ECLI:NL:RBLIM:2015:8688

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
9 oktober 2015
Publicatiedatum
16 oktober 2015
Zaaknummer
659208%
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring van winkelinbraken en bezit van amfetamine met gevangenisstraf als gevolg

Op 9 oktober 2015 heeft de Rechtbank Limburg in Maastricht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van meerdere winkelinbraken en het bezit van amfetamine. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding voor bepaalde feiten nietig was, omdat de tenlastelegging niet duidelijk was. De verdachte werd beschuldigd van het samen met een ander plegen van twee winkelinbraken en het opzettelijk aanwezig hebben van ongeveer 1035 gram amfetamine. Tijdens de zitting op 25 september 2015 heeft de verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr. A.C.J. Lina, zijn standpunt toegelicht. De officier van justitie heeft bewijs gepresenteerd, waaronder camerabeelden en getuigenverklaringen, die de betrokkenheid van de verdachte bij de inbraken en het bezit van drugs aantoonden.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig was aan de inbraken en het bezit van amfetamine. De rechtbank achtte de feiten ernstig, vooral gezien de impact op de slachtoffers en de maatschappelijke gevolgen van het bezit van harddrugs. De verdachte had eerder al strafbare feiten gepleegd en was in de gelegenheid gesteld om zijn leven te beteren, maar had deze kans niet benut. Daarom werd een gevangenisstraf van 12 maanden opgelegd, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest had doorgebracht. De rechtbank gelastte ook de teruggave van in beslag genomen goederen aan de rechtmatige eigenaren.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer: 03/659208-15
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 9 oktober 2015
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboortegegevens] ,
wonende te [adresgegevens] ,
gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Zuid Oost, Huis van Bewaring te Roermond.
De verdachte wordt bijgestaan door mr. A.C.J. Lina, advocaat, kantoorhoudende te Venlo.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 25 september 2015. De verdachte en zijn raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
Feit 1:samen met een ander twee winkelinbraken heeft gepleegd;
Feit 2:samen met een ander heeft geprobeerd een winkelinbraak te plegen;
Feit 3 :samen met een ander heeft geprobeerd een winkelinbraak te plegen dan wel een deur heeft beschadigd;
Feit 4:samen met een ander in het bezit was van ongeveer 1035 gram amfetamine.

