ECLI:NL:RBLIM:2015:8425

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
6 oktober 2015
Publicatiedatum
7 oktober 2015
Zaaknummer
4446029 CV EXPL 15-8707
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kort geding over ontruiming en uitschrijving uit de gemeentelijke basisadministratie in verband met bewindvoering

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 6 oktober 2015 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een bewindvoerder en een gedaagde die zonder recht of titel in de woning van de onderbewindgestelde verblijft. De eisende partij, vertegenwoordigd door mr. F.G.H.J. Niemarkt, vorderde ontruiming van de woning en uitschrijving uit de gemeentelijke basisadministratie van de gedaagde, die de zus en mantelzorgster van de onderbewindgestelde is. De rechtbank oordeelde dat de gedaagde, door in de woning te verblijven en ingeschreven te staan op het adres, schade toebrengt aan de onderbewindgestelde, die hierdoor gekort wordt op overheidssteun. De rechtbank heeft vastgesteld dat er een spoedeisend belang is bij de vorderingen van de bewindvoerder, omdat het schuldsaneringstraject van de onderbewindgestelde in gevaar komt. De gedaagde heeft verweer gevoerd, maar de rechtbank oordeelde dat de vorderingen tot ontruiming en uitschrijving aannemelijk zijn en dat de gedaagde een termijn tot 31 december 2015 krijgt om de woning te verlaten. De rechtbank heeft de gevorderde dwangsom gematigd en de proceskosten gecompenseerd. Het vonnis is uitgesproken door mr. P. Hoekstra.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 4446029 CV EXPL 15-8707
Vonnis in kort geding van 6 oktober 2015
in de zaak van:
[eiseres],
gevestigd [adres 1] ,
[vestigingsplaats] ,
in hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen van
[onderbewindgestelde],
wonend [adres 2] ,
[woonplaats] ,
eisende partij,
gemachtigde mr. F.G.H.J. Niemarkt,
tegen:
[gedaagde],
wonend [adres 2] ,
[woonplaats] ,
gedaagde partij,
gemachtigde mr. Van Riet.
Partijen zullen hierna [eiseres] , [onderbewindgestelde] en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 22 september 2015
- de mondelinge behandeling van 5 oktober, waarbij zowel eisende als gedaagde partij zijn verschenen.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
De rechtbank heeft bewind ingesteld over alle goederen die toebehoren of zullen toebehoren aan [onderbewindgestelde] , met benoeming van [eiseres] als bewindvoerder.
2.2.
Vanaf september 2014 huurt [onderbewindgestelde] de woning gelegen aan de [adres 2] te [woonplaats] (hierna: de woning). [gedaagde] - de zus (en mantelzorgster) van [onderbewindgestelde] - woont bij laatstgenoemde in en staat in de gemeentelijke basisadministratie ingeschreven op voormeld adres.
2.3.
[onderbewindgestelde] ontvangt ten gevolge van deze inwoning een naar beneden bijgesteld bedrag aan van overheidswege verstrekte gelden (bijstand, toeslagen e.d), hetgeen ertoe leidt dat zij niet onverkort kan voldoen aan de voorwaarden die verbonden zijn aan de wettelijke schuldsaneringsregeling (hierna: WSNP) waartoe zij is toegelaten.
2.4.
De rechter-commissaris heeft [onderbewindgestelde] in de aanloop naar de mondelinge behandeling van dit geschil opgeroepen voor verhoor, teneinde te bezien of enige aanleiding bestaat de schuldsaneringsregeling tussentijds te beëindigen.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert dat de kantonrechter, als voorzieningenrechter, [gedaagde] bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad zal veroordelen:
om binnen twee dagen na betekening van dit vonnis, althans binnen een in goede justitie te bepalen termijn, de woning met al het hare en de haren te ontruimen en te verlaten en onder afgifte der sleutels ter vrije beschikking van [eiseres] te stellen en zich te doen uitschrijven op het onderhavige adres, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 250,- per dag of gedeelte van een dag dat [gedaagde] hiermee in gebreke blijft met een maximum van € 7.500,-;
tot betaling van een bedrag van € 2.653,-, te vermeerderen met de wettelijke rente;
tot betaling van een bedrag van € 470,- voor iedere maand dat [gedaagde] vanaf
oktober 2015 in gebreke blijft met de ontruiming en uitschrijving;
tot betaling van de proceskosten en de nakosten.
3.2.
Aan haar vorderingen legt [eiseres] ten grondslag dat [gedaagde] zonder recht of titel in de woning verblijft. Door tevens op onderhavig adres ingeschreven te staan in de gemeentelijke basisadministratie, veroorzaakt [gedaagde] schade aan de zijde van [eiseres] die voor vergoeding in aanmerking komt. De inschrijving in de gemeentelijke basis-administratie, heeft immers tot gevolg dat [onderbewindgestelde] wordt gekort op diverse gelden die zij van overheidswege ontvangt. Daar het gevaar bestaat dat het schuldsanerings-traject op grond van de WSNP voortijdig wordt opgeheven, doordat er - naar aanleiding van het voorgaande - achterstanden c.q. nieuwe schulden ontstaan, is er een spoedeisend belang bij het gevorderde.
3.3.
