Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.Het verloop van de procedure
2.Standpunt van verzoeker
3.De beoordeling
4.De beslissing
- wijst het eerste verzoek tot wraking af;
- wijst het tweede verzoek tot wraking af.
Rechtbank Limburg
In deze zaak heeft de rechtbank Limburg op 8 oktober 2015 uitspraak gedaan over twee verzoeken tot wraking van rechter mr. P.H.M. Kuster, ingediend door verzoeker, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. B.M. Beg. Het eerste verzoek tot wraking was gebaseerd op de stelling dat de rechter een klacht had ingediend tegen de advocaat van verzoeker, wat volgens de raadsman de onpartijdigheid van de rechter in twijfel trok. Het tweede verzoek betrof de bewering dat de rechter een vals proces-verbaal had opgemaakt van de zitting op 9 september 2015.
De rechtbank heeft beide verzoeken tot wraking afgewezen. In het eerste verzoek oordeelde de wrakingskamer dat de enkele indiening van een klacht door de rechter tegen de advocaat niet voldoende was om te concluderen dat er sprake was van vooringenomenheid. De rechter heeft het recht om zich te beklagen over het gedrag van een advocaat, en er waren geen bijkomende feiten die de vrees voor partijdigheid objectief konden rechtvaardigen.
In het tweede verzoek werd gesteld dat het proces-verbaal niet overeenkwam met de werkelijkheid. De rechtbank concludeerde echter dat de inhoud van het proces-verbaal in essentie overeenkwam met het verslag van de raadsman, en dat er geen objectief gerechtvaardigde vrees voor vooringenomenheid bestond. Beide verzoeken tot wraking werden derhalve afgewezen, en de rechtbank benadrukte het belang van de objectieve beoordeling van de onpartijdigheid van rechters.