3.De voorvragen

De geldigheid van de dagvaarding
Ten aanzien van de feiten 2 en 3 primair
Onder de feiten 2 en 3 primair heeft de officier van justitie kennelijk bedoeld ten laste te leggen dat verdachte tezamen en in vereniging met een ander heeft geprobeerd een winkelinbraak te plegen bij respectievelijk de tweedehandskledingwinkel [naam bedrijf 1] en [naam bedrijf 2] . De officier van justitie heeft evenwel verzuimd een beschrijving te geven van wat de verdachte daartoe precies zou hebben gedaan, zodat in de tenlastelegging niet duidelijk is wat de rechtbank zal dienen te bewijzen. Aldus is niet voldaan aan het bepaalde in artikel 261 van het Weboek van Strafvordering. Daarmee is de dagvaarding met betrekking tot de feiten 2 en 3 primair nietig.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de feiten 1, 2, 3 primair en 4 wettig en overtuigend bewezen zijn, met dien verstande dat de verdachte de in feit 1 genoemde winkelinbraak bij [naam bedrijf 3] en de in feit 3 primair genoemde poging tot inbraak bij [naam bedrijf 2] heeft medegepleegd.
De officier van justitie heeft zijn oordeel inzake de feiten 1, 2, 3 primair en 4 gebaseerd op de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting. Ter zake van het medeplegen van de winkelinbraak bij [naam bedrijf 3] heeft de officier van justitie zijn oordeel voorts gebaseerd op de getuigenverklaring van [naam getuige] alsmede op de camerabeelden. Ter zake van het medeplegen van de poging tot inbraak bij [naam bedrijf 2] heeft de officier van justitie zijn oordeel voorts gebaseerd op de camerabeelden.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich ter zake van de feiten 1, 2, 3 primair en 4 op het standpunt gesteld dat de feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard. Ter zake van de onder feit 1 ten laste gelegde diefstal bij [naam bedrijf 4] van een geldbedrag ter hoogte van
€ 400,- stelt de raadsman zich op het standpunt dat slechts bewezen kan worden verklaard dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de diefstal van een geldbedrag van € 120,-. De raadsman wijst in dit verband naar de verklaring van verdachte ter terechtzitting.
4.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
In de nacht van 20 mei 2015 zijn drie (pogingen tot) inbraken gepleegd in Echt, welke aan de verdachte ten laste zijn gelegd onder de feiten 1 en 3. De rechtbank zal, gelet op de onderlinge samenhang, de feiten 1 en 3 gezamenlijk behandelen.
Ten aanzien van feit 1
De rechtbank acht de aan verdachte tenlastegelegde inbraak bij [naam bedrijf 3] wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting; [2]
- de aangifte van [naam aangever 1] . [3]
De rechtbank acht de aan verdachte tenlastegelegde inbraak bij [naam bedrijf 4] wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting; [4]
- de aangifte van [naam aangever 2] . [5]
Geldbedrag
Aan verdachte is ten laste gelegd dat hij samen met een ander bij [naam bedrijf 4] een geldbedrag ter hoogte van ongeveer € 400,- heeft weggenomen.
De eigenaar van [naam bedrijf 4] , te weten [naam aangever 2] , is op 20 mei 2015 door de politie gehoord. [naam aangever 2] heeft tijdens dit verhoor verklaard dat bij de inbraak een geldbedrag ter hoogte van ongeveer € 400,- is weggenomen.
Verdachte heeft ter zitting verklaard een geldbedrag ter hoogte van € 120,- te hebben weggenomen. Tijdens de insluitingsfouillering van verdachte door de politie werd € 120,26 onder verdachte aangetroffen. [6]
De rechtbank stelt op grond van de verklaring van verdachte ter terechtzitting en de kennisgeving van inbeslagneming vast dat verdachte bij de inbraak bij [naam bedrijf 4] een geldbedrag van € 120,- heeft weggenomen. De rechtbank zal verdachte vrijspreken van het meer of anders tenlastegelegde.
Ten aanzien van feit 3 subsidiair
De rechtbank acht de aan verdachte tenlastegelegde beschadiging van een deur wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting; [7]
- de aangifte van [naam aangever 3] . [8]
Medeplegen ten aanzien van de feiten 1 en 3 subsidiair
Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit de bewijsmiddelen ten aanzien van de feiten 1 en 3 subsidiair, in onderlinge samenhang bezien, dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een tweetal winkelinbraken en de beschadiging van een deur. De vraag die dan beantwoording behoeft, is of de verdachte als medepleger moet worden gezien.
Van de beschadiging van de deur van [naam bedrijf 2] zijn camerabeelden beschikbaar. Bij het bekijken van de camerabeelden door de politie is bevonden dat om 2:45:47 uur een persoon dichtbij de schuifdeur van de bloemisterij staat. Om 2:46:16 uur komt een tweede persoon aanlopen. De verbalisant zag dat deze persoon een lichte kleur trui droeg. [9]
De getuige [naam getuige] (hierna te noemen: [naam getuige] ) heeft verklaard dat hij op 20 mei 2015, omstreeks 03:15 uur, aanwezig was in zijn woning aan de [adresgegevens getuige] . Hij hoorde een hard geluid op de [adresgegevens getuige] en keek naar buiten. Hij zag toen twee personen staan bij de voordeur van [naam bedrijf 3] . [naam getuige] zag dat één persoon met zijn rug tegen deze voordeur aanstond en dat deze persoon met een van zijn voeten schoppende bewegingen maakte in de richting van deze voordeur. Voorts zag [naam getuige] dat een andere persoon gehurkt bij de voordeur zat.
[naam getuige] zag voorts dat beide personen met een voorwerp, dat leek op een koffer, vanaf de voornoemde voordeur naar de overzijde van de [straatnaam] liepen. Aldaar plaatsten de personen het voorwerp bij een boom.
Daarna zag [naam getuige] dat de politie arriveerde. [naam getuige] zag dat één van de twee personen, de kleinere persoon met de grijze trui en het donker krullend haar, achter een van de banken van het terras van [bedrijfsnaam] dook. [naam getuige] zag voorts dat de andere persoon, met de witte trui en het donkerblonde haar, in de richting rende van het [straatnaam] . [10]
