Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
wonende te [woonplaats] ,
1.Het verloop van de procedure
2.Standpunt van verzoeker
3.De beoordeling
kanbevelen dat iemand wiens verklaring in verband met de beoordeling van het (familierechtelijke) verzoek van betekenis
kanzijn, wordt opgeroepen om ter zitting te verschijnen. Uit het (hiervoor gecursiveerde) woordgebruik in de wet volgt dat de rechtbank - anders dan in een zaak waarin zij aan een partij een bewijsopdracht heeft gegeven - bij een verzoek als hier aan de orde was een ruime beoordelingsmarge heeft: ten aanzien van de vraag
ofeen verklaring van een door een partij gewenste getuige of informant voor de te nemen beslissing van betekenis kan zijn en
ofhet aangewezen is die persoon op te roepen. Kennelijk hebben de rechters voorafgaand aan de zitting, naar aanleiding van de brief van de advocaat van verzoeker, de inschatting gemaakt dat het horen van [naam gezinsvoogd] niet opportuun was, althans niet zodanig opportuun dat hij door de rechtbank moest worden opgeroepen. Hieruit volgt niet dat de rechters reeds tot het oordeel waren gekomen dat een eventuele verklaring niets ten gunste van verzoeker zou kunnen of mogen toevoegen. Verzoeker is immers in de gelegenheid gesteld [naam gezinsvoogd] zelf mee te nemen naar de zitting en de mogelijkheid dat hij dan toch gehoord zou worden, heeft de rechtbank open gelaten. De reden waarom verzoeker van deze gelegenheid geen gebruik heeft gemaakt - volgens verzoeker was het [naam gezinsvoogd] door Bureau Jeugdzorg verboden - moet de wrakingskamer in het midden laten. Van de rechtbank is in elk geval geen verbod uitgegaan en niet is gebleken dat de rechtbank enig verbod van een derde zou hebben ondersteund.