Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.De procedure
2. De feiten
26 mei 2014 werkzaam als medewerker assemblage verpakkingen. Het assembleren van kabelbomen behoorde in ieder geval tot de werkzaamheden van [eiser] . Op laatstgenoemde arbeidsovereenkomst is de CAO voor de Sociale Werkvoorziening (hierna: cao) van toepassing.
11 november 2014 een deskundigenoordeel bij het UWV aangevraagd waarin hij een oordeel wenst over de vraag of hij vier uur per dag zijn eigen werk kan uitvoeren. De arbeidsdeskundige van het UWV heeft in zijn deskundigenoordeel d.d. 9 december 2014 geoordeeld dat hij de door de werkgever aangeboden arbeid passend acht.
3.Het geschil
7 september 2015 (overgelegd als productie 13 bij exploot van dagvaarding). In de ogen van [eiser] is de betaling van het loon (over diverse periodes) onterecht door WOZL stopgezet. Voor de verdere onderbouwing van de grondslag van de vorderingen van [eiser] wordt verwezen naar het exploot van dagvaarding en de ter zitting gegeven toelichting. Op de stellingen van [eiser] zal hierna, voor zover nodig, nader worden ingegaan.
4.De beoordeling
9 december 2014 als dat van 28 april 2015 is geoordeeld dat de door WOZL aan [eiser] aangeboden arbeid passend wordt geacht. Uit het deskundigenoordeel van 28 april 2015 blijkt dat in dat deskundigenoordeel rekening is gehouden met de door [eiser] gestelde toegenomen klachten. De uitkomst van een nieuw deskundigenoordeel laat zich dan ook raden, nu de medische situatie van [eiser] ten opzichte van 28 april 2015 niet wezenlijk is veranderd. Onder deze omstandigheden is de kantonrechter van oordeel dat in redelijkheid niet van [eiser] kon worden gevergd om in deze procedure een nieuw deskundigenoordeel als bedoeld in art. 7:629a lid 2 BW te overleggen. Het verweer van WOZL op dit punt wordt gepasseerd.
verwachtdat [eiser] de fysiek belastende activiteiten moeilijk of niet kan uitvoeren. Deze verwachting is – anders dan het deskundigenoordeel van het UWV – geen oordeel over de vraag of de werkzaamheden van [eiser] passend zijn of dat hij in staat wordt geacht om die werkzaamheden te verrichten. Voorts wordt vastgesteld dat uit de verklaring van de revalidatiearts niet volgt dat zittend werk moet worden vermeden, terwijl [eiser] zelf bij herhaling heeft gesteld dat vooral een (langdurige) zithouding te belastend voor hem is.
13 februari 2015 tot en met 29 april 2015 stop te zetten.
wsw-indicatie heeft maakt dat niet anders: WOZL heeft – zoals ook van haar als goed werkgeefster mocht worden gevergd – voldoende zorg betracht en [eiser] herhaaldelijk op de consequenties gewezen indien hij bleef volharden in zijn weigering om aangepaste werkzaamheden te verrichten. Die opstelling komt voor risico van [eiser] .