Op diezelfde avond werd verdachte op de [straatnaam] , in een onderdoorgang die behoort bij [pandnummer] , achter een vuilniscontainer, door de politie aangehouden. [11] Bij de aanhouding van verdachte zag de verbalisant dat verdachte een witte trui droeg. [12] Achter het voor [bedrijfsnaam] aanwezige houten terrasmeubilair werd medeverdachte [naam medeverdachte] door de politie aangehouden. [13]
Naar aanleiding van de aanhouding van verdachte en de medeverdachte werd de mobiele telefoon van verdachte inbeslaggenomen. [14] De aanwezige data in het telefoontoestel en de simkaart zijn zo ver als mogelijk uitgelezen. Op 18 en 19 mei 2015 hebben verschillende WhatsApp-conversaties tussen verdachte en zijn medeverdachte plaatsgevonden. In deze conversaties werd onder andere gesproken over
‘crime time’en het meenemen van gereedschap in de vorm van een schroevendraaier. [15]
Uit sporenonderzoek door de politie bij [naam bedrijf 4] blijkt dat vermoedelijk met een schroevendraaier in de sluitnaad van de deur is gewrikt. [16] Uit sporenonderzoek door de politie bij [naam bedrijf 3] blijkt dat vermoedelijk met een schroevendraaier, voorzien van een vouw, aan de buitenzijde in de sponning van de onderste ruit van de dienstdeur is gewrikt. [17] Uit sporenonderzoek door de politie bij [naam bedrijf 2] blijkt dat is gepoogd om de toegangsdeur met een platte schroevendraaier open te breken. [18]
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij de winkelinbraken bij [naam bedrijf 3] en [naam bedrijf 4] heeft gepleegd. Dit geldt eveneens voor de beschadiging van de deur van [naam bedrijf 2] . Verdachte heeft voorts ter terechtzitting verklaard dat hij degene is die door de politie achter de vuilniscontainer is aangehouden en dat hij die avond een witte trui met capuchon droeg.
Uit de bovenstaande getuigenverklaring van [naam getuige] , de beschikbare camerabeelden, de zich in het dossier bevindende WhatsApp-berichten, alsmede uit het feit dat verdachte samen met zijn medeverdachte op de betreffende avond door de politie is aangehouden, in onderlinge samenhang bezien, leidt de rechtbank af dat verdachte samen met een ander een deur van [naam bedrijf 2] heeft beschadigd en de winkelinbraken bij [naam bedrijf 3] en [naam bedrijf 4] heeft gepleegd.
De rechtbank is van oordeel dat uit het handelen van verdachte wel degelijk een bewuste en nauwe samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachte valt af te leiden. Verdachte en zijn medeverdachte hebben reeds op 18 mei 2015 met elkaar gesproken over
‘crime time’en het meenemen van gereedschap, waaronder een schroevendraaier. Uit de camerabeelden van [naam bedrijf 2] blijkt dat verdachte samen met zijn medeverdachte ruim een half uur voor de aanhouding door de politie een deur bij [naam bedrijf 2] heeft beschadigd. Verdachte en zijn medeverdachte zijn na de inbraak bij [naam bedrijf 3] beiden op korte afstand van het [naam bedrijf 3] door de politie aangehouden, op plekken die overeenkomen met de getuigenverklaring van [naam getuige] . Het handelen van verdachte en zijn medeverdachte maakt aldus naar het oordeel van de rechtbank de indruk dermate op elkaar te zijn afgestemd, dat het niet anders kan dat hieraan onderlinge afspraken ten grondslag hebben gelegen. De rechtbank acht het aannemelijk dat sprake is geweest van een zogenaamde strooptocht langs verschillende winkels in Echt.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat sprake is van een zodanig nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachte dat dit moet worden gezien als medeplegen.
Ten aanzien van feit 4
De rechtbank acht het aan verdachte tenlastegelegde tezamen en in vereniging opzettelijk aanwezig hebben van ongeveer 1035 gram amfetamine wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting; [19]
- kennisgeving van inbeslagneming; [20]
- rapport Identificatie van drugs en precursoren van het Nederlands Forensisch Instituut. [21]
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
ten aanzien van feit 1
op 20 mei 2015 te Echt, gemeente Echt-Susteren, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit
- een pand aan de [adresgegevens bedrijf 3] te Echt heeft weggenomen een doos met een computerbeeldscherm, toebehorende aan [naam bedrijf 3] , waarbij verdachte en zijn mededaders zich dat weg te nemen computerbeeldscherm onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak
en
- uit een pand gelegen aan de [adresgegevens bedrijf 4] te Echt heeft weggenomen een geldkassa met inhoud (120 euro), toebehorende aan [naam bedrijf 4] , waarbij verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en die weg te nemen geldkassa met inhoud onder hun bereik hebben gebracht door middel van
braak;
ten aanzien van feit 3 subsidiair
op 20 mei 2015 te Echt, gemeente Echt-Susteren, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, opzettelijk en wederrechtelijk een deur, toebehorende aan [naam bedrijf 2] , heeft beschadigd;
ten aanzien van feit 4
op 23 maart 2015 in de gemeente Venlo, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 1035 gram amfetamine, zijnde amfetamine een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
ten aanzien van feit 1
diefstal gedurende de voor nachtrust bestemde tijd door iemand die zich aldaar buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevindt, door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak, meermalen gepleegd
ten aanzien van feit 3 subsidiair
medeplegen van opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele
aan een ander toebehoort, beschadigen
ten aanzien van feit 4
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder C,
van de Opiumwet gegeven verbod
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

