelijk dat verdachte geen enkele kans heeft op een eerlijk proces bij deze rechtbank. Deze rechtbank heeft dit proces kapot gemaakt. Mr. Graus vertrouwt de rechtbank voor geen cent.
Ten aanzien van de eerste wrakingsgrond overweegt de wrakingskamer dat in de beslissing op het wrakingsverzoek van verzoeker van 30 september 2015 (zaaknummer 03/208488 / HA RK 15-153) door de wrakingskamer is beslist dat verdere wrakingsverzoeken van mr. Graus (namens zijn cliënten), voor zover deze zien op beslissingen van processuele aard, niet meer in behandeling worden genomen. Aangezien de eerste wrakingsgrond ziet op een dergelijke beslissing van processuele aard zal het verzoek op die grond niet in behandeling worden genomen en zal verzoeker in zoverre niet ontvankelijk worden verklaard.
Ten aanzien van de gronden, hiervoor vermeld onder punt 3, 4 en 5, overweegt de wrakingskamer dat verzoeker op grond van het bepaalde in artikel 513 lid 4 Sv niet ontvankelijk zal worden verklaard, nu deze gronden reeds aan een eerder ingediend wrakingsverzoek (van 10 maart 2015) ten grondslag zijn gelegd. Nu het in casu een verzoek om wraking van dezelfde rechters (in dezelfde strafzaak) betreft en er geen feiten of omstandigheden worden voorgedragen die pas na het eerdere verzoek aan verzoeker bekend zijn geworden, zal het verzoek ook op deze gronden niet in behandeling worden genomen en zal verzoeker dientengevolge ook in zoverre niet ontvankelijk worden verklaard.
Resteert de wrakingsgrond genoemd onder 2. De wrakingskamer zal het verzoek op deze grond ongegrond verklaren, nu het wrakingsverzoek op dit punt is gericht tegen niet met name genoemde “rechters van deze rechtbank”. Wraking is op grond van artikel 4.3. van het wrakingsprotocol rechtbank Limburg uitsluitend mogelijk van rechter(s) die een zaak behandelt (behandelen). Nu deze wrakingsgrond gericht is tegen meerdere rechters, niet in hun hoedanigheid van zaaksrechter, zal het wrakingsverzoek op dit punt ongegrond worden verklaard en zal het verzoek in zoverre worden afgewezen.

3.De beslissing

De rechtbank:
verklaart verzoeker niet ontvankelijk voor zover het verzoek gebaseerd is op de wrakingsgronden genoemd onder 1, 3, 4 en 5,
wijst het verzoek tot wraking – voor zover gebaseerd op de wrakingsgrond genoemd onder 2 - af.
Deze beslissing is gegeven door mr. R.M.M. Kleijkers, voorzitter, mr. J.W. Rijksen en mr. V.P. van Deventer, leden, in aanwezigheid van P.J.C. Hendriks, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 6 oktober 2015.
Tegen de beslissing van de wrakingskamer staat geen rechtsmiddel open.