3.3Het oordeel van de rechtbank
Door getuigen van het voorval zijn verklaringen afgelegd. De rechtbank noemt de meest relevante getuigen:
- [slachtoffer 1] stond buiten op het terras en zag een auto voor de [naam café] staan. De auto kwam op hem ingereden en hij voelde dat de auto tegen zijn bovenbeen aan kwam en dat hij op de motorkap viel. Vervolgens zag hij dat de auto wegreed.
- [slachtoffer 2] zat op het terras. Zij is opgestaan en naar ene [slachtoffer 3] en [slachtoffer 1] gelopen. Meteen daarna voelde zij dat zij op de grond lag. Toen zij opkeek zag zij dat [slachtoffer 1] op de motorkap lag van een auto. Zij stond op en zag dat de auto vermoedelijk tegen een tafeltje van het terras was gereden waardoor de tafel tegen haar en [slachtoffer 3] is gevallen en zij daardoor ten val zijn gekomen. Zij heeft de auto niet gezien toen deze het terras opreed. Zij zag dat de auto achteruit terug de weg opreed.
- [echtgenoot slachtoffer 2] , de echtgenoot van [slachtoffer 2] , zat eveneens op het terras. Hij zag dat een auto achteruit reed en draaide, zodat deze met de voorzijde in de richting van het terras kwam te staan. Hij hoorde dat het toerental van de auto enorm toenam en zag dat de auto met hoge snelheid in de richting van het terras reed. Zijn vrouw is aan de voet geraakt door de auto en [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] werden vol aangereden. Hij zag dat [slachtoffer 1] hierdoor op de motorkap van de Ford terecht kwam en [slachtoffer 3] vloog tussen de tafels en stoelen. Daarna reed de auto weer achteruit het terras af. Hij is naar de auto gelopen. Hij zag dat het raampje van het voorportier aan de bijrijderszijde geopend was en dat de bestuurster enorm zat te krijsen. Hij heeft daarop zijn bovenlichaam door het geopende portierraam gestoken om de auto te laten stoppen. De bestuurster gaf daarna vol gas waardoor hij besloot niet in de auto te blijven.
- [getuige 1] zat op het terras toen er ruzie ontstond. Hij hoorde dat de bestuurster van een auto hysterisch aan het schreeuwen was. Die auto stond geparkeerd voor de deur van De [naam café] op de straat. Hij zag dat de auto een stuk achteruit reed. Hij zag dat de bestuurster vervolgens instuurde richting terras en vol gas het terras opreed. Hij zag dat een van de twee jongens geraakt werd door de auto en op de motorkap belandde. Hij zag dat [slachtoffer 2] en de andere jongens ook werden geraakt door de auto.
- [getuige 2] heeft verklaard dat dat er ruzie ontstond. Hij zag de auto snel achteruit zetten. Meteen daarna zag hij dat de auto in één lijn het terras opreed en voordat hij optrok accelereerde. Hij zag dat [slachtoffer 1] op de motorkap lag. Hij zag dat [echtgenoot slachtoffer 2] op veilige afstand stond te schreeuwen richting de auto.
- [getuige 3] zag dat er voor het terras een auto op de weg stond. Hij zag dat de auto eerst achteruit zette en toen met een behoorlijke snelheid vooruit het terras opreed. Hij zag dat de auto weer achteruit het terras afreed.
- Twee anonieme getuigen hebben verklaard dat zij naast het terras een auto hebben zien staan en zagen dat deze naar achteren reed. Zij hoorden dat de bestuurder gas gaf en zagen dat de auto vol gas vooruit reed. De auto reed het terras op tegen een planten bak aan. Een man met een wit T-shirt viel. Deze man zou met stoelen gegooid hebben, luid hebben geschreeuwd en non-verbaal druk zijn. De man riep met luide stem tegen de bestuurder van de personenauto.
Verdachte heeft verklaard dat zij samen met haar vriend en haar broer met de auto naar de [naam café] waren gegaan, omdat haar broer eerder die dag zijn telefoon daar had vergeten. Aldaar aangekomen is zij in de auto blijven zitten en haar broer en haar vriend zijn het café binnen gegaan. Omdat het lang duurde heeft zij op een gegeven moment de auto voor het terras geplaatst en de motor laten lopen. Op het terras voor het café ontstond enige tijd later tumult. Er werd tegen haar geschreeuwd en er werd een terrasstoel op de motorkap van de auto gegooid. Een voor haar onbekende man stak vervolgens zijn hoofd en bovenlijf door het raam aan de passagierszijde. Verdachte was in paniek en dacht alleen maar dat zij weg wilde. Zij is achteruit gereden om vrij baan te hebben en vooruit weg te kunnen rijden. Vervolgens heeft zij wellicht het gaspedaal in plaats van de koppeling ingedrukt. Waarschijnlijk heeft zij met een voorwiel de hoge stoeprand voor het terras geraakt waardoor het stuur omsloeg en de auto het terras is opgereden.
In de bovenstaande getuigenverklaringen is af te leiden dat de auto waarin verdachte zat, aanvankelijk voor het terras stond en dat verdachte (enorm) schreeuwde. Dit past bij de verklaring van verdachte dat zij in paniek was. Dat er met terrasstoelen werd gegooid wordt eveneens door getuigen bevestigd. De verklaring van verdachte dat een man zijn hoofd en bovenlijf door het raam aan de passagierszijde stak vóórdat zij in paniek wegreed, wordt door geen van de getuigen bevestigd. Wel verklaart de getuige [echtgenoot slachtoffer 2] dat hij nádat verdachte het terras was opgereden zijn bovenlichaam door het geopende portierraam had gestoken, maar ook deze versie vindt geen bevestiging in de verklaringen van diverse getuigen die over het wegrijden van de auto hebben verklaard.
Alles overziend is de rechtbank van oordeel dat geen van de verklaringen van de getuigen, afzonderlijk, noch in onderlinge samenhang, dusdanig is dat hierdoor de verklaring van verdachte in voldoende mate weersproken wordt om wettig en overtuigend bewezen te kunnen verklaren dat verdachte opzettelijk met de auto het terras is opgereden. Vast staat immers enkel dat de motor van de auto hoge toeren maakte en dat deze vervolgens het terras opreed. Daardoor wordt de lezing van verdachte, dat zij in paniek de controle over de auto kwijtraakte waarna deze het terras opschoot, niet ontkracht. Daarbij komt dat de auto is gereden in de richting van de groep waarin zich een ruzie afspeelde. Bij deze groep bevond zich ook haar broer. Zou verdachte bewust de auto het terras opgestuurd hebben, dan zou zij dus willens en wetens ook de aanmerkelijke kans aanvaard hebben dat zij haar broer zou aanrijden. Daarvoor bestaat geen enkele aanwijzing.
Nu het opzet niet bewezen kan worden, ook niet in voorwaardelijke zin, moet verdachte zowel van het primair als van het subsidiair tenlastegelegde worden vrijgesproken.