6.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

7.De straf

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht gevorderd aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren, met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarde van reclasseringstoezicht.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de oplegging van een deels voorwaardelijke gevangenisstraf bepleit, waarvan het onvoorwaardelijk deel gelijk dient te worden gesteld aan de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht. Aan het voorwaardelijk deel van de gevangenisstraf dient de bijzondere voorwaarde van reclasseringstoezicht te worden gekoppeld.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan een tweetal winkelinbraken en de beschadiging van een deur. Daarbij heeft verdachte samen met een ander ongeveer 1035 gram amfetamine opzettelijk aanwezig gehad.
De rechtbank rekent verdachte de winkelinbraken zeer aan. Bij de inbraken in de nachtelijke uren is in de winkels forse schade ontstaan. Daarbij heeft verdachte samen met een ander de deur van een winkel beschadigd. Dergelijke feiten hebben veel impact op de slachtoffers en veroorzaken gevoelens van onveiligheid in de maatschappij.
Daarnaast heeft de verdachte harddrugs in zijn woning aanwezig gehad. Het is een feit van algemene bekendheid dat harddrugs grote gevaren opleveren voor de gezondheid van gebruikers.
Voorts heeft de rechtbank acht geslagen op de inhoud van de reclasseringsrapportage en het uittreksel uit het algemeen documentatieregister d.d. 28 juli 2015. Uit het uittreksel blijkt dat verdachte reeds eerder ter zake van vermogensdelicten is veroordeeld.
De rechtbank stelt vast dat verdachte doorgaat met het plegen van strafbare feiten, ook nadat hij de kans heeft gekregen om zijn leven een andere wending te geven toen hij tot een deels voorwaardelijke straf werd veroordeeld met verplicht reclasseringscontact. Gelet op deze omstandigheden is er geen aanleiding de straf te matigen of te bepalen dat deze geheel of gedeeltelijk onder voorwaarden niet ten uitvoer wordt gelegd. De rechtbank acht een langdurige gevangenisstraf passend en geboden, gelet op de ernst van de feiten en gelet op het uittreksel uit de justitiële documentatie.
De rechtbank zal aan verdachte opleggen een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, met aftrek van de duur van het voorarrest.

