ECLI:NL:RBLIM:2015:8474

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
8 oktober 2015
Publicatiedatum
8 oktober 2015
Zaaknummer
4267966 CV EXPL 15-6329
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • E.P. van Unen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering tot ontruiming huurwoning in kort geding

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Limburg op 8 oktober 2015, is een vordering tot ontruiming van een huurwoning afgewezen. De eiser, vertegenwoordigd door mr. R.W. Janssen, had de vordering ingesteld tegen de gedaagde, die als bewindvoerder optreedt over de goederen van een onderbewindgestelde. De kern van de zaak draaide om de vraag of de onderbewindgestelde of derden in de woning overlast hadden veroorzaakt of betrokken waren bij de handel in verdovende middelen.

De kantonrechter heeft in zijn beoordeling gekeken naar de conclusie van het Openbaar Ministerie, die stelde dat er geen bewijs was voor de gestelde overlast of drugshandel. De rechter oordeelde dat de stellingen van de eiser onvoldoende onderbouwd waren en dat er geen meldingen van overlast in de politiesystemen waren geregistreerd. Ook de wijkagent bevestigde dat er geen overlastmeldingen bekend waren.

De kantonrechter concludeerde dat het enkele feit dat de onderbewindgestelde tekort was geschoten in zijn verplichtingen tot klein onderhoud, niet voldoende was om de vordering tot ontruiming te rechtvaardigen. De rechter wees de vordering tot ontruiming af en veroordeelde de eiser in de proceskosten, die aan de zijde van de gedaagde tot dat moment waren begroot op € 600,-. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door mr. E.P. van Unen.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 4267966 CV EXPL 15-6329
Vonnis in kort geding van 8 oktober 2015
in de zaak van:
[eiser] ,
wonend te [woonplaats] ,
eisende partij,
gemachtigde mr. R.W. Janssen,
tegen:
[naam bewindvoerder] ,
als bewindvoerder werkzaam ten kantore van
BUREAU INKOMENSBEHEER B.V.,
kantoor houdende te Hoensbroek,
in zijn hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen van
[onderbewindgestelde] (geboren op [geboortedatum] ),
wonend [adres] ,
[woonplaats] ,
gedaagde partij,
gemachtigde mr. D.M. Gijzen.
Partijen zullen hierna [eiser] , [onderbewindgestelde] en [gedaagde] q.q. genoemd worden.

1.Het verdere verloop van de procedure

1.1.
Het procesverloop tot 29 juli 2015 blijkt uit het tussenvonnis van die datum.
Het procesverloop daarna blijkt uit:
  • de brieven van de griffier van 28 september 2015
  • de conclusie van het Openbaar Ministerie van 6 oktober 2015
  • de brieven van de griffier van 7 oktober 2015.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

Ontruiming woning
2.1.
Ter beoordeling resteert nog of [onderbewindgestelde] dan wel van zijnentwege in de woning verblijvende derden overlast hebben veroorzaakt dan wel veroorzaken aan omwonenden ofwel handelsactiviteiten hebben ontplooid dan wel ontplooien ter zake van verdovende middelen.
2.2.
Bij het tussenvonnis heeft de kantonrechter overwogen dat [eiser] zijn stellingen omtrent (druggerelateerde) overlast slechts summier heeft onderbouwd. Met instemming van partijen is het Openbaar Ministerie verzocht om een conclusie te nemen inzake overlastsituaties op het adres [adres] te [woonplaats] .
2.3.
Op grond van de conclusie van het Openbaar Ministerie acht de kantonrechter het niet (in de voor toewijzing van een vordering in kort geding vereiste mate) aannemelijk dat [onderbewindgestelde] dan wel van zijnentwege in de woning verblijvende derden overlast hebben veroorzaakt of vanuit de woning in verdovende middelen hebben gehandeld, dan wel dat thans nog doen. Blijkens de conclusie zijn in de politiesystemen geen (druggerelateerde) overlast meldingen geregistreerd. Daarnaast heeft de heer [naam wijkagent] , wijkagent te Kerkrade, aan de Officier van Justitie bevestigd dat hem ook geen overlast meldingen in vorenbedoelde bekend zijn. Anders dan [eiser] ter mondelinge behandeling heeft betoogd, kan er in dit kort geding dan ook niet vanuit worden gegaan dat [onderbewindgestelde] , naast het tekortschieten in zijn verplichting tot klein onderhoud, verder tekort is geschoten in zijn huurdersverplichtingen.
2.4.
De kantonrechter heeft bij het tussenvonnis al overwogen en beslist dat het enkele feit dat [onderbewindgestelde] tekort is geschoten in zijn verplichting tot klein onderhoud, niet het oordeel rechtvaardigt dat de vordering tot ontruiming in een bodemprocedure een zodanige kans van slagen heeft dat daarop in kort geding kan worden vooruit gelopen. In het licht van het voorgaande dient de vordering tot ontruiming dan ook te worden afgewezen.
Proceskosten
2.5.
[eiser] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van deze procedure. De kosten aan de zijde van [gedaagde] q.q. worden tot op heden begroot op € 600,- aan salaris gemachtigde.

3.De beslissing

De kantonrechter
3.1.
wijst de gevorderde veroordeling tot ontruiming af,
3.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten aan de zijde van [gedaagde] q.q. tot op heden begroot op een bedrag van € 600,-.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.P. van Unen en in het openbaar uitgesproken.
type: NG