ECLI:NL:RBLIM:2015:8770
Rechtbank Limburg
- Eerste aanleg - meervoudig
- J.S. Holthuis
- B.G.L. van der Aa
- C.G.A. Wouters
- Rechtspraak.nl
Vernietiging van collectieve horeca-ontzegging en niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in vervolging
In deze zaak heeft de rechtbank Limburg op 20 oktober 2015 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die in 2014 een collectieve horeca-ontzegging had gekregen voor vrijwel alle cafés in Sittard voor de duur van twee jaar. De verdachte is in 2015 desondanks in een van die cafés geweest, wat leidde tot vervolging voor wederrechtelijk binnentreden in een besloten lokaal, zoals vastgelegd in artikel 138 van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank oordeelt dat de collectieve horeca-ontzegging substantiële gebreken vertoont. De rechtbank stelt vast dat niet duidelijk is waarom de verdachte een ontzegging van twee jaar heeft gekregen voor een relatief futiele overtreding. Bovendien is in de ontzegging niet vermeld waarom deze aan de verdachte is opgelegd. Hierdoor heeft de officier van justitie de beginselen van een behoorlijke procesorde geschonden door de verdachte te vervolgen. De rechtbank verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk in de vervolging, omdat verdere vervolging geen strafrechtelijk relevant doel dient.
De zaak is inhoudelijk behandeld op zittingen op 26 juni 2015 en 6 oktober 2015, waarbij de verdachte en zijn raadsman aanwezig waren. De rechtbank heeft vastgesteld dat de tenlastelegging onder meer inhoudt dat de verdachte wederrechtelijk is binnengedrongen in een horecagelegenheid en dat hij een bedrijfsbeveiliger heeft mishandeld. De rechtbank oordeelt dat de verdachte moet worden vrijgesproken van de mishandeling, omdat niet is komen vast te staan dat hij opzet had op het mishandelen van de bedrijfsbeveiliger. De rechtbank concludeert dat de niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie ten aanzien van feit 1 en de vrijspraak van feit 2 gerechtvaardigd zijn.