8.Het beslag

Bij het onderzoek ter terechtzitting is voorts gebleken dat met toepassing van artikel 94 Wetboek van Strafvordering, een schroevendraaier, Adidas sneakers en verscheidene geldbedragen in beslag zijn genomen, te weten € 120,26, € 0,58, € 20,- en € 17,- .
Omdat het belang van strafvordering zich daartegen niet verzet zal de rechtbank de teruggave van € 120,26 gelasten aan de eigenaar van [naam bedrijf 4] . Voorts zal de rechtbank de teruggave van de Adidas sneakers en de geldbedragen ter hoogte van € 0,58, € 20,- en € 17,- gelasten aan degene onder wie deze in beslag zijn genomen.
De rechtbank is voorts van oordeel dat de in beslag genomen schroevendraaier op grond van artikel 353 lid 2 sub c van het Wetboek van Strafvordering dient te worden bewaard ten behoeve van de rechthebbende, nu thans geen persoon als rechthebbende kan worden aangemerkt.

9.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 47, 57, 310, 311 en 350 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

10.De beslissing

De rechtbank:
Dagvaarding nietig
- verklaart de dagvaarding nietig ten aanzien van het onder feit 2 en feit 3 primair tenlastegelegde;
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte voor de feiten 1, 3 subsidiair en 4 tot een
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf
Beslag
- gelast de teruggave van het volgende in beslag genomen voorwerp aan verdachte:
Zie beslagport. 6 1.00 PR Kleding Kl:Grijs
ADIDAS sneakers
609992.
- gelast de teruggave van het volgende in beslag genomen voorwerp aan
[naam aangever 2] , [adresgegevens aangever 2] :
2015093093 1 Geld Nederlands
EUR 120,26 (ibn (20-5-2015)
- gelast de teruggave van de volgende in beslag genomen voorwerpen aan [naam medeverdachte] , [adresgegevens medeverdachte] :
2015093093 2 Geld Nederlands
-
EUR 0,58 (ibn 27-6-2015)
2015093093 3 Geld Nederlands
-
EUR 20,- (ibn 27-6-2015)
2015093093 4 Geld Nederlands
-
EUR 17,- (ibn 20-5-2015)
- gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van het volgende in beslag genomen voorwerp:
Zie beslagport. 5 1.00 STK Schroevendraaier
-
609963.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. van Blaricum, voorzitter, mr. P.H.M. Kuster en
mr. D. Hamers-Aerts, rechters, in tegenwoordigheid van mr. K.J.M. Voncken, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 9 oktober 2015.
Buiten staat
Mr. D. Hamers-Aerts en de griffier zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 20 mei 2015 te Echt, gemeente Echt-Susteren, in elk geval
in het arrondissement Limburg,
gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit
- een pand aan de [adresgegevens bedrijf 3]
heeft weggenomen
een doos met een computerbeeldscherm, in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [naam bedrijf 3] , in
elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders,
waarbij verdachte en/of zijn mededaders zich de toegang tot de plaats
van het misdrijf hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen
computerbeeldscherm onder zijn/haar/hun bereik hebben gebracht door middel van
braak, verbreking en/of inklimming
en/of
- uit een pand gelegen aan de [adresgegevens bedrijf 4]
heeft weggenomen
een geldkassa met inhoud (ongeveer 400 euro), in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [naam bedrijf 4] , in
elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders,
waarbij verdachte en/of zijn mededaders zich de toegang tot de plaats
van het misdrijf hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen
geldkassa met inhoud onder zijn/haar/hun bereik hebben gebracht door middel van
braak, verbreking en/of inklimming;
2.
hij op of omstreeks 20 mei 2015 te Echt, gemeente Echt-Susteren,
in elk geval in het arrondissement Limburg,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit
een pand gelegen aan de [adresgegevens bedrijf 1]
weg te nemen
goederen en/of geld,
geheel of ten dele toebehorende aan [naam bedrijf 1] (een tweedehands kleding winkel),
in elk
geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn
mededaders
en zich daarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of
die/dat weg te nemen goederen en/of geld onder zijn/haar/hun bereik te brengen
door middel van braak, verbreking en/of inklimming,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
hij op of omstreeks 20 mei 2015 te Echt, gemeente Echt-Susteren,
in elk geval in het arrondissement Limburg,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit
een pand gelegen aan de [adresgegevens bedrijf 2]
weg te nemen
goederen en/of geld,
geheel of ten dele toebehorende aan [naam bedrijf 2] , in elk
geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn
mededaders
en zich daarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of
die/dat weg te nemen goederen en/of geld onder zijn/haar/hun bereik te brengen
door middel van braak, verbrekin en/of inklimming,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden, dat:
hij op of omstreeks 20 mei 2015 te Echt, gemeente Echt-Susteren,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk
en wederrechtelijk een deur , in elk geval enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan [naam bedrijf 2] , in elk geval aan een ander of anderen
dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), heeft vernield en/of beschadigd
en/of onbruikbaar gemaakt;
4.
hij op of omstreeks 23 maart 2015 in de gemeente Venlo, in elk geval in het
arrondissement Limburg,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 1035 gram amfetamine, in elk geval
een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine en/of MDA en/of MDMA
en/of N-ethyl MDA (=MDEA), zijnde MDA, MDMA, N-ethyl MDA (=MDEA) en
amfetamine (telkens) een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende
lijst I.
RECHTBANK LIMBURG
Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer: 03/659208-15
Proces-verbaal van de openbare zitting van 9 oktober 2015 in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboortegegevens] ,
wonende te [adresgegevens] ,
gedetineerd in Penitentiaire Inrichting Zuid Oost, Huis van Bewaring te Roermond.
Raadsman is mr. A.C.J. Lina, advocaat, kantoorhoudende te Venlo.
Tegenwoordig:
mr. , rechter,
mr. , officier van justitie,
, griffier.
De rechter doet de zaak uitroepen.
De verdachte is niet in de zittingzaal aanwezig. Ter terechtzitting van 25 september 2015 heeft hij afstand gedaan van zijn recht in persoon bij de uitspraak aanwezig te zijn.
De rechter spreekt het vonnis uit en geeft de verdachte kennis dat hij daartegen binnen veertien dagen hoger beroep kan instellen.
Dit proces-verbaal is vastgesteld en ondertekend door de rechter en de griffier.