[gedaagde] heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover relevant, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Ten aanzien van het door [gedaagde] gevoerde niet-ontvankelijkheidsverweer wordt het navolgende voorop gesteld. Het beheer en de beschikking over de onder bewind staande goederen komt tijdens het bewind niet toe aan de rechthebbende, maar aan de bewindvoerder. De bewindvoerder vertegenwoordigt de rechthebbende tijdens het bewind bij de vervulling van zijn taak dan ook in en buiten rechte (artikel 1:441, eerste lid van het Burgerlijk Wetboek). Hiermee strookt dat de bewindvoerder in een geding over een onder bewind gesteld goed optreedt als formele procespartij ten behoeve van de rechthebbende.
4.2.
Daar de in onderhavig geschil ingestelde vorderingen tot ontruiming en vergoeding van schade een vermogensrechtelijk belang vertegenwoordigen, vormen zij een onderdeel
van de onder bewind gestelde goederen van [onderbewindgestelde] . In het licht van het hiervoor vooropgestelde kan dan ook niet worden geoordeeld dat [eiseres] niet-ontvankelijk is in haar vorderingen.
4.3.
[eiseres] heeft een vordering ingesteld tot het treffen van een voorziening bij voorraad als bedoeld in artikel 254 Rv. Deze vordering is slechts toewijsbaar indien van [eiseres] niet kan worden gevergd dat zij de uitkomst van een bodemprocedure afwacht en voldoende aannemelijk is dat de rechter in een dergelijke procedure op grond van hetzelfde feitencomplex de vorderingen zal toewijzen.
4.4.
Daar de gevorderde voorziening zoals weergegeven onder 3.1. sub a. ertoe strekt een einde te maken aan een voortdurende inbreuk op het eigendomsrecht en het aannemelijk wordt geacht dat het schuldsaneringstraject op grond van de WSNP voortijdig beëindigd wordt bij het voortduren van deze situatie, bestaat er een spoedeisend belang bij de vorde-ringen. Nu [gedaagde] heeft erkend dat zij zonder recht of titel in de woning verblijft, is voorts zodanig aannemelijk dat de vorderingen tot ontruiming en uitschrijving uit de gemeentelijke basisadministratie in een bodemprocedure zullen worden toegewezen, dat het - met inachtneming van het navolgende - gerechtvaardigd is om hierop vooruit te lopen.
4.5.
Het moreel appel dat [gedaagde] op [onderbewindgestelde] doet, kan geen rechts-grond opleveren voor het verblijf van eerstgenoemde in de woning. Ook de omstandigheid dat [gedaagde] zich thans in een financieel moeilijke situatie bevindt kan - hoe verstrek-kend de gevolgen hiervan ook zijn - er niet toe leiden dat de ontruiming op zichzelf naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is.
Voorgaande biedt naar het oordeel van de kantonrechter echter wel voldoende rechtvaar-diging voor het oordeel dat [gedaagde] een ruimere periode dient te worden gegund voor het vinden van vervangende woonruimte. De kantonrechter zal daarom bepalen dat de gevorderde ontruiming en uitschrijving uit de gemeentelijke basisadministratie uiterlijk op 31 december 2015 dienen te geschieden.
4.6.
Daar de wet uit hoofde van artikel 555 e.v. juncto artikel 444 Rv reeds in een dwangmiddel inzake ontruiming voorziet, zal de door [eiseres] in dit kader mede-gevorderde dwangsom worden afgewezen. De kantonrechter ziet, gelet op het voorgaande, aanleiding om de gevorderde dwangsom ter zake de uitschrijving te matigen. Een dwang-som van € 50,- per dag of gedeelte van een dag dat [gedaagde] nalaat zich na 31 december 2015 te doen uitschrijven op onderhavig adres, met een maximum van € 1.000,-, wordt redelijk geacht.
4.7.
Met betrekking tot de vorderingen zoals weergegeven onder 3.1. sub b. en c. wordt voorop gesteld dat bij een voorlopige voorziening bestaande uit de veroordeling tot betaling van een geldsom terughoudendheid op zijn plaats is. Voor toewijzing van een dergelijke vordering is in kort geding plaats, als het bestaan en de omvang van de vordering in hoge mate aannemelijk zijn, terwijl de voorziening voorts uit hoofde van onverwijlde spoed vereist is en het risico van onmogelijkheid van terugbetaling (het restitutierisico), bij afweging van de belangen van partijen, aan toewijzing niet in de weg staat.
4.8.
De vorderingen doorstaan deze toets niet, omdat [eiseres] het bestaan en de omvang van de vordering niet zodanig heeft geadstrueerd, dat thans van toewijzing in een bodemprocedure kan worden uitgegaan. Deze vorderingen zullen derhalve worden afgewezen.
4.9.
De proceskosten zullen worden gecompenseerd op de hierna in het dictum weergegeven wijze.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde] de woning aan de [adres 2] te [woonplaats] , met alle zich daarin van harentwege bevindende personen en zaken, uiterlijk op 31 december 2015 te ontruimen en te verlaten en onder afgifte der sleutels ter vrije beschikking van [eiseres] te stellen,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] zich uiterlijk op 31 december 2015 in de gemeentelijke basisadministratie te doen uitschrijven op voormeld adres, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 50,- per dag of gedeelte van een dag dat [gedaagde] hiermee in gebreke blijft met een maximum van € 1.000,-,
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
compenseert de kosten van deze procedure in die zin dat iedere partij haar eigen kosten draagt,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. Hoekstra en in het openbaar uitgesproken.
type: NG