Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.Het verdere verloop van de procedure
- de brieven van de griffier van 28 september 2015
- de conclusie van het Openbaar Ministerie van 6 oktober 2015
- de brieven van de griffier van 7 oktober 2015.
Rechtbank Limburg
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Limburg op 8 oktober 2015, is een vordering tot ontruiming van een huurwoning afgewezen. De eiser, vertegenwoordigd door mr. R.W. Janssen, had de vordering ingesteld tegen de gedaagde, die als bewindvoerder optreedt over de goederen van een onderbewindgestelde. De kern van de zaak draaide om de vraag of de onderbewindgestelde of derden in de woning overlast hadden veroorzaakt of betrokken waren bij de handel in verdovende middelen.
De kantonrechter heeft in zijn beoordeling gekeken naar de conclusie van het Openbaar Ministerie, die stelde dat er geen bewijs was voor de gestelde overlast of drugshandel. De rechter oordeelde dat de stellingen van de eiser onvoldoende onderbouwd waren en dat er geen meldingen van overlast in de politiesystemen waren geregistreerd. Ook de wijkagent bevestigde dat er geen overlastmeldingen bekend waren.
De kantonrechter concludeerde dat het enkele feit dat de onderbewindgestelde tekort was geschoten in zijn verplichtingen tot klein onderhoud, niet voldoende was om de vordering tot ontruiming te rechtvaardigen. De rechter wees de vordering tot ontruiming af en veroordeelde de eiser in de proceskosten, die aan de zijde van de gedaagde tot dat moment waren begroot op € 600,-. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door mr. E.P. van Unen.