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie, eenheid Limburg, proces-verbaalnummer PL-23002015093093, gesloten d.d. 28 juni 2015, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 239 en het proces-verbaal van politie, eenheid Limburg, proces-verbaalnummer
2.Verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting d.d. 25 september 2015.
3.Proces-verbaal van aangifte d.d. 20 mei 2015, pagina’s 36 en 37.
4.Verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting d.d. 25 september 2015.
5.Proces-verbaal van aangifte d.d. 20 mei 2015, pagina’s 6 en 7.
6.Kennisgeving van inbeslagneming d.d. 20 mei 2015, p. 208.
7.Verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting d.d. 25 september 2015.
8.Proces-verbaal van aangifte d.d. 20 mei 2015, pagina’s 38 en 39.
9.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 25 juni 2015, p. 158.
10.Proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 20 mei 2015, p. 166 en 167.
11.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 20 mei 2015, p. 93.
12.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 25 juni 2015, p. 158.
13.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 20 mei 2015, p. 109.
14.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 26 juni 2015, p. 148 tot en met 154.
15.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 26 juni 2015, p. 148 tot en met 154.
16.Proces-verbaal sporenonderzoek d.d. 20 mei 2015, p. 62.
17.Proces-verbaal sporenonderzoek d.d. 20 mei 2015, p. 80.
18.Proces-verbaal sporenonderzoek d.d. 20 mei 2015, p. 88.
19.Verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting d.d. 25 september 2015.
20.Kennisgeving van inbeslagneming d.d. 23 maart 2015, pagina’s 12 tot en met 24.
21.Rapport Identificatie van drugs en precursoren van het Nederlands Forensisch Instituut d.d. 22 mei 2015.